Kennisdoelen Linguïstiek
De student beschrijft wat de belangrijkste verschillen zijn tussen de theorieën over
taalverwerking volgens:
o Het behaviorisme (BF Skinner), NURTURE
- Leren door imitatie, omgeving, bespiegeling
- Kind hoort taal vaak zal succesvol imiteren
- Positief belonen (operante conditionering)
- Bestraffen (operante conditionering)
- Het kind is niet creatief, maar een spiegel van het aanbod
o De generatieve taalkunde (Noam Thomsky), NATURE
- Innateness hypothesis (taal zit in je, aangeboren taalvaardigheid, taal =
instinct)
- Poverty of stimulus (niet genoeg taalaanbod)
- Universal grammar (baby niet “voorbereid” voor een taal, hij kan ieder taal
of grammatica aanleren)
- Principles and parameters (om alle talen te leren wordt een stukje in de
hersenen “aan” of “uit” gezet, afhankelijk van taal en regels van die taal)
o Usage Based Theory (Michael Tomasello), taal NURTURE; social instinct
NATURE
- Taalverwerving via cognitieve en sociale leervermogen van kind
- “intention reading” skills:
Joint/shared attention
Blik + gebaren van anderen volgen/sturen
Imitatief leren van bedoeling van anderen
- Patroon herkenning (hangt van taalaanbod)
- Taal ontwikkelt zich niet in isolatie
- Taal is een sociaal gebeuren
- Sociaal instinct niet goed moeite met taal (ASS, laag IQ)
De student beschrijft wat de volgende termen betekenen:
o Fonologie : klanken, klankleer, hoe een woord klinkt/uitgesproken wordt
o Semantiek : woordbetekenissen, de definitie van een woord
o Morfologie : verbuigingen van woorden, werkwoord vervoegingen,
meervoudsvormen. Grammatica.
o Syntaxis : de zinsopbouw van een taal, zinsleer. De volgorde van woorden in een zin.
o Pragmatiek : hoe we een taal gebruiken, wat iemand eigenlijk bedoelt met wat hij
zegt.
De student benoemt dat het taalverwerkingsmodel van Levelt en dat van Ellis & Young
verschillende linguïstische niveaus beschrijven.
Taalmodel volgens Levelt:
- Op zinsniveau, dus ook woordvorm, semantic, fonologie, info over
argumentstructuur (zinsopbouw)
1. Conceptualizer: concept maken in je hoofd over wat je wilt gaan
vragen/zeggen (anders bij docent/vriend)
2. Speech comprehension system: begrip van taal
, 3. Formulator: boodschap formuleren werkt met lexicon
4. Preverbal message: gedachte
5. Articulator: denken aan hoe ik het ga articuleren
Taalmodel volgens Ellis & Young:
- Op woordniveau, dus niet woordvorm, fonologie en orthografie (semantic
system)
1. Input: Hearing, Reading
2. Output: Speaking, Writing
De student benoemt welk(e) gebruiksdoel(en) taalverwerkingsmodellen hebben voor de
logopedist.
Doelen:
- Herkennen van stoornissen/afwijkingen
- Goed overwegen of je gaat behandelen of niet