Samenvatting Sociale Media en Nieuwe Media
Inhoudsopgave
Week 1: Online taalgebruik: digi-taal............................................................................................................. 2
Verheijen, L. (2017). WhatsApp with social media slang? Youth language use in Dutch written computer-
mediated communication....................................................................................................................................2
Week 2: Online zelf: presentatie en impressie-management..........................................................................6
Belk, R. W. (2013). Extended self in a digital world.............................................................................................6
Hogan, B. (2010). The presentation of self in the age of social media: Distinguishing performances and
exhibitions online.................................................................................................................................................9
Ellison, N. B., Hancock, J. T., & Toma, C. L. (2011). Profile as a promise: A framework for conceptualizing
veracity in online dating self-presentations.......................................................................................................12
Week 3: Online relaties: vriendschap en dating............................................................................................17
Sharabi, L. L., & Caughlin, J. P. (2018). Deception in online dating: Significance and implications for the first
offline date.........................................................................................................................................................17
Amichai-Hamburger, Y., Kingsbury, M., & Schneider, B. H. (2013). Friendship: An old concept with a new
meaning?............................................................................................................................................................20
Ellison, N. B., Lampe, C., Steinfield, C., & Vitak, J. (2011). With a little help from my friends. How social
network sites affect social capital processes.....................................................................................................24
Week 4: Online marketing: merkposts, influencers en viral gaan..................................................................28
De Vries, L., Gensler, S., & Leeflang, P. S. H. (2012). Popularity of brand posts on brand fan pages: An
investigation of the effects of social media marketing......................................................................................28
Berger, J., & Milkman, K. L. (2012). What makes online content viral?.............................................................30
De Veirman, M., Cauberghe, V., & Hudders, L. (2017). Marketing through Instagram influencers: The impact
of number of followers and product divergence on brand attitude...................................................................32
Week 5: Online politiek: activisme, polarisatie en nepnieuws.......................................................................35
Allcott, H., & Gentzkow, M. (2017). Social media and fake news in the 2016 election.....................................35
Sandoval-Almazan, R. & Gil-Garcia, J. R. (2014). Towards cyberactivism 2.0? Understanding the use of social
media and other information technologies for political activism and social movements.................................37
Lee, J. K., Choi, J., Kim, C., & Kim, Y. (2014). Social media, network heterogenity, and opinion polarization...41
Week 6: Online arbeidsmarkt: profilering en werving...................................................................................44
Fieseler, C., Meckel, M., & Ranzini, G. (2014). Professinonal personae: How organizational identification
shapes online identity in the workplace.............................................................................................................44
van Zoonen, W., Verhoeven, J. W., & Vliegenthart, R. (2016). How employees use Twitter to talk about work:
A typology of work-related tweets.....................................................................................................................47
Zide, J., Elman, B., & Shahani-Denning, C. (2014). LinkedIn and recruitment: How profiles differ across
occupations........................................................................................................................................................49
1
,Week 1: Online taalgebruik: digi-taal
Verheijen, L. (2017). WhatsApp with social media slang? Youth
language use in Dutch written computer-mediated communication
Sociale mediagebruik is in de afgelopen jaren steeds meer toegenomen. Communicatie via
deze nieuwe kanalen heet ‘Computer-mediated communication’ (CMC) computers in
een netwerk en tekst gebruiken om berichten tussen mensen of groepen mensen over tijd
en ruimte te verzenden.
Digi-taal/CMC language een geschreven taalvariant die vooral door jongeren wordt
gebruikt bij informeel communicatie via nieuwe media en wordt gekenmerkt door
afwijkingen van de normen van de standaardtaal bij spelling, grammatica en interpunctie.
Er zijn verschillende technologiesoorten om online te communiceren:
Mobiele apps (WhatsApp)
Internet apps (Skype, MSN)
Sociale netwerksites (Facebook chat)
Online gaming netwerken of virtuele werelden (World of Warcraft) en platformen om
visuele media te delen (YouTube, Instagram, Pinterest)
Blogs/microblogs (Twitter, Tumblr)
Online fora (VIVA forum)
Kenmerken van digi-taal:
Ortografie (spelling): textisms, spelfouten, typefouten
Typografie: symbolen, emoticons
Syntaxis (grammatica): omissies (weggelaten woorden)
Lexis (woordgebruik): engelse woorden, tussenwerpsels
Grafisch: hyperlinks, foto’s, video’s, geluidsbestanden, emoji
Oorzaken van het onstaan van digi-taal:
Efficiëntie en snelheid, tempo overschrijdt correctheid Sommige media hebben
een beperkte berichtgrootte (sms- of Twitterbericht)
Gebruik van spreektaal vanwege het informele karakter
Verhoging expressiviteit; compensatie van para linguïstische en prosodische
elementen in geschreven (digitale) taal (stress, intonatie, volume, lichaamstaal,
gezichtsuitdrukkingen). Volgens Androutsopoulus (2011): economie, oraliteit en
compensatie.
Jongeren vinden het leuk om creatief te zijn binnen communicatie via nieuwe media,
spelen met taal kan bijdragen aan sociale identiteit.
Dus: afwijkingen in digi-taal zijn vaak functioneel.
Factoren die bepalen in welke mate gebruikers van nieuwe media afwijken van
standaardtaal:
2
, Gebruikerskenmerken (leeftijd, geslacht, etnische achtergrond, bekendheid met
afkortingen, persoonlijke voorkeuren)
Situationele factoren (gespreksonderwerp, ontvanger, communicatiedoel)
Kenmerken, mogelijkheden en beperkingen van het medium (berichtlimiet,
formaliteit, synchroniteit, interactiviteit)
Binnen dit onderzoek zijn vier media onderzocht: , Instant messaging (MSN), Text messaging
(SMS), Microblogging (Twitter) en Instant messaging (WhatsApp).
Binnen deze vier media zijn telkens twee leeftijdsgroepen onderzocht (12-17 jaar
(adolescenten) en 18-23 jaar (jongvolwassenen)).
Classificatie van textisms
Initialisme/alfabetisme sv, hvj, omg
Samentrekking vnv, idd
Clipping lache, truste, nie
Verkorting/beknotting eig, knuf
Fonetische herspelling:
a) Inkortingen fyn, ff, nix
b) Vervangingen ofso, jonguh
c) Verleningen heej, okee, errug
Enkele letter homofoon k, n, t
Alfanumerieke homofoon suc6, w8
Visuele herspelling Juli@n
Reduplicatie zooo, neee
Accentstilering hoezut, kweenie, lama
Overige pleziehr, helaasje, laterz
Resultaten
Orthografie (spelling)
Textisms werden meer gebruikt door adolescenten dan door jongvolwassenen in alle
media (MSN, SMS, Twitter en WhatsApp), maar het verschil was afhankelijk van het
medium.
Misspellings (spelfouten) kwamen het meest voor bij MSN, bij deze zelfs meer bij
jongvolwassenen dan bij adolescenten. Bij de overige media maakten de
adolescenten meer spelfouten.
Typos (typefouten) kwamen het meeste voor bij WhatsApp en SMS. Adolescenten
maakten meer typefouten dan jongvolwassenen in alle vier de media.
Typografie (emoticons, symbolen)
Emoticons werden het meest gebruikt in MSN, veel meer door adolescenten dan
jongvolwassenen. Bij SMS gebruikten juist meer jongvolwassenen emoticons en bij
WhatsApp en Twitter lagen de leeftijdsgroepen dicht bij elkaar in gebruik. Bij
WhatsApp werden in plaats van emoticons emoji gebruikt.
3
, Symbolen werden veruit het meest gebruikt bij Sms-berichten, meer door
adolescenten dan jongvolwassenen.
Syntax (grammatica)
Omissies (weggelaten woorden) werden bij MSN en WhatsApp meer gebruikt door
adolescenten en bij sms en Twitter juist meer door jongvolwassenen
Lexis (woordgebruik)
Engelse woorden werden bij ieder medium het meest gebruikt door adolescenten.
Daarnaast was het gebruik van Engelse woorden bij WhatsApp het grootst.
Tussenwerpsels werden eveneens bij ieder medium het meest gebruikt door
adolescenten. Het kwam het meeste voor bij MSN.
Discussie
Leeftijd speelt een duidelijke rol bij digi-taal. Adolescenten gebruiken significant
meer texisms, typos en symbolen in de vier media en spelfouten in drie media
(behalve MSN). Dit kan verklaard worden doordat adolescenten meer rebels zijn in
hun puberteit en zich afzetten tegen de normale taalnormen. De jongvolwassenen
willen daarentegen meer serieus genomen worden en voelen sociale normen
waaraan zij willen voldoen.
Het medium waarbinnen wordt gecommuniceerd heeft een grote invloed op het
gebruik van digi-taal. Het heeft zelfs een groter effect dan leeftijd. Veel
karakteristieken van de media (berichtgrootte, (a)synchroniteit, zichtbaarheid,
interactiviteit en technologie) spelen hierbij een rol en kunnen het gebruik van digi-
taal aanmoedigen of ontmoedigen.
Conclusie
Nederlandse jongeren gebruiken inderdaad taal die afwijkt van het standaard Nederlands als
zij communiceren via sociale media. Het gebruik van digi-taal verschilt per medium en
leeftijd. Het online taalgebruik van de jeugd biedt een rijkdom aan taalverscheidenheid.
Limieten en vervolgonderzoek
De dataverzameling van de verschillende onderzoekseenheden was niet op hetzelfde
tijdstip (2009-2011 en 2015), waardoor er verschillen zouden kunnen zijn. Meer
recente data
Ook kinderen bijv. 6-11 jaar in het onderzoek meenemen
Andere media analyseren, aanvullen met FB posts
Meer mediakenmerken zoals bijv. autocorrect of relatie tussen de twee personen die
in gesprek met elkaar zijn
Extra onafhankelijke variabele, bijv. geslacht
Prestaties en taalgebruik op school/taalvaardigheid
o 1: Eerst schrijven ze een essay, daarna vullen ze een vragenlijst in over hun
gebruik van sociale media, waarna er wordt gekeken naar correlaties.
o 2: Er is een experimentele groep en een controlegroep.
4