Samenvatting
Psychologie van de adolescentie.
3 belangrijke kenmerken van pedagogiek:
1. Ontwikkeling
2. Rijping
3. Groei
,Hoofdstuk 1: Inleiding
Het woord Adolescentie worden gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de
volwassenheid. Er is sprake van biologisch rijpingsproces. Het uiterlijk verandert en er wordt anders
gedacht over hoe alles hoort te zijn. De belangrijkste ontwikkelingstaak is het ontwikkelen van eigen
identiteit. De jongere wil erken en herkend worden.
Het begrip Pubertijd heeft betrekken op het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale
ontwikkeling die de geslachtsrijping aanstuurt.
Het begin van de adolescentie hoeft niet alleen in verband gebracht te worden met biologische
veranderingen omdat.
Hormonale veranderingen zijn er soms al voordat er lichamelijke verschijnselen zijn waar te
nemen
Het psychisch ontwikkelingsproces loopt niet altijd synchroon met de lichamelijke rijping.
Aan het begin van de adolescentie zien we ook al belangrijke veranderingen die sociaal en
cultureel bepaald zijn.
Wanneer duiden problematische gedragingen tot een stoornis in de ontwikkeling?
3 aandachtspunten:
1. Maak onderscheid tussen eenmalige stemmingen of gedragingen en meer langdurige
patronen
2. Stel de diagnostische vraag of de problemen een symptoom kunnen zijn voor een stoornis.
3. Timing van het probleemgedrag - - > Wanneer het gedrag alleen in de adolescentie fase
plaatsvindt kan het ook weer verdwijnen
Als Karakteristiek voor de fase van de adolescentie worden vooral gezien als:
1. Vormen van een eigen identiteit & autonomie bereiken t.o.v. ouders.
2. Manieren van omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten.
3. Bepaald niveau van cognitief functioneren.
Ontwikkelingstaken verwijzen naar de eisen en verantwoordingen die binnen een bepaalde cultuur
voor een bepaalde leeftijdsgroep gelden.
Soms zien we continuïteit, bijvoorbeeld wanneer latere ervaringen consistent zijn met eerdere
ervaringen of met sommige eigenschappen van het individu. Soms zien we discontinuïteit, waarbij er
belangrijke wendingen in de levensloop optreden.
Levenslooptrajecten: Er wordt nagegaan welke samenhang tussen opeenvolgende gebeurtenissen in
een mensenleven te traceren vallen.
De ontwikkelingspsychopathologie richt zich op onderzoek naar de condities waaronder stoornissen
in de ontwikkeling optreden, in stand blijven of verdwijnen, en naar de individuele verschillen in
aanpassing die daarbij voorkomen.
Een complex samenspel tussen individu en omgeving bepalen de richting van een
ontwikkelingstraject. Theorieën uit het dynamisch interactionisme benadrukken dat mensen hun
eigen omgeving vormen, maar op hun beurt ook hun omgeving worden gevormd. Dit wordt ook wel
Transactiononele modellen genoemd.
,Capsi & Shiner onderscheiden 3 manieren waarop kenmerken van personen samenhangen met de
omgeving - - > persoon – Omgeving interactie:
1. Passieve interactie: Het individu krijgt de omgeving die door biologische verwanten (ouders)
worden aangeboden.
2. Evocatieve interactie: Het individu beïnvloed een omgeving door reacties die men bij
anderen oproept. Persoon lokt reacties van de omgeving uit.
3. Actieve interactie: Het individu selecteert een omgeving.
Hoofdstuk 2:
Ecologische theorie: De structuur van de omgeving.
De theorie beschrijft vijf niveaus in de interactie tussen individu en omgeving, die elk op een directe
of minder directe manier invloed uitgeoefend op de ontwikkeling van de jongere. De vier eerste van
deze niveaus – of ook wel ‘systemen’ genoemd – Zijn hiërarchisch georganiseerd: ze kunnen worden
voorgesteld als vier concentrische cirkels.
1. Micro systeem: Het is een verzameling van activiteiten en relaties in de onmiddellijke,
persoonlijke omgeving van de jongere. Bijvoorbeeld: Het gezin, groep leeftijdsgenoten van
school.
2. Meso systeem: Dit omvat de wederzijdse verbinding en precessen die optreden tussen twee
of meer microsystemen. Pogingen die de ouders ondernemen om de relaties tussen de
jongere en zijn of haar vrienden te sturen.
3. Exo systeem: Het gaat hier om systemen waarmee jongeren zelf niet rechtstreeks in contact
komen, maar die toch een invloed hebben op hun gedrag en ontwikkeling. Bijvoorbeeld, De
plaats waar de ouders werken. Als er conflicten zijn op het werk, kan dit van invloed zijn op
de wijze waarop de vader of de moeder de opvoederrol vervult.
4. Macro systeem: Dit is het niveau dat het verst is verwijderd van de onmiddellijke ervaring
van de jongere en kan worden omschreven als de cultuur waartoe de adolescent behoord.
Bijvoorbeeld: Belangrijke maatschappelijke instellingen, zoals de regering.
,Hoofdstuk 3: Lichamelijke ontwikkeling
De lichamelijke veranderingen (waarvan sommige zichtbaar en sommige niet) tonen zich op
verschillende manieren:
1. Er treden veranderingen op in de hormonale systemen die de lichamelijke veranderingen
reguleren en coördineren
2. Er is een periode van versnelde groei van het lichaam (= Groeispurt)
3. Er is een toename en een andere verdeling in lichaamsvet en spierweefsel.
4. Systemen van bloedsomloop en ademhaling ontwikkelen zich. Wat in combinatie met
verandering van spierweefsel kan leiden tot meer kracht en uithoudingsvermogen.
5. De rijping kom op gang van de primaire geslachtsorganen en van de secundaire seksuele
kenmerken.
De lichamelijke veranderingen worden tijdens de adolescentie gereguleerd door 3 verschillende
regelsystemen. Dit zijn de zogeheten neuro-endocrine assen: De bijnier, de Gonada en de groei-as.
Deze vinden plaats onder invloed van het centrale zenuwstelsel.
Androgeen: Leidt tot typische mannelijke veranderingen, zoals groei van de testikels, prostaat,
haargroei en groei van talgklieren. Die kan lieden tot het bekende jeugdpuistjes.
Estrogeen: Leidt tot typische vrouwelijke veranderingen, zowel in de genitale regio (groei van
baarmoederslijmvlies) als in de borstontwikkeling.
Het Groeihormoon (GH) wordt gezien als de voornaamste bepaler van groei. Afgifte van het GH
wordt gereguleerd door 2 hormonen. Één die de GH stimuleert genaamd: Het groeihormoon
releasing hormoon. En een hormoon die het afremt genaamd: somatostatin. Door een goede
samenhang gaat de GH schoksgewijs gedurende de ontwikkeling.
Hormonale veranderingen resulteren in flinke veranderingen in de vorm van uiterlijk van
adolescenten. Voor de pubertijd groeien jongen en meisjes ongeveer 5-6 centimeter per jaar. Tijdens
de pubertijd groepen meisjes ongeveer 9 en jongens 10.3 centimeter per jaar.
Meisjes beginnen eerste aan hun groeispurt. (12 jaar, in vergelijking van 14 jaar van de jongens)
Stadia Schaamhaar meisjes en Borstontwikkeling Ontwikkeling genitaliën
jongens meisjes jongens
1 Geen beharing eerst Alleen iets verheven Geen ontwikkeling penis,
(blonde) tepels scrotum of testikels
2 Haartjes, alleen bij penis Enige borstvorming Scrotum en testikels groeien,
en langs labia scrotum verkleurd
3 Meer haar, donkerder, Wat meer Penis wordt langer
gekruld, over hele borstvorming, maar nog
schaamstreek geen duidelijke
afgrenzing
4 Volwassen haar maar Tepel verheft zich Penis wordt dikker en eikel
nog steeds op beperkt boven borst groeit mee, scrotum
gebied verkleurt verder
5 Hoeveelheid en Tepelhof volgt Genitaliën bereiken
spreiding volwassen borstvorming volwassen omvang en vorm
proporties
, Bij Internaliserende problematiek gaat het om problemen die met innerlijk onrust gepaard gaan
en niet altijd zichtbaar zijn voor andere, waardoor ze onvoldoende worden herkend en adequaat
worden behandeld. (Angststoornissen en depressieve stoornissen vallen hieronder.
Externaliserende problemen en stoornissen: gaan gepaard met conflicten met andere mensen
of met de maatschappij als geheel en deze zijn zichtbaar aan het uiterlijke gedrag. Er is een
overlap met crimineel gedrag, maar niet ieder crimineel gedrag is een stoornis of niet iedere
stoornissen brengt strafbaar handelen met zich mee.
Voortgeschreden lichamelijke ontwikkeling tijdens de adolescentie leidt bij meisjes vaak tot
ontevredenheid met hun lichaam. Dat kan tot gevolg hebben dat de meisjes er met diëten iets aan
willen doen, wat soms zelfs leidt tot eetstoornissen.
Bij jongen leidt de lichamelijke ontwikkeling eerder tot meer tevredenheid met hun lichaam, hoewel
de aandacht voor een gespierd lichaam ook een bepaald risico met zich mee brengt. Zoals het
gebruik van Steroïden en voedingssupplementen.
Hoofstuk 4: Hersenontwikkeling 4.3
Adolescentie wordt gedefinieerd als de levensfase tussen de kindertijd en de volwassenheid waarin
jongeren opgroeien tot volwassen deelnemers in de maatschappij.
De hormonale ontwikkeling tijdens de adolescentie kan worden opgedeeld in verschillende fases:
Prepuberteit: (meisjes: 6 – 9 jaar, jongens: 7 – 10 jaar), die wordt gekenmerkt door een toename
in de afscheiding van hormonen uit de bijnierklieren.
Vroege puberteit: (9 – 13 jaar), de puberteit wordt vaak gezien als startpunt van de adolescentie
wanneer groei- en geslacht hormonen invloed gaan uitoefenen op het lichaam en de hersenen.
Bij meisjes start de pubertijd vaak tussen de 8 en 12 jaar en bij jongens is de start vaak tussen de
9 en 13 jaar.
Midden puberteit: (14 – 17 jaar), hierna hebben jongeren nog enkele jaren nodig om op te
groeien tot volwassen lid van de samenleving.
Late adolescentie: (18 – 22 jaar), het einde van deze periode wordt cultureel bepaald. Namelijk
wanneer jongeren zelf mogen autorijden, stemmen en nu financieel afhankelijke zijn.
Witte stofbanen in de hersenen zorgen ervoor dat de ontwikkeling in een verschillen tempo werkt bij
jongens en meisjes. Witte stofvolume piekt eerder in meisjes dan in jongens. Deze bevindt leidt tot
een veranderstelling dat puberteitshormonen mogelijk een invloed hebben op de snelheid van de
ontwikkeling van de hersenen, want meisjes raken immers gemiddeld eerder in de puberteit dan
jongens.
4.5 Executieve functies: verwerken van complexe informatie, redeneren over problemen en plannen
van toekomstig handelen. De executieve functies zijn belangrijk voor:
- Sturing van gedrag
- Onder controle houden van gedachten en handelen
- Filteren van irrelevantie informatie.
Werkgeheugen: kan een beroep doen op het vasthouden van informatie zoals bijvoorbeeld een
reeks getallen, letters of locaties, die enkele seconden moeten worden vastgehouden in het
geheugen om daarna weer opgeroepen te kunnen worden.
Daarnaast kan het werkgeheugen een beroep doen op het manipuleren van informatie van
gedachten. Bijvoorbeeld: het onthouden van een reeks letters (B-G-T-A-R). Dit onthoudt het
werkgeheugen dan op alfabetische volgorde om het makkelijker te onthouden. (A-B-G-R-T).