Samenvatting Beeldtaal
College 1: Hoofdstuk 1, 2 en 3
Hoofdstuk 1
Definitie beeld: alle communicatieve middelen die niet primair tekst zijn, door middel van een twee
dimensionaal medium tot ons komen, en primair een communicatief – retorische functie hebben.
− Retorisch: het moet aanspreken.
Verbale elementen: woorden (letters, zinnen en tekstblokken).
Visuele elementen: vormen en beelden (punten, lijnen, vormen en
restvormen).
Beeldtaal als ‘taal’:
− Linguïstische analyse:
Beeldtaal kent een ingewikkelde grammatica (ordening van de beeld elementen).
Beeldtaal maakt gebruik van semiotiek (betekenis van de beeldelementen).
Beeldtaal wordt ook al sinds mensenheugenis als communicatiemiddel benut.
− Taalonderdelen: beeldtaal is een taal omdat deze net als spreek en schrijftaal ‘morfen’
(taalonderdelen) bevat.
− Gemeenschappelijkheid: beeldtaal is een taal omdat een gemeenschap van gebruikers deze
taal kan begrijpen.
Visuele communicatie volgens Horn: de integratie van beelden en vormen (visuele elementen) én
woorden (verbale elementen) tot één communicatie-eenheid.
Tekst kan invloed hebben op een beeld (verkiezingsposter Obama), maar beeld kan ook invloed
hebben op tekst (een lachende wethouder bij een kritisch artikel over een functionaris).
Information overload: je kan mar één ding tegelijk opnemen. Te veel informatie lijdt tot een
information overload.
Esthetische beelden: kunst; beeld om het mooie.
Communicatief-retorische functie: beeld dat bedoeld is om te communiceren of te overtuigen.
,Drie theoretische scholen:
− Zien: gestalttheorie: verklaart de perceptie van visuele communicatie.
− Begrijpen: semiotiek: verklaart dat je de betekenis ervan begrijpt.
− Overtuigd worden: visuele retorica: verklaart hoe visuele communicatie je overtuigt.
Je begrijpt hoe je het beeld interpreteert (gestalttheorie) en begrijpt (semiotiek), en hoe dit je
probeert te overtuigen (visuele retorica).
GSR-analyse: een iteratief proces, waarin je switch tussen de Gestaltwetten, semiotiek en retorica. Er
is geen vaste volgorde. Je kan bijvoorbeeld eerst onder de indruk zien, waarna je het beeld meer
begint te begrijpen, waarna je nog meer onder de indruk raakt.
Hoofdstuk 2
Beeldgeletterdheid: in staat zijn de bedoelde betekenis te lezen van zaken als advertenties, films, het
doel te interpreteren om te evalueren van vorm, structuur en kenmerken van de afbeelding.
Beeldgeletterdheid heeft niet één definitie.
Twee perspectieven:
− Vanuit de maker
− Vanuit de gebruiker
Een ‘beeldgeletterde’ (de maker) kan onder andere:
− Het onderwerp van beeld benoemen
− De betekenis van beeld begrijpen in de culturele context waarin het werd gemaakt en wordt
gebruikt
− Grammatica, stijl en compositie van beeld analyseren
− De gebruikte techniek analyseren
− De esthetische kwaliteit evalueren
− De kwaliteit in termen van doel en publiek evalueren
− De bevooroordeeldheid herkennen van (groepen) personen voor een afbeelding
We behandelen drie theorieën waaraan we visuele geletterdheid aan ophangen: de Gestalttheorie,
de semiotiek en de retorica.
Gestalt: een totaal beeld.
Semiotiek: kijkt naar beeld in termen van tekens en tekensystemen. Maakt onderscheid in: iconische,
indexicale en symbolische tekens.
Visuele retorica: bekijkt de overtuigingskracht van communicatiemiddelen.
,Hoofdstuk 3
De functies in beeld:
− Beeld doet complexiteit recht: een animatie geeft ons duidelijkheid over een onderwerp.
− Beeld vertelt een universele boodschap: we herkennen dat een naam bij een foto hoort.
− Beeld vertelt, bewijst en overtuigt.
− Beeld maakt vergelijken mogelijk.
− Beeld prikkelt, emotioneert en vermaakt.
, College 2 en 3: Hoofdstuk 4, 5 en 6
Hoofdstuk 4: Handig hulpje voor maker en gebruiker
Nederstigt en Poeisz (1999) hanteren de volgende definitie voor perceptie: perceptie is een proces
waarbij een individu, de objectieve, waar te nemen stimuli, transformeert tot een subjectieve,
waargenomen werkelijkheid.
Gestalt zorgt bij de visuele communicatie voor een weldadige orde die de makers van visuele
informatie op het rechte spoor houdt en de gebruikers pleziert.
Het belangrijkste principe van Gestalt (de Duitse term voor ‘vorm’ of ‘geheel’) is dat je geen losse
elementen waarneemt, maar dat je de losse elementen groepeert en als geheel ziet: het geheel is
meer dan de som der losse delen.
De gestaltpsychologie: is een tak van de psychologie die begin 20ste eeuw opkwam.
Hering illusie Zöllner illusie
Fick illusie Poggendorf illusie Delboeuf illusie
Gestalt zorgt ervoor dat de breinbelasting afneemt. Eenvoud geeft ruimte (in je geheugen;
makkelijker opslaan).
Edward G. Boring (1886-1968) is een experimenteel psycholoog. In 1942 telde hij 114 gestaltwetten
(wetmatigheden over hoe wij zaken waarnemen). Een klein deel hiervan is toepasbaar op visuele
vormen. Gestalt is het totaal beeld.