OZT Traumatologie les 1 / Mirjam Beldman
Traumatologie van Extremiteiten en Bekken
3 Basiselementen van de fractuurleer
3.1 Definitie van een fractuur
Fractuur = ontbreken van de continuïteit van het botweefsel.
Fissuur = volledige verbrijzeling van het bot.
In alle gevallen is er sprake van pijn, zwelling door het fractuurhematoom en abnormale
beweeglijkheid en opgeheven functie (functio laesa). Fracturen gaan vaak gepaard met schade aan
de weke delen. Omliggende weefsels kunnen beschadigd worden, zoals spieren, zenuwen,
bloedvaten en inwendige organen. De keuze van de behandeling wordt onder andere bepaald door
de ernst van de wekedelenbeschadiging.
3.2 Fractuurtypen
Enkelvoudige fractuur = als een bot in twee stukken is gebroken.
Meervoudige fractuur/comminutieve fractuur = als er meer fractuurfragmenten zijn.
Open fractuur = er is een verbinding met de buitenwereld.
Gesloten fractuur = de huid is intact gebleven.
Open fracturen worden naar ernst verdeeld in vier graden volgens de indeling van Gustilo en
Allgöwer:
Graad 1: prikgat van binnen naar buiten.
Graad 2: wekedelenletsel van buiten naar binnen met contusie (kneuzing) van huid, subcutis
en spieren.
Graad 3: uitgebreid huid-, subcutis- en spierletsel, meestal gecombineerd met vaat en/of
zenuwletsel.
Graad 4: subtotale en totale amputatie, ischemie.
Crusfractuur = een botpunt perforeert de huid.
Avulsiefractuur = afscheuringsfractuur.
Green-stickfractuur = fractuur waarbij het periost intact blijft.
Als het bot ziek of verzwakt is, kan een spontane of pathologische
fractuur ontstaan. Zo geeft osteoporose een algehele verzwakking van
het botweefsel.
Figuur 1 periost
, A = hoekstand
B = verplaatsing in dwarse richting
C = verkorting
D = rotatiestand
Figuur 2 diverse afwijkende standen van fracturen
3.3 Classificatie van de fracturen
Met dit systeem worden de fracturen van ieder
Figuur 3 AO-classificatie van fracturen
botsegment opgedeeld in typen, groepen en
subgroepen. De diverse botten hebben een
nummer, bijvoorbeeld: humerus 1; radius/ulna 2; femur 3; tibia/fibula 4. Vervolgens worden deze
botten onderverdeeld in segmenten: proximaal 1; diafysair 2; distaal 3 en bij de locatie 4 komt er een
extra segment bij: malleolair 4. Deze classificatie zegt iets over de ernst, de complexiteit en de
prognose van de fractuur en ook over de uitgebreidheid van de behandeling. A1 is de eenvoudigste
fractuur, met de beste prognose, en C3 de moeilijkste, met de slechtste prognose. Door de fractuur
te classificeren, kan de ernst bepaald worden en kan een richtlijn worden verkregen voor de
behandeling. De subgroepen representeren drie karakteristieke variaties in de groep.
3.4 Diagnostiek
Een fractuur wordt gediagnostiseerd door het maken van een röntgenfoto in twee richtingen; soms is
het nodig om een driekwartopname te maken. Daarnaast kan een CT-scan of een MRI-scan
geïndiceerd zijn of in sommige gevallen een botscintigrafie.
3.5 Fractuurgenezing