College 1: Vertegenwoordiging
Er zijn diverse verschillen tussen goederenrecht en verbintenissenrecht.
Goederenrecht Verbintenissenrecht
Ziet op de relatie tussen een persoon en een goed Ziet op de relatie tussen twee personen
Absoluut karakter: Je kan de rechten tegenover een ieder inroepen Relatieve rechten: rechten zijn enkel jegens de contractspartij in te roepen.
Rechtszekerheid; Van belang is wie eigenaar is van welke goederen. Autonomie, vertrouwen; je bepaalt met wie en onder welke voorwaarden je een overeenkomst sluit.
Dwingend recht Regelend recht
Vormvoorschriften; Er wordt bijvoorbeeld een notaris betrokken. Gebeurt dit niet, dan is de zaak Consensualisme (art. 3:37 BW); je kan een contract sluiten enkel en alleen op basis van
niet overgedragen wilsovereenstemming. Dit recht is flexibeler, er kan afgeweken worden van het burgerlijk wetboek.
Gesloten systeem (art. 3:81 BW); alleen de beperkte rechten uit de wet zijn mogelijk; er kunnen (half) open systeem (art. 6:1 BW);
geen rechten verzonnen worden.
Gedetailleerde normen Open normen (art. 6:2, 6:162 en 6:248 BW); wettelijke regels geven soms weinig richting.
Er zijn vijf bronnen van verbintenissen: overeenkomst, onrechtmatige daad, onverschuldigde betaling,
ongerechtvaardigde verrijking en zaakwaarneming. Ook is er redelijkheid en billijkheid.
Essentie vertegenwoordiging
Bij vertegenwoordiging zijn drie personen betrokken:
vertegenwoordigde = principaal, achterman (A)
vertegenwoordiger = tussenpersoon (T)
derde = wederpartij (D)
Vertegenwoordiging ziet enkel op rechtshandelingen. Een onrechtmatige daad is geen rechtshandeling en heeft
zodoende niets met vertegenwoordiging te maken. De rechtsgevolgen hiervan treffen de achterman dus niet.
De rechtshandelingen die door de vertegenwoordiger worden verricht, treden in werking voor de
vertegenwoordigde. Zodoende bindt de tussenpersoon de achterman aan een overeenkomst met de derde. De
tussenpersoon is zelf geen partij bij de overeenkomst. Door vertegenwoordiging wordt de actieradius vergroot. De
werkwijze is efficient en er is geen risico als de vertegenwoordiger failliet gaat. Een risico is het gebrek van
controle op de tussenpersoon en het feit dat onbekend is met wie wordt gehandeld.
Directe en indirecte vertegenwoordiging
Bij vertegenwoordiging kan een onderscheid worden gemaakt tussen directe en indirecte vertegenwoordiging.
Directe vertegenwoordiging ziet op een tussenpersoon die in naam van de achterman een rechtshandeling
verricht. Er ontstaat een overeenkomst tussen de vertegenwoordigde en de wederpartij.
Daarnaast bestaat indirecte vertegenwoordiging. De tussenpersoon verricht een rechtshandeling in eigen
naam, maar voor rekening van de achterman. De tussenpersoon en de wederpartij zijn de contractpartijen. Als de
wederpartij levert aan de tussenpersoon, dan wordt de tussenpersoon houder voor de vertegenwoordigde. Hierbij
komt de aanschaf niet in het vermogen van de tussenpersoon terecht en valt zodoende niet in de boedel bij
faillissement. Er moet in deze situatie tevens een overeenkomst bestaan tussen de tussenpersoon en de
vertegenwoordigde.
Volmacht art. 3:60 lid 1 BW
De volmacht is een specifieke vorm van vertegenwoordiging die wordt besproken in
art. 3:60 e.v. BW. Aan het einde staat een schakelbepaling die ook van toepassing is
op andere contexten. Als er zaken onbeantwoord blijven, kan er door de
schakelbepaling teruggevallen worden op de volmacht. Volmacht is de bevoegdheid
die de volmachtgever geeft aan een ander om in zijn naam rechtshandelingen te
verrichten.
Lastgeving art. 7:414 BW
Bij lastgeving is er sprake van indirecte vertegenwoordiging. Dit is een speciale overeenkomst van opdracht
waarbij lasthebber/tussenpersoon zich verbindt om rechtshandelingen te verrichten voor rekening van de
lastgever/achterman. Er zijn twee opties:
òf lasthebber handelt in naam van lastgever = directe vertegenwoordiging
òf lasthebber handelt in eigen naam = indirecte vertegenwoordiging
Er is een aantal verschillen tussen lastgeving en een volmacht. Een volmacht betreft altijd directe
vertegenwoordiging, bij lastgeving hoeft dit niet zo te zijn. Er kan dan zowel sprake zijn van directe als indirecte
vertegenwoordiging. Volmacht is altijd een bevoegdheid, lastgeving geeft ook verplichtingen.
Lastgeving kent voor de achterman een speciale schadevergoedingsregeling in art. 7:419 BW. De tussenpersoon
kan dan op eigen naam de schade vorderen die de achterman heeft geleden.
Eigen naam/ in naam van een ander
Belangrijk is of de tussenpersoon handelt in eigen naam of in naam van de tussenpersoon. Dit wordt bepaalt met
de wilsvertrouwensleer ex art. 3:33-35 BW. Is er een rechtshandeling tot stand gekomen? Heeft iemand voor
zichzelf (in eigen naam) of als vertegenwoordiger van een ander (in naam van een ander) gehandeld?
1
,Volmacht: ontstaan en einde
Een volmacht ontstaat uitdrukkelijk of stilzwijgend ex art. 3:61 lid 1 BW. Een verklaring kan ook in een
gedraging besloten liggen, ex art. 3:37 lid 1 BW. Het kan dus gaan om impliciet gedrag, maar ook om een
mondelinge of schriftelijke overeenkomst. Als iemand in een bepaalde functie is aangesteld, mag je aannemen
dat degene bevoegd is tot het verrichten van handelingen die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van de functie.
Dit wordt een functionele volmacht genoemd.Bij handelingen binnen de grenzen van de volmacht, is de
gevolmachtigde gebonden aan de overeenkomst ex art. 3:66 BW
Een volmacht eindigt door bijvoorbeeld overlijden van de volmachtgever ex art. 3:72 BW, maar deze lijst is niet
limitatief. Als een volmacht wordt gegeven voor een bepaalde handeling, eindigt deze na uitvoering van de
volmacht. Er is een vorm van derdenbescherming opgenomen in art. 3:76 lid 1 BW. Er moet kennisgeving zijn
van het einde van de volmacht. Indien er geen volmacht meer is, moet de pseudo-gevolmachtigde zelf instaan
voor het volmacht ex art. 3:70 BW.
Omdat de volmacht een eenzijdige rechtshandeling betreft, hoeft de gevolmachtigde deze niet te accepteren.
Ook blijft de volmachtgever bevoegd om de rechtshandelingen waarvoor hij een volmacht verleend, nog zelf te
vervullen. De gevolmachtigde is niet verplicht om zijn volmacht te gebruiken, omdat dit een bevoegdheid betreft.
Ook een minderjarige is in staat om als gevolmachtigde op te treden, vanwege autonomie. Dit komt naar voren in
art. 6:63 lid 1 BW, denk hierbij aan minderjarige winkelmedewerkers. Vanwege het autonomiebeginsel is het
echter niet mogelijk om een volmacht door te geven. Na een redelijke termijn is de gevolmachtigde verplicht om
de identiteit van zijn achterman te onthullen.
Onbevoegde vertegenwoordiging
Als er geen volmacht is of als de grenzen van de volmacht overschreven
worden, is er sprake van onbevoegde vertegenwoordiging.
Als er geen of een ontoereikende volmacht is, is de achterman in beginsel
ex art. 3:66 lid 1 BW niet gebonden. Er is echter wel
vertrouwensbescherming voor de wederpartij ex art. 3:61 lid 2 BW; als
het vertrouwen van de derde wordt beschermd, dan is de achterman
gebonden. De basis van de gebondenheid is dan art. 3:61 lid 3 BW.
Ook is er de situatie waarin de achterman toch kiest voor bekrachtiging, ondanks onbevoegde
vertegenwoordiging. In dat geval is de overeenkomst rechtsgelding ex art. 3:69 BW. Bij bekrachtiging wordt
hetzelfde effect bereikt als bij een toereikende volmacht. Bekrachtiging heeft daarom terugwerkende kracht. Het
heeft zodoende geen werking als in art. 3:69 lid 3 BW. Bekrachtiging is vormvrij en kan ook impliciet, art. 3:37 lid
1 BW en stilzwijgend plaatsvinden. Het contract wordt bij bekrachtiging van begin af aan rechtsgeldig geacht.
Vertrouwensbescherming
Een andere route naar gebondenheid van de achterman is vertrouwensbescherming ex art. 3:61 lid 2 BW.
De derde heeft gerechtvaardigd vertrouwd dat er een (toereikende) volmacht was, volgens art. 3:35 en 3:11 BW.
Dit vertrouwen berust op ‘een verklaring of gedraging’ van de achterman.
Vroeger moest de achterman iets gedaan hebben waarop de derde kon vertrouwen, het toedoen-beginsel.
Tegenwoordig wordt de risicobenadering gehanteerd; het gaat erom dat de achterman een situatie in het leven
heeft geroepen waardoor de indruk kon ontstaat dat de tussenpersoon een toereikende volmacht had. De ratio is
bescherming tegen een ongewild beding. Er moet dus een toedoen van de achterman zijn geweest, waardoor de
derde mag vertrouwen dat het volmacht toereikend is. Dit toedoen kan ook een nalaten zijn.
Het toereikend volmacht ex art. 3:61 lid 2 BW kent een stappenplan:
1. Is er sprake van een toedoen door de achterman?
a. ook een niet-doen kan als een toedoen door de achterman worden beschouwd ex art. 3:61 lid 2
BW.
2. Waardoor wederpartij heeft aangenomen dat tussenpersoon een toereikend volmacht had;
3. Mocht in de gegeven omstandigheden de wederpartij ook terecht aannemen dat de wederpartij een
toereikend volmacht had?
Relevant hierbij is het arrest ING/Bera. Uit dit arrest volgt dat de schijn van volmachtverlening aan de
vertegenwoordigde kan worden toegerekend, indien men op grond van feiten en omstandigheden
gerechtvaardigd op de volmachtverlening heeft vertrouwd.
Felix/Aruba: Een overheidsorgaan kan gebonden zijn aan een overeenkomst als iemand een bepaalde positie
heeft en het voor de derde niet duidelijk is dat deze niet bevoegd is. Dat er geen verklaring was waarop iemand
mocht vertrouwen, doet hier niet aan af.
2
,HR 9 augustus 2002, NJ 2002, 543
Ton en An gaan uit elkaar. Zij geven makelaar opdracht te bemiddelen bij de verkoop van hun huis. D biedt 3
maal op het huis. Hij spreekt steeds met Ton die met An ruggespraak houdt. D brengt een vierde bod uit aan Ton
dat in het verlengde ligt van zijn eerdere drie voorstellen. Ton adviseert D om dit vierde bod uit te brengen bij de
makelaar. Dit heeft D gedaan. De makelaar heeft daarover enkele malen contact gehad met Ton. Hij heeft
vervolgens D gebeld en hem medegedeeld dat Ton en An akkoord gaan met zijn bod.
De vraag is of An aan de overeenkomst is gebonden.
- Bij strikte toepassing van toedoen-vereiste: nee, want An heeft zelf niet rechtstreeks aan D doen blijken dat
Ton of de makelaar bij de acceptatie van het vierde bod mede namens haar optrad
- Bij soepele toepassing van toedoen-vereiste: ja, An heeft Ton herhaaldelijk als ‘boodschappenjongen’
gebruikt. Gerechtvaardigd vertrouwen bij D dat Ton namens An sprak.
HR 12 januari 2001, NJ 2001, 157 (Kuijpers/Wijnveen)
Wijnveen overlegt met Kuijpers B.V. over de bouw en levering van een oplegger door Wijnveen. Besprekingen
vinden plaats op het kantoor van Kuijpers B.V. Namens Kuijpers B.V. zijn daarbij aanwezig directeur Kuijpers en
Steijvers. Wijnveen bereikt overeenstemming met Steijvers en stuurt een opdrachtbevestiging. Daarop wordt niet
direct gereageerd. Kuijpers B.V. stelt later onder verwijzing naar het Handelsregister dat Steijvers niet bevoegd
was om Kuijpers B.V. te vertegenwoordigen.
Vraag: Is Kuijpers BV gebonden?
- Bij strikte toepassing van toedoen-vereiste: nee, er is nooit medegedeeld dat Steijvers
vertegenwoordigingsbevoegd was. Uit Handelsregister blijkt zelfs expliciet dat Steijvers dat niet was.
- Bij soepele toepassing van toedoen-vereiste: ja, directeur Kuijpers heeft onderhandelingen gedeeltelijk
overgelaten aan Steijvers. Er is niet direct gereageerd op opdrachtbevestiging. Het niet-reageren van
Kuijpers B.V. is ook op te vatten als een stilzwijgende bekrachtiging ex art. 3:69 jo 3:37 BW.
NJ 19 februari 2010, NJ 2010, 115 (ING/Bera)
Bera is opgericht door B en R. B opent rekening voor Bera bij ING en laat afschriften naar R verzenden. ING
maakt in opdracht van R €210.000 naar diens rekening over. R is hiertoe niet bevoegd. Bera spreekt ING aan,
ING beroept zich op 3:61 lid 2.
De Hoge Raad zegt dat omstandigheden in de risicosfeer van Bera waaruit ING naar verkeersopvattingen de
schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van R mocht afleiden, te weten:
- R was bij Bera betrokken;
- Afschriften werden op verzoek van Bera aan R gestuurd;
- Bera was verplicht zelf ook afschriften te controleren, dit had zij niet gedaan;
- Bera heeft niet geprotesteerd tegen de overschrijvingen.
Onbevoegde vertegenwoordiging
Of een derde de pseudo-gevolmachtigde aan kan spreken, staat in art. 3:70
BW. ‘Hij die als gevolmachtigde handelt, staat jegens de wederpartij in voor het
bestaan en de omvang van de volmacht’.
Hiermee wordt bedoeld dat de tussenpersoon aansprakelijk is jegens de derde.
Dit is van toepassing bij een afwezige/ontoereikende volmacht. De
gevolmachtigde is aansprakelijk voor het positieve contractsbelang, te weten
de situatie die bestond als er wel een toereikend volmacht was en er een
overeenkomst tot stand was gekomen. Als de derde aannemelijk kan maken dat hij winst had gehaald, kan hij dit
vorderen. Bij negatief contractsbelang wordt vergeleken met de situatie waarin er nooit een gesprek was
geweest tussen de derde en de tussenpersoon. Dit betreft de kosten, dit kan ook gederfde winst omvatten. De
achterman is voor het negatief contractsbelang aansprakelijk. Dit moet echter worden onderscheiden van
aansprakelijkheid van de ex-gevolmachtigde ex art. 3:76 lid 2 BW.
Aansprakelijkheid achterman (Art. 6:170 BW)
De achterman kan aangesproken worden op grond van de onrechtmatige daad. Op grond van art. 6:170 BW kan
het bedrijf aansprakelijk gesteld worden. In die situatie is de achterman is alleen aansprakelijk voor het
zogenoemde negatieve contractsbelang: de situatie waarin de onrechtmatige daad van de tussenpersoon niet
had plaatsgevonden. De ondergeschikte dient alleen schade aan meerdere te vergoeden in geval van opzet of
bewuste roekeloosheid ex art. 6:170 lid 3 volgens art. 7:661 BW. Dit zit enkel op de interne relatie tussen de
werknemer en de werkgever.
De Slingerij/Prov. Groningen: Dit arrest gaat in op de aansprakelijkheid van de achterman. Het enkele feit dat
er onbevoegd wordt gehandeld zonder volmacht/ als het volmacht is overschreden in naam van een ander, leidt
niet per definitie tot een onrechtmatige daad.
3
, College 2: Algemene voorwaarden
Wat zijn algemene voorwaarden?
Algemene voorwaarden zijn de kleine lettertjes waarin standaardzaken worden geregeld die een partij onderdeel
wil laten uitmaken van door hem gesloten overeenkomsten. De definitie staat in art. 6:231 sub a BW. Dit kan ook
een enkel beding zijn. Een contractspartij kan zich hier moeilijk tegen verweren. De voorwaarden gelden tussen
de contractspartijen. Kernbedingen zijn geen algemene voorwaarden.
Voor- en nadelen van algemene voorwaarden
- Voordelen voor gebruiker:
• specificatie rechten en plichten rechtszekerheid;
• middel tot risico- en prijsbeheersing (exoneraties);
• afstemming contract op bedrijfsvoering;
• besparing transactiekosten.
- Nadelen voor wederpartij:
• worden vaak ongelezen/onbegrepen geaccepteerd; men gaat akkoord maar weet niet met wat;
• risico van misbruik (AV die te eenzijdig zijn).
Voorbeelden van eenzijdige algemene voorwaarden zijn opzegging (bijvoorbeeld via een aangetekende brief of
een opzegtermijn) of een bepaalde forumkeuze.
Hoge Raad grijpt in: goede zeden
HR NJ 1951/17: Een fabrieksmeisje had overtollige gezichtsbeharing en onderging een schoonheidsbehandeling
met röntgenstralen. Deze methode is experimenteel en arts wist of moest weten van grote risico’s, maar hij licht
het meisje daar niet over in. De gevolgen zijn dramatisch en de arts beroept zich op een exoneratieclausule.
Vrijtekenen voor schade door persoonlijke opzet of grove schuld is nietig. De grondslag stond in art. 3:40 BW,
nu in art. 7:463 BW. De Hoge raad heeft gepoogd in te grijpen met art. 3:40 en 6:248 lid 2.
Toetsing AV: stappenplan
Bij de toetsing van algemene voorwaarden kan het volgende stappenplan worden gehanteerd:
1. Is er sprake van algemene voorwaarden (zie definitie 6:231 sub a BW) ?
2. Zo ja, zijn de algemene voorwaarden onderdeel van de overeenkomst?
• Wiens AV? battle of forms (6:225 lid 3)
3. Zo ja, dan volgt de toetsing van de algemene voorwaarden
• zijn de AV vernietigbaar o.g.v. afd. 6.5.3 (NB: let op 6:235, 6:245 en 6:247 lid 2!) of
• blijven ze buiten toepassing o.g.v. 6:248 lid 2?
• Wat zijn de gevolgen van vernietiging/nietigheid?
Grote bedrijven vallen buiten de bescherming van afd. 6.5.3, dan vallen zij terug op de werking van redelijkheid
en billijkheid ex art. 6:248 lid 2. Dit geldt ook voor arbeidsovereenkomsten en bedrijven buiten Nederland.
2. Zijn AV onderdeel van de overeenkomst?
Of algemene voorwaarden onderdeel zijn van de overeenkomst, staat in LJN BW8597. Sprake is van de gouden
Munt-actie van de Postcodeloterij: In een brief aan zes mensen stond dat zij bij insturen bon ‘gegarandeerd’ een
‘fantastisch’ cadeau zouden ontvangen. Hier was dat cadeau € 2.500, maar op achterzijde brief stond dat het om
een kans ging.
De rechtbank oordeelde dat de achterkant van de brief geen deel uitmaakt van de overeenkomst. De voorzijde
verwees niet naar de achterkant en deze was onduidelijk. Een bedrag van € 2.500 is niet zo bijzonder dat men
moet begrijpen dat uitbetaling niet de bedoeling kan zijn. Er is geen sprake van algemene voorwaarden dus
uitbetaling is verplicht.
3. (Europese) wetgever grijpt in: art. 6:231 e.v. (93/13 EEG)
In art. 6:232 BW is bepaald dat een wederpartij aan de algemene voorwaarden gebonden is als hij begrijpt of
moest begrijpen dat hij de voorwaarden niet kende. Zodoende is er snelle gebondenheid aan algemene
voorwaarden. Er zijn twee instrumenten die de consument kan hanteren:
- Inhoudstoetsing en grijze en zwarte lijsten met onredelijk bezwarende AV (6:233 sub a, 236 en 237). Alles
op de zwarte lijst is onredelijk bezwarend. Alles op de grijze lijst wordt vermoed onredelijk bezwarend te
zijn. De bewijslast ligt op de gebruiker van de algemene voorwaarden. Bij exoneratiebedingen ligt de
bewijslast ex art. 6:237 sub f bij de gebruiker. Een AV is vernietigbaar als een voorwaarde onredelijk
bezwarend is, zie 6:233 sub a BW.
- De algemene voorwaarden kunnen vernietigd worden vanwege schending van de informatieplicht ex art.
6:233 sub b, art. 6:234 BW. De sanctie is vernietigbaarheid.
4