Aardrijkskunde hoofdstuk 1 De globalisering van China
B nummers
B4, B7, B13, B14, B15, B21, B29, B49, B50, B73, B93, B94, B96, B129, B148, B154, B155,
B159, B172, B210, B224, B229, B239, B247, B252, B256, B258, B260, B261.
B4 Beschrijven en verklaren
Beschrijven -> je geeft antwoord op vragen over wat ergens is (wat en waar)
Verklaren -> uitleggen hoe iets komt. Je legt verbanden tussen verschillende plaatsen of
verschijnselen (waarom) -> vaak verklaar je door gebruik van factoren.
Factor = een omstandigheid die invloed heeft op iets anders.
B7 Absolute en relatieve ligging
Absolute ligging -> geeft aan waar een gebied precies ligt op aarde (je gebruikt coördinaten)
Relatieve ligging -> de positie van de plaats ten opzichte van een andere plek (je gebruikt
windrichting, afstand, tij of kosten)
B13 Wisselen van schaalniveau
Schaalniveaus:
1. Lokale schaal (plaats) inzoomen (dichtbij)
2. Regionale schaal (streek, provincie, landsdeel)
3. Nationale schaal (land)
4. Continentale schaal (landen, werelddeel)
5. Mondiale schaal (wereld) uitzoomen (verderaf)
Fluviale schaal = het schaalniveau van het stroomgebied van een rivier.
B14 Dimensies
Bij het onderzoeken van een gebied hebben mensen verschillende belangen -> ze kunnen
een gebied of gebeurtenis vanuit verschillende invalshoeken of dimensies bekijken.
4 dimensies:
1. Economische dimensie -> het gaat om de belangen van (het bezit van) grondstoffen, werk
en geld.
2. Sociaal-culturele dimensie -> bekijkt hoe verschillende groepen mensen met elkaar willen
omgaan en hoe ze voor elkaar zorgen.
3. Politieke dimensie -> gaat over de verdeling van de macht -> wat is de rol van de overheid,
van grote bedrijven en belangenorganisaties bij het nemen van beslissingen?
4. Fysische dimensie -> je bekijkt het onderwerp vanuit de belangen van de natuur (gevolgen
voor de natuur hebben vaak invloed op het leven van mensen)
B15 Verbanden leggen
Bij AK leg je relaties (verbanden) tussen verschijnselen en tussen gebieden -> je legt uit wat
ze met elkaar te maken hebben.
Zoeken naar verbanden tussen verschijnselen:
Vb. veel toeristen naar Spanje voor lekkere weer -> gevolg -> massatoerisme zorgt voor
werkgelegenheid, maar ook voor vervuiling en tekort aan water
Zoeken naar verbanden tussen verschillende gebieden:
, Vb. Door politieke onrust, minder toeristen naar Turkije. Mensen willen wel naar de zon ->
gevolg -> mensen gaan meer naar Spanje -> gevolg toerisme in Spanje groeit.
B21 Kaartvaardigheden
Bij kaart lezen -> gebruik je Titel, schaal en legenda -> je benoemt waar plaatsen
liggen en waar verschijnselen voorkomen. (Ottawa ligt in het zuiden van Canada)
Bij kaart analyse -> orden je gegevens op de kaart in 2 stappen
1. het herkennen van patronen -> je verdeelt een gebied in delen en gaat op zoek
naar bijvoorbeeld spreidingspatronen.
2. het leggen van verbanden -> de bevolkingsspreiding vergelijk je bijvoorbeeld met
klimaat (koude gebieden in het noorden van Canada zijn dunbevolkt)
Kaart interpretatie -> je zoekt naar een verklaring voor de gevonden verbanden (het
is te koud in het noorden om te wonen)
B29 Waarderen
1. Je beschrijft iets
2. Je verklaart iets
3. Je waardeert iets -> je geeft je mening over een aardrijkskundig probleem.
Stappenplan hiervoor:
Stap 1 Wat is het probleem?
Stap 2 Wie zijn erbij betrokken?
Stap 3 Wat is hun mening over het probleem?
Stap 4 Wat is jouw eigen mening?
B49 Luchtstreken
Je kunt de aardbol indelen in zones die te maken hebben met de temperatuur.
Temperatuurzones = luchtstreken
Luchtstreken kan je begrenzen door:
1. Breedtecirkels (wiskundig) -> de breedtecirkels van 23½ gr = keerkringen, breedtecirkels
van 66½ gr = poolcirkels
2. Thermische begrenzing
Er zijn 3 zones:
1. Tropische zone (tropen) -> tussen 23½ gr NB en 23½ ZB
2. Gematigde zone -> tussen 23½ gr en 66½ gr NB en ZB -> deel dichtbij evenaar =
subtropen.
3. Polaire zone (poolstreken) -> vanaf 66½ NB en ZB
B50 Isothermen
Isothermen = lijnen die plaatsen met een gelijke temperatuur aan elkaar verbinden -> met
isothermen kan je luchtstreken begrenzen.
Om te begrenzen wordt gekeken naar plantengroei.
Grens voor de tropen -> de isotherm van 18 gr C in de koudste maand (kokospalmgrens).
Grens voor de poolstreken -> isotherm van 10 gr C in de warmste maand (boomgrens).
B73 Klimaatsysteem van Köppen