Ontwikkelingsgeografie
1. meten van welvaart en welzijn
Bij welvaart hebben we het over de rijkdom van een land, bij welzijn hebben we het over de
kwaliteit van het bestaan van het land, ook wel aangeduid als sociale ontwikkeling.
Classificatie van welvaart van de Wereldbank:
o Het BNI staat voor de Bruto Nationaal Inkomen van een land. Alle inkomens van een land
worden dan bij elkaar opgeteld. Er zijn nadelen van het gebruik van de BNI om de welvaart
te meten:
Niet opgenomen: informele sector, ruilhandel, zelfvoorziening;
Laat geen regionale ongelijkheid zien: verschillen tussen gebieden, centrum &
periferie;
Laat geen sociale ongelijkheid zien: verschillen in inkomen tussen mensen, elite &
massa;
Houdt geen rekening met koopkrachtverschillen tussen landen.
o MOL’s zijn de minst ontwikkelde landen, dit zijn 49 landen van de wereld waar speciale
regelingen gelden voor bijvoorbeeld het afbetalen van schulden. Deze landen zijn
economisch kwetsbaar en hebben een zwak menselijk potentieel. De criteria voor een MOL
is een laag bni, lage levensverwachting, hoge geboortecijfer en analfabetismecijfer.
o Relatieve armoede is iemand die arm is binnen de maatstaven van het land zelf. Zo kan
iemand die in de bijstand zit in Nederland als een rijk persoon worden gezien in een arm
land in Afrika. Absolue armoede komt met name in ontwikkelingslanden voor, hierbij leidt
een aanzienlijk deel van de bevolking structureel gebrek, tekort aan inkomsten, voedsel,
huisraad etc.
Classificatie van welzijn van het UNDP:
o Het Human Development Index is een samengestelde ontwikkelingsindicator welke is
ontwikkeld door het United Nations Development Programme. Behalve te kijken naar het
inkomen per hoofd zijn ook andere variabelen meegenomen om het HDI van een land vast
te stellen. Zo wordt er gekeken naar de alfabetiseringsgraad, levensverwachting en aantal
jaren schoolopleiding. Op basis hiervan stelt het UNDP jaarlijks de HDI-rangorde vast.
Door verschillende variabelen te gebruiken kun je een beter beeld schetsen dan alleen naar
het inkomen te kijken, want de gemiddeldes van een inkomen kunnen erg afwijken.
2. inkomensongelijkheid
Regionale ongelijkheid = sociaal-economische verschillen tussen gebieden.
Rijke gebieden noemen we ‘het centrum’, arme gebieden noemen we ‘de periferie’.
Die regionale ongelijkheid kan zich op verschillende ruimtelijke schalen voordoen:
o lokaal: krottenwijken tegenover de villawijken;
o regionaal: platteland tegenover de stad;
o nationaal: centrum (rijk landsdeel) tegenover periferie (arm landsdeel);
o mondiaal: rijke landen tegenover arme landen
Sociale ongelijkheid is ongelijkheid in welvaart en welzijn tussen bewoners binnen een land: de
elite en de massa.
Sociale ongelijkheid heeft drie dimensies:
o economische ongelijkheid = ongelijkheid in inkomen en bezit
o sociale ongelijkheid = ongelijkheid in toegang tot werk, scholing, gezondheid
o politieke ongelijkheid = ongelijkheid in status en macht
, Sociale ongelijkheid vaak het grootst in de ‘emerging economies’ zoals Brazilië, Thailand,
Mexico, Indonesië etc.
voldaan
De Gini-coëfficiënt is een getal waarin de mate van ongelijkheid van ontwikkelingen en
verschijnselen wordt uitgedrukt. Hoe krommer de lijn, des groter de sociale ongelijkheid.
voldaan
voldaan
PPP = Purchasing Power Parity, en is de koopkrachtpariteit, producten en diensten op elkaar
gelijk stellen met de dollar als uitgangspunt. Zo kun je de levensonderhoud in kaart brengen. In
arme landen zijn de prijzen (in de ogen van een Europeaan) lager, je kunt met een dollar meer
kopen.
3. kwaliteit van het bestaan
Doordat er in een land geen geld is voor onderwijs is er sprake van een hoog analfabetisme
cijfer. Een analfabeet is iemand die de vaardigheid in lezen, spellen en schrijven niet of in
onvoldoende mate beheerst. Dit heeft te maken met het feit dat er sprake is van corruptie in
arme landen en het geld niet wordt geïnvesteerd in onderwijs. Het gevolg van iemand met
analfabetisme is:
o Het verliezen van de aansluiting in de maatschappij.
o Analfabeten kunnen moeilijk een opleiding volgen
o Het is slecht voor de economie
o Het kost de overheid veel geld
Kenmerken van een slechte gezondheid, hygiene en ziektes is het hoge zuigelingensterfte, hoog
geboortecijfer, veel ziektes breken uit en breiden zich snel en makkelijk uit. In Afrikaanse landen
ontbreken systemen om budgetten, personeel en voorraden te monitoren. Het gevolg hiervan is
dat de gezondheid duur is doordat de artsen ook geld vragen en veel mensen niet naar de arts
gaan omdat ze geen geld hebben.
Kenmerken, oorzaken en gevolgen van ondervoeding en honger. Kwalitatieve ondervoeding is
eenzijdig voedsel waar je niet voldoende vitaminen, eiwitten etc. binnen krijg. Kwantitatieve
ondervoeding is het hebben van te weinig voedsel, te weinig calorieën per dag.
Er is sprake van een vicieuze cirkel: je bent arm -> daarom moeten kinderen al snel aan het werk
-> kunnen ze niet naar school -> leren ze niet wat nodig is om goed werk te krijgen -> krijgen ze
slecht betaalde banen -> blijven ze arm -> kunnen hun kinderen niet naar school -> enz. De
stijging van de voedselprijzen onderstreept beide vormen van ondervoeding.
Kenmerken, oorzaken en gevolgen van politiek en kwaliteit van het bestuur. Doordat er sprake is
van en patroon-cliënt systeem is er corruptie en een slecht bestuur. Door resource curse is er
een grondstof (bijvoorbeeld olie) die een belangrijk inkomstenbron is. Door machtsmisbruik
kunnen anderen genieten van de inkomsten van de resource curse.
Kenmerken, oorzaken en gevolgen vanonderdrukking en schending van de mensenrechten.