Jurisprudentie formeel belastingrecht
Aanslagbelastingen/Aangiftebelastingen
HR 16 oktober 1991, nr. 26416, BNB 1991/339, (in bundel jurisprudentie formeel belastingrecht):
Ingehouden loonbelasting komt, behoudens afwijkende wettelijke bepalingen, dan ook slechts voor
teruggaaf in aanmerking indien en voor zover zij de materiële belastingschuld overtreft. Voorlopige
aanslagen dienen wanneer de definitieve aanslag niet tijdig wordt opgelegd, te worden vernietigd en
de daarop betaalde bedragen dienen te worden teruggegeven.
Hoge Raad 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:970, BNB 2020/108 (in jurisprudentiebundel formeel
belastingrecht) pleitbaar standpunt vereiste aangifte
Voor de omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte is in
geen geval plaats als de belastingplichtige bij het doen van de aangifte een pleitbaar standpunt heeft
ingenomen. Van een pleitbaar standpunt is sprake als het gaat over een standpunt met betrekking tot
de interpretatie van het (fiscale) recht. Daaronder valt mede de vaststelling van feiten.
HR 26-04-2024, ECLI:NL:HR:2024:667, V-N 2024/20.17. Ambtshalve vermindering.
Een redelijke uitleg van de regels over nieuwe jurisprudentie brengt mee dat de inspecteur niet kan
weigeren een aanslag ambtshalve te verminderen indien hij bij het opleggen van die aanslag is
uitgegaan van een rechtsopvatting waarvan hij redelijkerwijs niet mocht menen dat die juist was. Dan
kan namelijk niet worden gezegd dat de onjuistheid van de aanslag ‘voortvloeit’ uit latere
jurisprudentie als bedoeld in art. 45aa onderdeel b Uitv.reg. IB 2001. De vraag of de inspecteur in
redelijkheid mocht menen dat zijn standpunt juist was, moet worden beoordeeld naar de stand van
het recht op het moment waarop de aanslag onherroepelijk is geworden.
Navordering
HR 6 juni 1973, nr. 17106, BNB 1973/161 (in bundel jurisprudentie formeel belastingrecht) Schrijf of
tikfout
Uitzondering op eis van nieuw feit. Navordering mogelijk bij schrijf- of tikfout die door inspecteur niet
kan zijn beoogd en onmiddellijk als zodanig voor belastingplichtige kenbaar is. (Art. 16 lid 2 sub c). Dit
gaat erover dat er wel nagevorderd mag worden als het bedrag ten minste 30% afwijkt. Dit had de
belastingplichtige dan kenbaar moeten zijn.
HR 14 november 2006, nr. 02324/05, NTFR 2006/1675 (in bundel jurisprudentie formeel
belastingrecht) (KB Lux bewijs)
Ex-werknemers van de Luxemburgse bank KB-Lux hebben microfiches gestolen of verduisterd. De
Belgische autoriteiten hebben hierover de beschikking gekregen en hebben de (kopieën van)
microfiches aan de Nederlandse overheid gegeven op basis van Richtlijn 77.799/EEG. Aldus was de
overdracht aan de Nederlandse overheid rechtsgeldig. Het gebruik van de (kopieën van) microfiches
in een Nederlandse (fiscale) strafzaak is niet onrechtmatig, omdat niet vaststaat dat
overheidsdienaren bij de diefstal of verduistering betrokken waren of frauduleus gedrag hebben
1
, geïnitieerd of gefaciliteerd. Bewijsuitsluiting in de strafzaak vindt dus niet plaats als het gaat om
bewijsmateriaal dat door diefstal of verduistering, gepleegd door particulieren, verkregen is.
HR 7 december 2007, nr. 44096, V-N 2007/58.13 (in bundel jurisprudentie formeel belastingrecht)
(man van 3,4 miljoen)
Geen navordering bij geautomatiseerd vastgestelde aanslag conform de aangifte. De inspecteur heeft
de aangifte door de computer laten vaststellen en is niet verder tot onderzoek uit gegaan. Dit zorgt
ervoor dat er niet nagevorderd mag worden.
HvJ EG, Vijfde kamer, 11 juni 2009, nr. C-155/08 en C-157/08, V-N 2009/29.6 (H) (X en Passenheim-
van Schoot) (in bundel jurisprudentie formeel belastingrecht)
Verlengde navorderingstermijn in geval van verzwijging van buitenlandse banktegoeden is in beginsel
in overeenstemming met EG-recht. Indien belastingautoriteiten geen aanwijzing hebben over het
bestaan van buitenlandse banktegoeden, is verlengde navorderingstermijn geoorloofd. Indien zij
echter wel over aanwijzingen beschikken is proportioneel gebruik vereist van regelingen voor
wederzijdse bijstand.
HR 26 februari 2010, nr. 43670bis, V-N 2010/13.8 (in bundel jurisprudentie formeel belastingrecht)
Navorderingsaanslag na het verstrijken van de normale navorderingstermijn op basis van
aanwijzingen. Deze aanslag dient te worden opgelegd met inachtneming van het tijdsverloop da
noodzakelijkerwijs is gemoeid met het verkrijgen van de inlichtingen benodigd voor het vaststellen
van de belastingschuld, én met het redelijke voortvarend voorbereiden en vaststellen van de aanslag
aan de hand van de gegevens waarover de inspecteur beschikt.
HR 16 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:359, BNB 2018/88 (navordering in buitenlandsituaties IJssalon)
(in bundel jurisprudentie formeel belastingrecht)
Winstbestanddelen waarvan de verwerving en ontvangst geen aanknopingspunt hadden met een
ander land dan Nederland kan niet worden gezegd dat deze bestanddelen in het buitenland zijn
opgekomen ex art. 16 lid 4 AWR. Dit wordt ook niet anders als de bedragen naderhand buiten het
zicht van Nederland op een buitenlandse bankrekening worden gestort. In gevallen waarin de
verlengde navorderingstermijn van toepassing is op één bestanddeel van het vermogen of inkomen is
navordering niet mogelijk ten zaken van andere bestanddelen van dat inkomen of vermogen.
Hoge Raad 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1810, NTFR 2018/3433 (in bundel jurisprudentie
formeel belastingrecht) omkering bewijslast ziet op hoogte navorderingsaanslag, niet op
navordering
Bij de hoogte van de navorderingsaanslag is de omkering van bewijslast van toepassing. De omkering
van bewijslast wordt niet gebruikt om vast te stellen of navordering wel mogelijk is. Dit moet van
tevoren al duidelijk zijn.
2
