Psychodiagnostiek in de klinische psychologie
Samenvatting
H1: Inleiding
Verschillende werkvelden en registraties vd KP hebben eigen hulpaanbod
- Basis-ggz: diagnostiek is kleinschalig, in kort tijdsbestek beeld krijgen enkelvoudige
psychische problematiek + complexe aandoeningen gericht op herstel sterk
geprotocolleerd, DSM-classificatie noodzakelijk!
- Gespecialiseerde ggz: uitgebreid diagnostisch traject ernstiger, complexere problematiek
met psychosociale klachten of levensfaseproblematiek
Vier typen psychologen: basis-, gezondheidszorg-, klinisch (neuro) psycholoog en psychotherapeut.
Psychodiagnostisch onderzoek om beter begrip te krijgen van de klachten en onderling
samenhangende factoren. Allereerst wordt gekeken of client aan juiste adres is voor hulp.
Doorverwijzing gaat ten koste van continuïteit zorg dus streven naar zo min mogelijk verwijzingen.
Externe doorverwijzing kan terug zijn naar huisarts of specialist bijv. als psychodiagnostisch
onderzoek afdoende is (geen vervolgtraject). Interne doorverwijzing naar andere afdeling oftewel
zorgprogramma.
Multidisciplinaire samenwerking resulteert in holistische benadering, mbv biopsychosociale model.
Doelen diagnostiek:
1. Juiste adres?
2. Aard & ernst klachten?
3. Hoe kunnen klachten worden begrepen?
4. Beste hulp?
Verschillende bronnen, methoden en instrumenten worden gebruikt overzicht creëren: bronnen
samenvoegen clustering symptomen (DSM-5) + sterke/zwakken punten in kaart brengen
holistische theorie = hoe oefenen gedrag en psychosociale factoren invloed uit op het ontstaan en
beloop van problematiek?
Domeinen psychodiagnostisch onderzoek:
- Intelligentieonderzoek: niveau en structuur intelligentie maar ook werkwijze, manier van
omgaan met taken, tijdsdruk en flexibiliteit.
- Persoonlijkheidsonderzoek: persoonlijkheidskenmerken invloed op klachtenpatroon?
- Projectief onderzoek of indirecte methoden: manier van omgaan met taak eigenschappen,
voorkeuren, reactiewijzen, thema’s vd client. Vooral exploratief of aanvullend (want zwak).
- Neuropsychologisch onderzoek: hogere cognitieve functies, relatie hersenen en gedrag.
- Probleemgericht onderzoek: andere relevante klachten, manier van omgaan met problemen.
H2: Diagnostische cyclus
Belangrijkste richtlijnen voor diagnostische praktijk:
- Toets vermoedens aan gegevens en stel (voor)oordelen bij als daar aanleiding toe is
- Zoek doelgericht + systematisch naar patronen en houd rekening met consistentie patronen:
gebruik verschillende, onafhankelijke informatiebronnen
- Hanteer theoretisch (wetenschappelijk) verantwoorde redeneringen en gegevens
- Gebruik voldoende betrouwbare en valide diagnostische onderzoeksmiddelen: COTAN
- Leg verantwoording af door denk- en werkwijze steeds te expliciteren
, Doel daarvan: voorkomen/beperken van oordeelsfouten en streven naar transparantie! Ook ontstaat zo
overdraagbaar raamwerk, wordt communicatie bevorderd en onderzoek doen gemakkelijker.
De Bruyn heeft richtlijnen vertaald naar model met vier stappen = diagnostische cyclus met klacht-,
probleem-, verklarings- en indicatieanalyse.
Bij aanmelding eerst nagaan in hoeverre professioneel en ethisch verantwoord is opdracht te
accepteren: voldoende deskundig? Geen rolverwarring? Helderheid over verwachtingen geven.
Belangrijk opdrachtgever (hoeft niet altijd client te zijn) te kennen welke rechten, (ver)plicht(ingen)
en procedures gelden? dit allemaal van tevoren duidelijk maken.
Onderzoeksscenario = aard hulpvraag en (daarop gebaseerd) type diagnostisch onderzoek. Er zijn
vijf categorieën hulpvragen, vaak in elkaar overlopend.
- Onderkennend: in kaart brengen kenmerken of problemen
- Verklarend: ‘waarom?’-vraag locus van verklaring, inducerende & continuerende
condities, predisponerende, luxerende en onderhoudende factoren
- Indicerend: welke stappen zijn nodig om doel te bereiken vaak: vermindering klachten,
tussenstap is voorspellen uitkomst vd verschillende opties (= predictieve type)
- Selecterend: match persoon en conditie vanuit conditie benaderd
- Toewijzend: beslissingen voor één specifiek persoon bij één specifieke conditie
Diagnostische cyclus start met observatie/exploratie van klachten, waarna gekoppeld aan theoretische
kennis (= inductie). Er worden dan hypotheses gevormd over verklaringen die generaliserende (!)
voorspellingen over client inhouden. Daarna specifieke toetsingscriteria uit hypothesen halen (=
deductie) en die met specifieke instrumenten toetsen. Resultaten worden geïntegreerd en geeft in
indicatieanalyse antwoord op hoofd- en deelvragen waarna beste aanpak wordt bepaald.
(1) Klachtanalyse: verheldering van klachten en hulpvraag (want soms ongeordend en vaag). Hoe
kijkt client zelf tegen problemen aan en hoe daar tot zover mee omgegaan? Daarnaast moet
psycholoog in deze fase duidelijkheid geven over verwachtingen, werkwijze en mogelijke bijstelling
van onderzoek(svragen). Belangrijk een zo volledig mogelijk beeld te krijgen en interne consistentie
van verhaal te bewaken (geen strijdige conclusies!). Respecteer subjectieve karakter van uitspraken.
(2) Probleemanalyse: situatie rond hulpvraag verder in kaart brengen en koppelen aan algemene
kennis onderzoeksopzet (= diagnostisch scenario) wordt opgesteld: beschrijving en ordening
probleem concrete onderzoeksvragen die antwoord geven op de hulpvraag. Door hulpvraag te
analyseren in onderliggende vragen ontstaat logische volgorde voor het onderzoek. Belangrijk altijd te
blijven aansluiten bij KA & client en check bestaan van empirische kennis om bij aan te sluiten.
(3) Verklaringsfase: hypotheses opstellen onderzoeksvragen (concreet, eenduidig, wetenschappelijk)
operationalisatie in toetsbare constructen (meetpretentie, normgroep, betrouwbaarheid, validiteit,
objectief vaststellen) toetsing met juiste instrumenten volgens juiste methode (check functioneren
instr., normeren scores) evaluatie met vooraf opgestelde toetscriteria: bevestiging of verwerping.
Expliciete hypothesen tegen oordeelfouten want gebaseerd op achterliggende theorie + toevallige
uitschieters minder gewicht. Onverwachte uitkomsten (verwerping?) moeten opnieuw getoetst! Alleen
bevestigingen in conclusie. Ook bij impliciete hypotheses verloopt proces formeel en cyclisch.
Interpretaties van uitkomst per hypothese worden daarna geïntegreerd voor volledig beeld. Belangrijk!
Mogelijk deel cyclus opnieuw doorlopen voor aanvullende informatie vanwege strijdige uitkomsten.
(4) Indicatieanalyse: antwoorden op hulpvraag, vaak in vorm van aanbevelingen voor bepaalde
interventie. Er moet bepaald worden op welke doelen interventie is gericht (prioritering). Welke
interventie is mogelijk (sociale behandelingskaart)? Welke interventie geschikt? En wenselijk?
Indicaties & contra-indicaties? Het verwachte nut? Een terugkoppelingsgesprek is gericht op vertalen