Clinical neuropsychology samenvatting
,Week 1
Hoofdstuk 1 introductie
Wat is klinische neuropsychologie?
Neuropsychologie bestudeert de relatie tussen processen die zich in de hersenen afspelen en
gedrag. Onder ‘gedrag’ vallen zowel openlijke (overt)(actie en reactie) als verborgen (covert)
(mentale processen, emoties) gedragingen. Binnen de klinische neuropsychologie worden cognitieve
functies bestudeerd door mensen met hersenaandoeningen te examineren. Schade aan de
hersenen wordt in het Engels doorgaanslesiongenoemd. Cognitieve beperkingen ter gevolg van
hersenschade, vertelt ons iets over waar een bepaald hersengebied verantwoordelijk voor is. Om
deze beperkingen op te sporen worden verschillende technieken gebruikt, waaronder: cognitieve
tests, observaties en vragenlijsten. De collectieve naam voor zulke technieken is
neuropsychologisch assessment.
Een stukje geschiedenis
De klinische neuropsychologie is een relatief nieuw veld binnen de psychologie. Het nadenken over
mentale functies is echter niet iets nieuws, en werd al duizenden jaren gedaan (met name binnen de
filosofie). Een belangrijk persoon in de geschiedenis van de neuropsychologie isFranz Joseph Gall
(1758-1828). Hij was ervan overtuigd dat mentale functies ‘gelezen’ kunnen worden aan de hand van
de schedel. Dit wordt ook welfrenologiegenoemd.Gall kreeg veel kritiek op zijn werk omdat het de
rol van de ziel niet overwoog (wat erg belangrijk was in deze tijd). Los hiervan, wekte zijn onderzoek
interesse op in de relatie tussen cognitie en gedrag.
Een andere belangrijke naam in de geschiedenis isPaul Broca(1824-1880). Hij had een patiënt die
zijn spraakvermogen was verloren en alleen nog maar het woordje‘tan’kon herhalen. Zijn andere
cognitieve vermogens waren echter onaangetast gebleven. Door na de dood van deze patiënt zijn
brein te examineren, kwam Broca er achter dat het gebied in de linker frontale kwab was aangetast.
Dit gebied staat nu bekend alsBrocas’ gebied, enis dus verantwoordelijk voor spraakproductie.
Naar aanleiding van Broca’s onderzoek, werd er meer onderzoek verricht naar het taalvermogen. Zo
ontdekte Carl Wernicke een gebied in de linker temporale kwab dat verantwoordelijk is voor
taalbegrip. Dit gebied staat tegenwoordig bekend alsWernickes’ gebied. Daarnaast heeft Wernicke
veel andere ontdekkingen gedaan die van waarde zijn voor de neuropsychologie. Zo veronderstelde
hij dat de taalgebieden in de hersenen zijn verbonden door paden, en dat schade aan deze paden
kan leiden tot specifieke syndromen. Door veel onderzoek te doen, is bevestigd dat zijn hypothese
klopt.
,Rond de 21ste eeuw, werden veel syndromen voor het eerst beschreven. Lissauer ontdekte dat
objectherkenning verloopt in twee fasen:
● Apperceptie: de structuur en kenmerken van een object worden opgeslagen;
○ Schade aan dit gebied leidt totapperceptieve agnosie:het onvermogen om
individuele kenmerken te combineren tot een geheel.
● Associatie: de informatie wordt gelinkt aan semantische kennis over dit object;
○ Schade aan dit gebied leidt totassociatieve agnosie:men kan een object nog wel
tekenen, maar herkent niet meer welk object het is.
Experimentele psychologie
Wilhelm Wundt(1832-1920) wordt gezien als de vadervan de experimentele psychologie. In zijn lab
in Leipzig voerde maakte hij gestandaardiseerde omschrijvingen over subjectieve ervaringen. Dit
deed hij door (gezonde) participanten bloot te stellen aan verschillende gestandaardiseerde stimuli,
waaronder visuele en auditieve signalen. Na afloop van het onderzoek vroeg hij aan hen wat hun
ervaringen waren, en hier maakte hij omschrijvingen van. Daarnaast onderzocht hij gedachten,
emoties en bewustzijn. Fransiscus Donders (1818-1889) verrichtte kwantitatief onderzoek naar
cognitieve functies, voornamelijk door reactietijd te meten. Hij veronderstelde dat verschillen in
reactietijd tussen condities ons iets vertellen over cognitieve functies. De methode waarbij
verschillende taakcondities met elkaar vergeleken worden, wordt desubtractie methodegenoemd.
Individuele verschillen
Francis Galton (1822-1911) introduceerde het onderzoek naar individuele verschillen, een tak binnen
de psychologie die tegenwoordig bekend staat alspsychometrie.Galton verzamelde zijn data door
cognitieve testen af te nemen onder verschillende groepen. Op deze manier ontwikkelde hij een
maatstaf die de algemene populatie (de norm) weerspiegelde. Vervolgens konden individuele
prestaties worden vergeleken met deze norm. Hiermee legde hij de basis voor onderzoek naar
individuele verschillen.
Klinische neuropsychologie zoals we het nu kennen
Iemand die van grote invloed is geweest op de hedendaagse klinische neuropsychologie, is Alexandr
Luria (1902-1977). Hij is de ontwerper vanLuria’smodel, dat holistische en lokalisatietheorieën
integreert tot een geheel. Volgens dit model kunnen alle hersengebieden worden toegewezen aan
drie globale units, die met elkaar interacteren:
1. Subcorticale gebieden: reguleren van opwinding en aandacht;
2. Posterieure gebieden: informatieverwerking;
3. Anterieure gebieden: plannen en organiseren.
, Binnen elke unit wordt informatie verwerkt door drie hiërarchisch georganiseerde zones: primair,
secundair en tertiair. Om een voorbeeld te geven van het posterieure hersengebied:
● Primair: visuele informatie komt de ogen binnen en bereikt de primaire visuele cortex;
● Secundair: deze informatie wordt verwerkt en geanalyseerd;
● Tertiair: visuele informatie wordt geïntegreerd met informatie van andere zintuigen, zodat er
op kan worden ingespeeld.
Aansluitend stelde Luria dat gedrag kan worden beïnvloed door taalkundige processen in de
linkerhersenhelft of door niet-taalkundige processen in de rechterhersenhelft. Kortom,
informatieverwerking vindt plaats in een specifieke unit binnen een van de twee hersenhelften,
georganiseerd in een hiërarchische zone. Los van het feit dat er geen empirisch bewijs is gevonden
voor Luria’s model hebben zijn ideeën veel invloed gehad op de klinische neuropsychologie zoals we
het nu kennen.
Een ander individu dat een grote bijdrage heeft geleverd aan deze richting binnen de psychologie, is
Norman Geschwind(1926-1984). Volgens hem bestaaner functionele centra in het brein die met
elkaar verbonden zijn. Wanneer deze verbindingen worden onderbroken, kan dit leiden tot
verschillende beperkingen. Zo ontdekte Geschwind dat schade in gebied Y leidt tot beperkingen in
het uitvoeren van taak A, maar niet taak B. Deze observatie noemde hijdissociatie. Wanneer
schade in een ander gebied, laten we zeggen gebied X, leidt tot beperkingen in het uitvoeren van
taak B, maar niet taak A, wordt datdubbele dissociatiegenoemd. Deze bevinding vormt een
argument voor functionele differentiatie, waar later verder op zal worden ingegaan.
Neuropsychologische testen
Verschillende personen hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van neuropsychologische tests die
diverse cognitieve functies meten. Hieronder volgt een overzicht.
● Stoornissen van de hersenen: Luria bedacht verschillende testen om deze stoornissen te
onderzoeken, waaronder de sequentie taak en dealternatingfigurestaak;
● Psychiatrische en neurologische ziektes: Benton ontwikkelde verschillende
gestandaardiseerde methoden om motorische, sensorische, visueel-ruimtelijke, geheugen
en taal beperkingen te meten in patiënten met hersenschade. De prestatie van deze
patiënten werd vergeleken met een gezonde controlegroep, waardoor uitspraken gedaan
konden worden over de ernst van de beperking;
● Geheugen en het functioneren van de frontale kwab: Milner deed onderzoek naar het
geheugen door patiënt Henry Molaison (H.M.) te examineren. Deze man had ernstige
geheugenschade opgelopen na een bilaterale temporale lobectomie (hierbij wordt een deel
van een hersenkwab verwijderd). Ook heeft Milner veel bijgedragen aan de kennis over de
rol van de frontale kwab in geheugen;
● Taalstoornissen: Kaplan en Goodglass hebben verschillende testen ontworpen om
taalstoornissen te kunnen meten. Een bekende is deBoston naming test;