Research Methods for Health Sciences
LECTURE 1. Introduction to research perspectives, research objective
and research questions
Wat is een complex probleem in de gezondheidswetenschap? En wat
maakt een complex probleem in de gezondheidswetenschap?
Een complex probleem in de gezondheidswetenschappen is een uitdaging waarbij verschillende
factoren op elkaar inwerken, vaak onvoorspelbare uitkomsten hebben, en niet eenvoudig op te lossen
zijn met standaard benaderingen. Dit type probleem heeft meestal meerdere oorzaken, die onderling
verweven zijn, en vereist een multidisciplinaire aanpak.
Kenmerken van een complex probleem in de gezondheidswetenschappen:
1. Globalisering:
o Door de toenemende integratie en interdependentie van landen en systemen,
hebben problemen in de gezondheidszorg vaak wereldwijde gevolgen. Bijvoorbeeld,
infectieziekten verspreiden zich sneller door wereldwijde mobiliteit, en
gezondheidsvraagstukken zoals obesitas of klimaatgerelateerde ziektes zijn niet
beperkt tot één regio.
2. Vage in plaats van starre grenzen:
o Complexe problemen hebben geen duidelijke, afgebakende oorzaken en gevolgen. De
grenzen tussen factoren, zoals de invloed van sociale, economische, en biologische
aspecten, zijn niet altijd helder. Voorbeelden zijn de interactie tussen sociale
determinanten van gezondheid, zoals armoede en ongelijkheid, en hun effect op
fysieke gezondheid.
3. Internalisatie van regels:
o De manier waarop actoren (bijvoorbeeld mensen, organisaties, overheden) reageren
binnen een systeem wordt beïnvloed door intern gemaakte regels of normen. Dit
betekent dat er geen externe regulering nodig is, maar dat de cultuur of het gedrag
van mensen binnen het systeem acties bepaalt. In de gezondheidszorg kan dit de
manier waarop mensen gezondheidsadvies opvolgen, beïnvloeden.
4. Verandering van actoren binnen het systeem:
o Complexe systemen zijn dynamisch, wat betekent dat de actoren binnen het systeem
(bijv. zorgverleners, patiënten, beleidsmakers) veranderen over tijd. Dit kan de aard
van het probleem veranderen, zoals het veranderen van ziektespreiding door
veranderende gedragspatronen.
5. Systemen die ingebed zijn in andere systemen en co-evolueren:
o Gezondheidszorgsystemen zijn vaak ingebed in bredere economische, politieke en
sociale systemen, en deze systemen ontwikkelen zich samen. Veranderingen in het
ene systeem (bijv. economische crisis) kunnen het gezondheidssysteem beïnvloeden,
en vice versa.
Voorbeelden van complexe problemen in de gezondheidswetenschappen:
Chronische ziekten zoals obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten, waarbij genetische
factoren, voedingsgewoonten, sociale omstandigheden, en gezondheidszorgbeleid
samenkomen.
Klimaatverandering en gezondheid, waar zowel milieufactoren als sociaaleconomische
ongelijkheden bijdragen aan ziektelast.
Geestelijke gezondheid en welzijn, waar biomedische, psychologische, en sociale factoren
inwerken, en de oplossingen variëren per individu en context.
,Wat maakt deze problemen complex?
Multifactoriële oorzaken: Er zijn veel verschillende factoren (biologisch, sociaal, economisch,
politiek) die elkaar beïnvloeden.
Dynamiek en onvoorspelbaarheid: Veranderingen in één deel van het systeem kunnen
onverwachte gevolgen hebben in andere delen.
Noodzaak tot samenwerking: Oplossingen vereisen samenwerking tussen verschillende
disciplines en actoren, en vaak ook internationaal beleid en samenwerking.
Wat zijn de verschillende epistemologische standpunten (bijv.
objectivisme, constructivisme, subjectivisme), theoretische perspectieven
(bijv. positivisme, interpretivisme, kritisch onderzoek, postmodernisme) en
de relatie daartussen uitleggen?
Epistemologie, de tak van filosofie die zich bezighoudt met kennis en hoe we deze verkrijgen, biedt
verschillende standpunten over de aard en oorsprong van kennis. Deze epistemologische posities,
zoals objectivisme, subjectivisme, en constructivisme, vormen de basis voor theoretische
perspectieven, zoals positivisme, interpretivisme, kritisch onderzoek en postmodernisme. Deze
perspectieven sturen hoe onderzoekers naar de werkelijkheid kijken en welke methoden zij kiezen
om kennis te vergaren.
1. Epistemologische standpunten:
Epistemologie richt zich op vragen zoals: "Hoe weten we wat we weten?" en "Wat is de bron van
kennis?" De drie belangrijkste epistemologische standpunten zijn:
Objectivisme:
o Objectivisme stelt dat er een objectieve, externe realiteit bestaat die onafhankelijk is
van menselijke waarneming. Kennis is iets dat ontdekt wordt en niet beïnvloed wordt
door de waarnemer. Objectieve kennis is universeel, onafhankelijk van cultuur of
persoonlijke interpretatie.
o Voorbeeld: De wetten van de natuurkunde worden gezien als objectieve feiten die
bestaan, ongeacht of mensen ze begrijpen of niet.
Constructivisme:
o Constructivisme houdt in dat kennis geconstrueerd wordt door individuen in
interactie met hun omgeving. De werkelijkheid wordt niet ontdekt, maar wordt actief
gecreëerd door menselijke ervaringen en interpretaties. Kennis is daardoor altijd
subjectief en contextafhankelijk.
o Voorbeeld: De manier waarop we culturele normen begrijpen, verschilt per
samenleving en wordt door mensen zelf gecreëerd in de sociale context.
Subjectivisme:
o Subjectivisme gaat nog verder dan constructivisme en stelt dat kennis volledig door
de waarnemer wordt bepaald. Er is geen onafhankelijke externe realiteit; alles is
afhankelijk van subjectieve ervaring, emoties en overtuigingen. Waarheid is relatief
en wordt bepaald door persoonlijke ervaringen.
o Voorbeeld: Esthetische oordelen zoals "schoonheid" zijn subjectief, omdat ze volledig
afhangen van persoonlijke smaak en interpretatie.
,2. Theoretische perspectieven:
Theoretische perspectieven zijn bredere filosofische stromingen die de epistemologische
standpunten omarmen en toepassen op wetenschappelijk onderzoek. Deze perspectieven helpen bij
het verklaren van hoe kennis wordt verzameld en welke onderzoeksbenaderingen geschikt zijn.
Positivisme:
o Gebaseerd op objectivisme, gaat positivisme uit van de veronderstelling dat er een
objectieve werkelijkheid bestaat die gemeten kan worden door middel van empirisch
onderzoek en de wetenschappelijke methode. Het streeft naar generaliseerbare
kennis door kwantitatieve metingen, experimenten en logische analyse.
o Methoden: Experimenteel onderzoek, statistische analyse, meting van variabelen.
o Voorbeeld: Klinische trials in de biomedische wetenschappen, waarbij objectieve
data wordt verzameld om causale verbanden te testen.
o Deze zienswijze is in twijfel getrokken. Post-positivisme: we kunnen de waarheid
alleen benaderen.
Interpretivisme:
o Interpretivisme is gebaseerd op constructivisme en richt zich op de subjectieve
betekenissen die individuen geven aan hun ervaringen. Het streeft ernaar om de
sociale werkelijkheid te begrijpen vanuit het perspectief van de betrokkenen. De
nadruk ligt op kwalitatief onderzoek, zoals interviews en observaties, om de
betekenisgeving in sociale contexten te verkennen.
o Methoden: Kwalitatieve interviews, etnografie, case-studies.
o Voorbeeld: Onderzoek naar hoe patiënten hun ziekte beleven en interpreteren
binnen hun culturele context.
Kritisch onderzoek:
o Gebaseerd op elementen van zowel constructivisme als objectivisme, richt kritisch
onderzoek zich op het blootleggen van machtsstructuren en ongelijkheden in de
samenleving. Het gaat uit van de aanname dat kennis niet neutraal is, maar gevormd
wordt door sociale en politieke contexten, vaak met de bedoeling om bestaande
machtsverhoudingen te veranderen.
o Methoden: Actieonderzoek, participatieve methoden, kritisch discoursanalyse.
o Voorbeeld: Onderzoek naar gezondheidsongelijkheden waarbij de nadruk ligt op hoe
sociaal-economische factoren de toegang tot gezondheidszorg beïnvloeden.
Postmodernisme:
o Postmodernisme, dat aansluit bij subjectivisme en deels bij constructivisme, stelt dat
er geen enkele objectieve waarheid of werkelijkheid is, maar dat er veel verschillende
perspectieven zijn, afhankelijk van tijd, plaats en context. Het benadrukt de
fragmentatie van kennis en het idee dat grootse verklarende theorieën (zoals
positivisme) te simplistisch zijn om de complexe werkelijkheid te verklaren.
o Methoden: Deconstructie, discoursanalyse, narratieve benaderingen.
o Voorbeeld: Onderzoek naar hoe verschillende culturen verschillende opvattingen
over gezondheid en ziekte hebben en hoe deze opvattingen veranderen afhankelijk
van sociale contexten.
, 3. Relatie tussen epistemologische standpunten en theoretische perspectieven:
Er is een duidelijke relatie tussen de epistemologische standpunten en de theoretische
perspectieven die ze ondersteunen. Epistemologische aannames sturen hoe onderzoekers de wereld
begrijpen en welke methoden ze gebruiken om kennis te verkrijgen.
Objectivisme ↔ Positivisme: Positivisme leunt sterk op het objectivistische idee dat er een
waarneembare werkelijkheid bestaat die door empirische waarneming en kwantitatief
onderzoek kan worden ontdekt.
Constructivisme ↔ Interpretivisme: Interpretivisme bouwt voort op de constructivistische
opvatting dat werkelijkheid door mensen zelf wordt gecreëerd en dus moet worden begrepen
vanuit het perspectief van de betrokken individuen.
Constructivisme & Objectivisme ↔ Kritisch onderzoek: Kritisch onderzoek combineert
elementen van beide. Het erkent dat kennis door sociale structuren wordt gevormd
(constructivisme), maar ook dat er objectieve ongelijkheden bestaan die empirisch kunnen
worden bestudeerd.
Subjectivisme ↔ Postmodernisme: Postmodernisme sluit nauw aan bij subjectivisme,
waarbij de nadruk ligt op de veelheid aan persoonlijke en culturele waarheden, en waarbij
universele waarheden in twijfel worden getrokken.
Samenvatting:
Epistemologische standpunten zoals objectivisme, constructivisme en subjectivisme vormen de basis
voor verschillende theoretische perspectieven in de wetenschap, waaronder positivisme,
interpretivisme, kritisch onderzoek en postmodernisme. Elk perspectief biedt een unieke manier om
naar de werkelijkheid te kijken en stuurt de methoden die worden gebruikt om kennis te verkrijgen.
Positivisme streeft naar objectieve, meetbare kennis, terwijl interpretivisme de subjectieve
ervaringen van individuen benadrukt. Kritisch onderzoek focust op machtsdynamieken, terwijl
postmodernisme de veelheid aan perspectieven en de relativiteit van waarheid benadrukt.