1
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Project A (Opdracht C, week 1; Opdracht E, week 2; Opdracht G, week 3) ................................ 4
1.1 Opdracht C: Doel/ resultaat/ projectvoorbereiding ....................................................................................... 4
1.1.1 Situatieschets .......................................................................................................................................... 4
1.1.2 Probleemanalyse .................................................................................................................................... 5
1.1.3 Definiëring van het projectvraagstuk ..................................................................................................... 6
1.1.4 Geformuleerd projectdoel ...................................................................................................................... 6
1.1.5 Uitspraken over het resultaat en de impact van het project ................................................................. 6
1.1.6 Globale opbouw van het theoretische kader ......................................................................................... 6
1.1.7 Projectvraag en opzet ............................................................................................................................. 7
1.2 Opdracht E: Projectplan ................................................................................................................................. 8
1.2.1 Inleiding................................................................................................................................................... 8
1.2.2 Definitie/beschrijving van het begrip/construct .................................................................................... 8
1.2.3 Operationaliseringstabel ...................................................................................................................... 10
1.2.4 Beschrijving van het werkveld .............................................................................................................. 11
1.2.5 Doel en eindresultaat van het project .................................................................................................. 12
1.2.6 Context van het project ........................................................................................................................ 12
1.3 Opdracht G: Theoretische verantwoording begrip/construct ...................................................................... 13
Hoofdstuk 2: Individuele Opdrachten (Opdracht A week 1, Opdracht H week 3, Opdracht I week 3,4,5)....... 18
2.1 Opdracht A: Je eigen profiel voor samenwerking in de projectgroep .......................................................... 18
2.1.1 Inleiding................................................................................................................................................. 18
2.1.2 Kern ....................................................................................................................................................... 18
2.1.3 Afsluiting ............................................................................................................................................... 19
2.2 Opdracht H: Checken en Feedback geven .................................................................................................... 20
2.3 Opdracht I: Kort verslag van een workshop ................................................................................................. 21
Workshop 1: Onderzoeksopzet ..................................................................................................................... 21
Workshop 2: APA-richtlijnen ......................................................................................................................... 21
Workshop 3: Motivatie tot verandering ........................................................................................................ 21
Hoofdstuk 3: Groepsopdrachten (Opdracht B week 1, Opdracht F week 2, Opdracht J week 3, Opdracht K
week 3) .................................................................................................................................................... 23
3.1 Opdracht B: Samenwerking in de projectgroep ........................................................................................... 23
3.1.1 Inleiding................................................................................................................................................. 23
3.1.2 Kern ....................................................................................................................................................... 23
3.1.3 Afsluiting ............................................................................................................................................... 23
3.2 Opdracht F: Observatieopdracht Projectgroep ............................................................................................ 24
3.3 Opdracht J: Voorbereiding Presentatie week 7 ............................................................................................ 26
Hoofdstuk 4: Planning/ Urenverantwoording ............................................................................................ 27
Hoofdstuk 5: Reflectie Project A ................................................................................................................ 31
5.1 Ethiek ............................................................................................................................................................ 33
Literatuurlijst ........................................................................................................................................... 34
Bijlagen .................................................................................................................................................... 37
Bijlage 1: Literatuurstudie stress en prestatiedruk onder studenten ................................................................. 37
Bijlage 2: Feedback presentatie Mirjam Komen ................................................................................................ 44
2
,Bijlage 3: PowerPoint presentatie ...................................................................................................................... 46
3
, Hoofdstuk 1: Project A (Opdracht C, week 1; Opdracht E, week 2;
Opdracht G, week 3)
In dit hoofdstuk leest u meer over de situatieschets, het probleem, de definiëring van het vraagstuk,
en het project doel.
1.1 Opdracht C: Doel/ resultaat/ projectvoorbereiding
1.1.1 Situatieschets
We kijken natuurlijk naar de prestatiedruk onder studenten. We zullen dan ook duidelijk vanuit het
perspectief van de studenten kijken. Wanneer ben je nou een student? Volgens het Algemeen
Nederlands Woordenboek (z.d.) ben je een student als je onderwijs volgt aan een universiteit,
hogeschool of andere instelling voor hoger onderwijs. Zelfs vanaf het studiejaar 2020-2021 wordt er
in de wet vastgelegd dat ook mbo’ers voortaan studenten worden genoemd in plaats van deelnemer
(NOS, 2018). Minister van Engelshoven van Onderwijs reageert hierop: “Jongeren in het mbo zijn net
zo goed studenten als al die anderen. Door nu ook in de wet de term deelnemer te veranderen in het
woord student doen we aan iedereen recht” (NOS, 2018). In het studiejaar 2018-2019 worden dus
officieel nog geen mbo’ers meegerekend als het gaat om studenten. Volgens het CBS (2019) waren er
in het studiejaar van 2018-2019, zonder de mbo’ers, 1.248.644 studenten.
De studenten bevinden zich natuurlijk in het onderwijs. U heeft net kunnen lezen hoeveel studenten
wij in Nederland wel niet hebben. We hebben in Nederland ook ontzettend veel hogescholen. Zo
kunt u natuurlijk denken aan Hogeschool Utrecht, maar ook aan Aeres Hogeschool, Amsterdamse
Hogeschool voor de Kunsten, Avans Hogeschool of bijvoorbeeld Fontys Hogescholen. Momenteel zijn
er 36 door de overheid bekostigde hogescholen in Nederland. Aan al deze hogescholen studeren er
maar liefst 450.000 studenten (Vereniging Hogescholen, z.d.).
De hogenscholen in Nederland zijn druk bezig met het opleiden van de studenten. Ze leiden ze op als
toekomstige professionals, maar ze transformeren hiermee ook de arbeidsmarkt en dragen bij aan
persoonlijke vorming van studenten en cohesie in de samenleving. Hogescholen zijn erg divers. Van
monosectorale hogescholen, dat zijn onder andere pabo’s tot kunsthogescholen, tot hogescholen die
opleiden voor alle sectoren. Zo heb je ook hogescholen die zich meer toespitsen op praktijkgericht
onderzoek tot hogescholen die vooral werk maken van bachelor- en Ad-opleidingen. Een
uitgangspunt voor hogescholen zijn vooral differentiatie en profilering. Voor alle hogescholen geldt
dat ze een professionele (leer) gemeenschap vormen met het (regionale) werkveld (Vereniging
Hogescholen, 2019).
De relatie met het werkveld is erg belangrijk. Deze relatie staat namelijk aan het begin en tevens aan
het eind van de cirkel met betrekking tot kennisdeling, kennisontwikkeling, kenniscirculatie en
kennisoverdracht. Deze cirkel is erg intensief. Het is een wisselwerking tussen werkveld en onderwijs
die zowel het onderwijs als de beroepspraktijk actueel houdt. Het werkveld levert daarnaast ook
belangrijke input voor het leren van de student, het onderwijzen door de docent en het
praktijkgericht onderzoek van docent-onderzoeker en lector. Hogescholen hebben te maken met
bedrijven, publieke instellingen, docenten, onderzoekers en studenten. Zij samen ontwikkelen in
samenspel met elkaar nieuwe kennis voor onderwijs en beroepspraktijk (Vereniging Hogescholen,
2019).
Momenteel is er veel vraag naar meer hoger opgeleiden. Er zijn namelijk in veel sectoren tekorten
aan arbeidskrachten, zoals in de zorg, in de techniek en in het onderwijs. Deze tekorten zijn
gerelateerd aan de groeiende economie, maar ook aan demografische ontwikkelingen die zich in
Nederland afspelen. Deze demografische ontwikkelingen laten zien dat het percentage jongeren
afneemt en het percentrage ouderen toeneemt. Om deze tekorten op te lossen wordt er vooral naar
4