100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Ondernemingsrecht 1 €3,99
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Ondernemingsrecht 1

 19 keer bekeken  0 keer verkocht

Samenvatting van de voorgeschreven stof voor Ondernemingsrecht 1

Voorbeeld 4 van de 32  pagina's

  • 9 januari 2020
  • 32
  • 2018/2019
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (5)
avatar-seller
dchvaleva
Hoofdstuk 3

Geplaatst kapitaal: de som van de nominale bedragen van de bij de oprichting genomen aandelen.

Maatschappelijk kapitaal: het maximum bedrag waarvoor aandelen kunnen worden uitgegeven
zonder statutenwijziging. Bij de BV is een maatschappelijk kapitaal niet verplicht (art. 2:178 lid 1 BW),
bij een NV wel (art. 2:67 lid 1 BW). Wanneer een BV geen maatschappelijk kapitaal heeft, is het
aantal aandelen dat na oprichting uitgegeven kan worden onbeperkt. Voor de NV geldt dat het
maatschappelijk, geplaatst en gestort kapitaal ten minste €45.000 moet bedragen (art. 2:67 lid 2 en 3
BW). Van dit maatschappelijk kapitaal moet ten minste 20% zijn geplaatst (art. 2:67 lid 4 BW) en op
ieder geplaatst aandeel moet ten minste 25% van de nominale waarde worden gestort (art. 2:80
BW). Bij een gestort kapitaal van €45.000 hoort dus een maximum geplaatst kapitaal van €180.000
en een maximum maatschappelijk kapitaal van €900.000. Uit de statuten van de NV moet blijken dat
aan de minimumeisen voor het maatschappelijk en geplaatst kapitaal is voldaan. Als dit niet uit de
statuten blijkt, is er sprake van een oprichtingsgebrek ex art. 2:21 lid 1 sub b BW, dat als gevolg kan
hebben dat de NV ontbonden wordt. Wanneer het geplaatst kapitaal of het gestorte deel daarvan
minder is dan het vereiste minimumkapitaal, kan op verzoek van het Openbaar Ministerie de NV
worden ontbonden (art. 2:74 lid 2 en 3 BW).

Wanneer aandelen a pari worden uitgegeven, is het per aandeel in te brengen bedrag gelijk aan de
nominale waarde. Wanneer tegen een hogere koers (boven pari) wordt uitgegeven, is het in te
brengen bedrag evenredig hoger. Het verschil tussen het per aandeel in te brengen bedrag en de
nominale waarde van het aandeel heet agio. Uitgifte van aandelen tegen minder dan de nominale
waarde (met disagio) is alleen toegestaan bij de NV in het geval genoemd in art. 2:80 lid 2 BW: de
koers van de uitgifte moet minimaal 94% van de nominale waarde zijn. Indien bij de NV aandelen
worden uitgegeven met een disagio, dan komt het verschil tussen hetgeen uitgegeven is en de
nominale waarde op de balans als “disagio” onder het eigenvermogen. Dit is een negatieve post.

Gestort kapitaal: het geplaatste kapitaal, voor zover aan de daartegenover staande stortingsplicht is
voldaan.

Opgevraagd kapitaal: het kapitaal, voor zover nog niet is voldaan aan de daartegenover staande
stortingsplicht, maar de verplichting om daaraan onverwijld of op korte termijn te voldoen op de
aandeelhouders rust. Op grond van art. 2:373 lid 2 BW wordt kapitaal dat niet is gestort en ook niet
is opgevraagd niet tot het eigen vermogen gerekend. Kapitaal dat niet op korte termijn, maar op
langere termijn is opgevraagd, kan ook als opgevraagd kapitaal gelden, mits niet wordt getwijfeld aan
de gegoedheid van de aandeelhouder.

Kapitaal: het bedrag dat weergeeft de tegen uitgifte van aandelen door de gezamenlijke
aandeelhouders minimaal te verstrekken bijdrage tot het eigen vermogen van de vennootschap.

Art. 2:80a BW: de storting op een aandeel moet op zijn laatst bij de oprichting in geld geschieden,
voor zover niet een andere inbreng is overeengekomen. Art. 2:80b BW ziet op de inbreng in natura.
Voor de stortingsplicht van de BV gelden art. 2:191, 2:191a en 2:191b BW. Om te garanderen dat
inderdaad aan de stortingsplicht wordt voldaan moeten op grond van art. 2:93a BW aan de akte van
oprichting een of meer verklaringen worden gehecht van een bankinstelling, waaruit blijkt dat de bij
de oprichting te storten bedragen terstond na de oprichting ter beschikking van de vennootschap
zullen staan (a-verklaring) of zijn gestort op een terstond na de oprichting ter beschikking van de
vennootschap staande rekening (b-verklaring). Niet-naleving van dit voorschrift is een
oprichtingsgebrek ex art. 2:21 BW. De bankverklaring moet met de akte van oprichting en andere
stukken bij het handelsregister worden gedeponeerd (art. 2:69 lid 1 BW). Bij inbreng in natura geldt

,voor de NV dat een accountantsverklaring vereist is, voor de BV geldt dit niet (art. 2:94a jo 2:204a lid
1 BW).
 stellen de oprichters van de BV of NV de notaris niet in de gelegenheid de overeenkomst
tot inbreng in natura in de akte van oprichting te vermelden of daaraan te hechten, dan zal
deze de akte niet willen passeren. Doet hij dit in alle slordigheid toch, dan kunnen voor de
vennootschap daaruit geen rechten of verplichtingen ontstaan op grond van art. 2:204 jo
2:94 lid 1 BW. “Aanvaarding” van de inbreng zal niet mogelijk zijn en een verklaring met die
strekking in de akte van oprichting moet als niet geschreven worden beschouwd. Wanneer
bij de NV de vereiste accountantsverklaring of beschrijving ontbreekt, zal de notaris
wederom de akte niet willen passeren. Doet hij het toch, dan zal in de ogen van de schrijver
de overdracht van de goederen niet als storting op de aandelen kunnen gelden. De NV zal
kunnen vorderen dat alsnog een bij akte van depot bij de notaris neer te leggen en te
publiceren accountantsverklaring of beschrijving wordt overgelegd en, bij gebreke daarvan,
storting in geld kunnen vorderen. Hier dreigt wel de toepassing van art. 2:69 lid 2 BW en ook
kan sprake zijn van een oprichtingsgebrek in de zin van art. 2:21 lid 1 sub a BW wanneer art.
2:94a nog op andere wijze is overtreden. Tevens kan bij overschrijding van de termijn uit art.
2:94a lid 1 BW sprake zijn van een gebrek in de oprichtingshandeling en dus een ongeldige
inbreng.
 Wanneer bij de NV wel een accountantsverklaring is, maar daarin een lagere waarde
wordt genoemd dan het bedrag van de stortingsplicht, zal de aandeelhouder tot bijstorting in
contanten verplicht zijn, waarvoor weer een bankverklaring vereist is.

Het enkele feit dat naar de letter is voldaan aan art. 2:93a betekent niet dat aan de stortingsplicht is
voldaan indien het gestorte kapitaal niet daadwerkelijk door de oprichters aan de op te richten
vennootschap ter beschikking is gesteld.
 arrest Bas-C: hier heeft de oprichter en enig aandeelhouder niet zelf de betaling aan een
bankrekening ten name van de vennootschap in oprichting gedaan, waarover de
bankverklaring is afgelegd, maar deze betaling is gedaan door een derde in verband met voor
de op te richten vennootschap verrichte werkzaamheden. De daaraan ten grondslag liggende
overeenkomst werd na de oprichting door de vennootschap bekrachtigd, zodat de volstorting
in wezen plaatsvond met middelen die tot het (eigen) vermogen van de vennootschap
moeten worden gerekend. Uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat het verstandig kan zijn
om in een akte van bekrachtiging op te nemen dat niet bekrachtigd worden
rechtshandelingen waardoor of ten gevolge waarvan gelden of goederen zijn verkregen die
zijn aangewend voor de storting op de bij de oprichting van de NV uitgegeven aandelen.

De Nachgründungsregeling voor de BV is met de Wet Flex-BV geschrapt. In de praktijk is de
recherche van de te verkrijgen goederen door het vervallen van de vernietigbaarheid op grond van
de Nachgründungsregeling bij een BV makkelijker geworden. De wetgever ziet in dat het doel van de
regeling, het ontduiken van de inbrengcontrole, met de regeling nauwelijks wordt gediend. Door het
vervallen van het minimumkapitaal en de accountantscontrole bij inbreng in natura kan de regeling
bij de BV worden gemist, nu er ook minder belastende manieren zijn om onzakelijke transacties
tussen oprichters en aandeelhouders tegen te gaan, zoals bijvoorbeeld de
bestuurdersaansprakelijkheid ex art. 2:9 jo 2:248 jo 6:162 BW en de actio Pauliana ex art. 3:45 BW jo
art. 42 Fw. De vraag naar de toepasselijkheid van de Nachgründungsregeling bij een NV kan opkomen
na bijvoorbeeld de omzetting van een BV in een NV. Wanneer een BV zich omzet in een NV komt het
kapitaalbeschermingsrecht in beeld: de accountant moet tenminste de verklaring afgeven over het
eigen vermogen (art. 2:72 BW).
 art. 80 lid 1 Overgangswet NBW: een rechtshandeling die onder het oude recht

, vernietigbaar was wegens strijd met de Nachgründungsregeling van art. 2:204c BW, kan
vanaf 1 oktober 2012 niet meer vernietigd worden.

Art. 2:105 lid 2 BW: de vennootschap kan aan de aandeelhouders en andere gerechtigden tot de voor
uitkering vatbare winst slechts uitkeringen doen voor zover haar eigen vermogen groter is dan het
bedrag van het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal vermeerderd met de reserves die
krachtens de wet of de statuten moeten worden aangehouden. Hetzelfde geldt voor interim-
dividend, zie lid 4. Een uitkering die in strijd met de regeling is gedaan, kan op grond van lid 8 alleen
worden teruggevorderd van degene die wist of behoorde te weten dat de uitkering niet geoorloofd
was.
 Waar bij de NV zonder de gebruikelijke nadere statutaire beperking de winst volledig zal
moeten worden uitgekeerd, is bij de BV de AVA bevoegd te besluiten over de
winstbestemming (reserveren of uitkeren) en uitkeringen vast te stellen, tenzij de statuten
anders bepalen. Op grond van art. 2:216 lid 1 BW kan slechts worden besloten tot uitkering
voor zover het eigen vermogen groter is dan de wettelijke of statutaire reserves van de BV
(balanstest). Op grond van art. 2:216 lid 2 BW moet blijken dat de BV steeds haar
voorzienbare financiële verplichtingen gedurende een jaar na goedkeuring van het
dividendbesluit door de directie kan nakomen (uitkeringstest). Kern van de uitkeringstest is
dus dat geen uitkering plaats zou moeten vinden indien de BV na de uitkering niet kan
voortgaan met het betalen van haar opeisbare schulden. Het bestuur moet hierop toezien en
goedkeuring geven. De goedkeuring mag slechts worden geweigerd indien het bestuur weet
of redelijkerwijs behoort te voorzien dat niet aan deze eis voldaan kan worden, dus wanneer
de continuïteit van de vennootschap als gevolg van de uitkering voorzienbaar in gevaar zou
komen. De goedkeuring van het bestuur kan blijken uit een expliciet bestuursbesluit, uit de
betaalbaarstelling van de uitkering of uit andere gedragingen van het bestuur. Wanneer met
instemming van de bestuurders een onverantwoorde uitkering plaatsvindt, zijn de
bestuurders persoonlijk jegens de vennootschap verbonden voor het tekort dat door de
uitkering is ontstaan (art. 2:216 lid 3 BW). Deze persoonlijke aansprakelijkheid van
bestuurders kan ontstaan naast die op grond van art. 2:9 jo 2:248 jo 6:162 BW. Naast de
bestuurders is ook degene die de uitkering ontving terwijl hij wist of redelijkerwijs kon
voorzien dat de BV na de uitkering niet zou kunnen voortgaan met het betalen van haar
opeisbare schulden, jegens de vennootschap gehouden tot vergoeding van het tekort dat
daardoor is ontstaan, ieder voor ten hoogste het bedrag van de uitkering die hij ontving.
 arrest Nimox: Een besluit tot dividenduitkering door de aandeelhouders kan onrechtmatig
zijn tegenover andere crediteuren, indien de aandeelhouders er ernstig rekening mee
hadden moeten houden dat door de uitkering een tekort bij de vennootschap zou ontstaan.
Na invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht is voor de besloten
vennootschap het artikel 2:216 van toepassing. Hierdoor dient voor elke uitkering aan de
aandeelhouders allereerst een zgn. ‘uitkeringstoets’ te worden gedaan voordat tot een
uitkering mag worden overgegaan.

Arrest Meijers/Mast Holding BV: De bestuurders moeten het belang van de vennootschap laten
prevaleren (art. 2:239 lid 5 BW). Een in strijd met dat belang genomen besluit tot ontslag van
weigerachtige bestuurders zal vernietigbaar kunnen zijn op grond van art. 2:15 BW. Iedere
bestuurder is afzonderlijk verantwoordelijk jegens de ava voor zijn aandeel in het gevoerde beleid.
Weigering van een bestuurder om het door de ava gewenste beleid uit te voeren kan een redelijke
grond voor ontslag zijn.

, Arrest VEB/KLM: De Hoge Raad stelt voorop dat de prioriteitsaandeelhouders (als tevens zijnde
grootaandeelhouders) in deze zaak bij het nemen van besluiten zorgvuldigheid in acht moeten nemen
ten aanzien van de belangen van de minderheidsaandeelhouders. De rechter moet echter terughoudend
zijn bij de beoordeling of een orgaan van een rechtspersoon bij het nemen van een besluit alle belangen
voldoende heeft afgewogen. Het betreffende orgaan moet immers in grote mate vrij zijn besluiten te
beoordelen en te nemen naar eigen goeddunken. In deze zaak had het hof volgens de Hoge Raad
terecht geoordeeld dat Air France KLM de argumenten voor de versterking van de reserves naar
redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen tegen het belang van de minderheidsaandeelhouders. VEB
c.s. moeten zich neerleggen bij de winstreservering en de lage dividend uitkering.
 als er minderheidsaandeelhouders zijn, kan bij de besluitvorming en belangenafweging
omtrent de uitkering en reservering (bij zowel de BV als NV) de redelijkheid en billijkheid een rol
spelen. Als een orgaan zoals de prioriteit een deel van de winst op grond van een redelijk
verdedigbare argumenten reserveert zonder verdere statutaire beperking, zal een aantasting
van het besluit niet snel slagen.

De NV is bij de verkrijging anders dan om niet gebonden aan de in art. 2:98 lid 2 en lid 4 BW omschreven
grenzen.
 lid 2: het eigen vermogen mag door de transactie niet zakken onder het gestorte en
opgevraagde deel van het geplaatste kapitaal, vermeerderd met de gebonden reserves zoals
deze blijken uit de laatst vastgestelde balans. Voor de verkrijgingsprijs moet de vennootschap
dus kunnen putten uit vrije reserves.
 lid 4: als voorwaarde wordt gesteld dat de algemene vergadering van aandeelhouders het
bestuur een machtiging tot verkrijging heeft gegeven.

De sancties op overtreding van de inkoopregels door de NV zijn te vinden in art. 2:98a BW. Wanneer het
aandelen op naam betreft, is de verkrijging nietig. Als de vervreemder te goeder trouw is, zijn de
bestuurders van de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die hij lijdt door de nietigheid.
Voor aandelen aan toonder geldt een afwijkende regeling (art. 2:98a lid 2 BW): de in strijd met lid 2 t/m
4 van art. 2:98 BW verkregen aandelen gaan op het tijdstip van de verkrijging over op de gezamenlijke
bestuurders. Iedere bestuurder is hoofdelijk aansprakelijk voor de vergoeding aan de vennootschap van
de verkrijgingsprijs met de wettelijke rente daarover van dat tijdstip af.
De regels voor de verkrijging door BV’s van eigen, volgestorte aandelen staan opgesomd in art. 2:207
t/m 2:207d BW. Volgens de hoofdregels van art. 2:207 lid 1 jo lid 4 beslist het bestuur van de BV
zelfstandig over de verkrijging van eigen aandelen, een machtiging van de algemene vergadering van
aandeelhouders is hier, anders dan bij een NV, niet vereist. Wel kunnen de statuten van de BV de
mogelijkheid van inkoop uitsluiten of beperken, bijvoorbeeld door het stellen van nadere voorwaarden
zoals de machtiging van de algemene vergadering van aandeelhouders. Voor het verkrijgen van eigen
aandelen geldt geen bijzondere limiet (art. 2:175 lid 1 laatste zin, art. 2:207a lid 2 en 2:207d lid 2 BW). De
BV mag, behalve om niet, geen volgestorte eigen aandelen verkrijgen indien het vermogen, verminderd
met de verkrijgingsprijs, kleiner is dan de gebonden reserves (art. 2:207 lid 2 BW). Op grond van art.
2:208 jo 2:99 BW kan de vennootschap ingekochte aandelen intrekken en verkopen. Zoals door inkoop
het geplaatste kapitaal niet vermindert, zo wordt door de verkoop van ingekochte aandelen het
geplaatste kapitaal niet vergroot.

Kapitaalvermindering is aan strikte regels gebonden, zie art. 2:99, 2:100 en 2:208 BW. De omvang van
het kapitaal is gelijk aan de som van de nominale bedragen van de uitgegeven aandelen.
Kapitaalvermindering kan plaatsvinden:
- door intrekking van aandelen: bij intrekking van aandelen is geen statutenwijziging nodig. Alleen
bij de NV is dit anders, indien het geplaatste kapitaal door de vermindering lager wordt dan 20%

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper dchvaleva. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53249 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€3,99
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd