People in groups BLOK 1
Theme 1, how do you feel today?
Social psychology 11th edition
When people are unclear about their own emotional states, they sometimes interpret how
they feel by watching othters.
De James-Lange theory (1890???)
Volgens William James zijn emoties puur lichamelijk. Volgens James werken emoties
ongeveer zo: je loopt over straat en iemand probeert je te beroven. Na een korte worsteling
weet je te ontkomen. Als je durft te stoppen met rennen, merk je dat je hartslag hoger is
geworden. Op basis van dat gegeven, concludeer je dat je bang bent. De emotie wordt dus
veroorzaakt door de lichamelijke veranderingen. Rond diezelfde periode kwam Carl Lange
met een soort gelijke theorie naar buiten, en samen werd dat de James-Lange theorie.
Daarnaast is door Silvan Tomkins (1963) naar buiten gebracht, dat je emoties kunt opwekken
door ze te ‘faken’. Zoals een brede lach opzetten, kan emoties triggeren zoals blijdschap.
Maar ook mensen die botox hebben, voelen minder blije emoties omdat hun
gezichtsuitdrukkingen beperkt zijn. Alleen achteraf blijken gezichtsuitdrukkingen een sterker
effect te hebben op de beleving van hun eigen emotie dan op hun oordeel over de emotie
die in een stimulus wordt getoond.
De Cannon-Bard theorie
Volgens Walter B. Cannon worden emoties 2 kanten opgestuurd worden. Eentje gaat naar de
cortex (hersenen) en veroorzaken een subjectieve ervaring (emotie voelen). De ander gaat
naar het lichaam en verootzaakt een fysiologische reactie, oftewel arousel (hart sneller
kloppen, versnelde ademhaling etc.) Philip Bard is later er meer op in gegaan, en zo onstond
de cannon-bard theorie.
Schachter-singer two-factor theorie
Stanley Schachter en Jerome Singer zagen in beiden theorie wel kloppende aspecten. Zij
waren van mening dat ongeveer alle fysiologische reacties op emoties hetzelfde waren.
Volgens hen werd de arousal alleen per situatie verschillend geïnterpreteerd.
Handing om te onthouden:
In de James-Lange theorie: bepaalt het lichaam de emotie omdat de fysiologische reactie
het eerste komt, en je er daarna een label aan kan plakken. Bij Schachter-Singer: is de
fysiologische reactie noodzakelijk, maar volgens hen overal hetzelfde. Het label wat je eraan
plakt (de emotie) geeft de specificiteit.
Je kunt iemand zijn emotie aflezen van zijn/haar gezichtsuitdrukking. Je kunt veel zeggen
over iemand zijn emotie, aan de hand van zijn/haar mond of de ogen. Charles Darwin heeft
daar in 1872 een boek over geschreven (the expression of the motions in man and animals).
Paul Ekman en zijn collega’s zijn in 1969 naar buiten gekomen met een onderzoek ernaar.
Daar kwam uit dat over het algemeen sommige basisaspecten van gezichtsuitdrukkingen
door verschillende culturen worden gedeeld, maar veel van de nuance die menselijke
,People in groups BLOK 1
emoties kenmerkt, is cultureel bepaald. Echter verschilt het ook per cultuur hoe je je emoties
laat zien en in welke situaties welke emoties geschikt zijn.
Hillary Elfenbein en Noah Eisenkraft (2010) hebben een ‘’waarschuwing’’ toegevoegd over de
methoden die worden gebruikt bij het onderzoeken van de gezichtsuitdrukking van een
emotie. De betekenis die aan een uitdrukking wordt gehecht, kan variëren afhankelijk van of
de uitdrukking is geposeerd of spontaan 'in het wild' voorkomt. Ze roepen op tot meer
naturalistisch onderzoek, waarbij ze opmerken dat de waarnemer in een echte context
eerder situationele signalen zal gebruiken bij het decoderen van een emotie
Nonverbal behavior : Behavior that reveals a persons feelings without words through facial
expressions, body language, and vocal cues.
Tijdens sociale interacties zijn emotionele uitingen, krachtige non-verbale signalen. Non-
verbale uitingen van emoties signaleren innerlijke toestanden, stemmingen en behoeften.
Gepassioneerde liefde is een intense, soms snel ontwikkelde emotionele, hartbonzende
staat van absorptie van een ander persoon. Volgens Ellen Berscheid en Elaine Walster
Hatfield (1974) is de sleutel tot het begrijpen van gepassioneerde liefde het erkennen dat het
een emotie is die net als elke andere emotie kan worden geanalyseerd. Op basis van
Schachters (1964) tweefactortheorie van emotie, theoretiseerden ze dat gepassioneerde
liefde wordt gevoed door twee ingrediënten: (1) een verhoogde staat van fysiologische
opwinding en (2) de overtuiging dat deze opwinding werd veroorzaakt door de geliefd
persoon.
Excitation transfer is het verkeerde interpreteren van je gevoelens en ze verkeerd koppelen
omdat je een hogere arousal had. (Dolf Zillmann 1984).
Voorbeelden
1) Donald Dutton en Arthur Aron (1974) testten deze hypothese voor het eerst in een
veldonderzoek dat plaatsvond op twee bruggen boven de Capilano-rivier in British Columbia.
De ene was een smalle, wiebelende hangbrug (140 meter lang en 1,5 meter breed, met een
lage leuning) die 70 meter boven rotsachtige stroomversnellingen zweeft. De andere brug
was breed, stevig en slechts 3 meter boven de grond. Telkens wanneer een alleenstaande
jongeman over een van deze bruggen liep, werd hij opgewacht door een aantrekkelijke jonge
vrouw die zichzelf voorstelde als onderzoeksassistent, hem vroeg een korte vragenlijst in te
vullen en haar telefoonnummer gaf voor het geval hij meer informatie wilde over de bruggen
van het project. Zoals voorspeld was de kans groter dat mannen die de enge brug overstaken
haar later belden dan degenen die de stabiele brug overstaken. Dit kwam omdat ze de
verhoogde arousal verkeerd geïnterpreteerd hadden.
2) In een onderzoek naar 'liefde op het eerste gezicht' dat plaatsvond in twee pretparken,
ontdekten Cindy Meston en Penny Frohlich (2003) eveneens dat mannen en vrouwen die niet
bij een romantische partner waren, een gefotografeerde persoon van het andere geslacht als
aantrekkelijker beoordeeld direct nadat ze in een achtbaan waren geweest dan voordat ze
aan de rit begonnen.
,People in groups BLOK 1
Social psychology 9th edition
Als emoties afhankelijk zijn van welk cognitief label wordt toegekend, via causale
toeschrijving aan ongedifferentieerde opwinding, dan zou het bijvoorbeeld mogelijk kunnen
zijn om depressie om te zetten in vrolijkheid door opwinding eenvoudigweg opnieuw toe te
schrijven. Er werd een paradigma bedacht om dit idee te testen - het zogenaamde
misattributieparadigma.
> Dit is echter weerlegt dmv twee redenen:
1) Emoties kunnen aanzienlijk minder labiel zijn dan oorspronkelijk werd gedacht.
Omgevingssignalen worden niet zomaar geaccepteerd als basis voor het afleiden van
emoties uit onverklaarde opwinding, en omdat onverklaarde opwinding intrinsiek
onaangenaam is, hebben mensen de neiging om het een negatief label te geven.
2) Het misattributie-effect is onbetrouwbaar, kortdurend en grotendeels beperkt tot
laboratoriumstudies. Het is niet duidelijk of het wordt gemedieerd door een attributieproces
en in ieder geval is het ook beperkt tot een beperkt bereik van emotie-inducerende stimuli
Theme 2, Obstacle
Social psychology 11th
Blz 430 t/m 446
Het bystander effect verwijst naar het fenomeen waarbij mensen minder snel hulp bieden in
een noodsituatie als er andere omstanders aanwezig zijn. Hoe meer mensen er zijn, hoe
kleiner de kans dat iemand ingrijpt, omdat iedereen denkt dat een ander wel zal helpen.
Darley en Latane (1968) hadden hier onderzoek naar gedaan.
Stimulus overload (Stanley Milgram, 1970) is het fenomeen waarbij mensen in drukke,
prikkelrijke omgevingen, zoals steden, overweldigd raken door de hoeveelheid informatie en
signalen om hen heen. Als gevolg hiervan negeren ze vaak bepaalde prikkels, zoals
noodsituaties, omdat hun brein niet alles tegelijk kan verwerken. Dit kan leiden tot minder
aandacht voor dingen die normaal op zouden vallen.
Pluralistic ignorance is wanneer individuen in een groep denken dat hun eigen opvattingen
afwijkt, terwijl iedereen eigenlijk hetzelfde denkt, waardoor niemand actie onderneemt.
Diffusion of responsibility is het idee dat in een groep mensen iedereen ervan uitgaat dat
een ander wel zal ingrijpen of verantwoordelijkheid zal nemen.
Als iemand de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om te helpen, moet hij of zij nog
de laatste twee stappen doorlopen voordat hij of zij actie onderneemt: 1) beslissen hoe te
helpen en 2) dan beslissen om hulp te bieden.
Iets wat ze kan tegenhouden, is audience inhibition. Dat houdt in, dat ze bang zijn wat
andere mensen van ze vinden als ze te hulp zouden schieten. Straks zetten ze zichzelf
namelijk nog voor schut.
, People in groups BLOK 1
(In het experiment van John Darley en Daniel Batson, 1973, gebaseerd op de parabel van de
Barmhartige Samaritaan, ontdekten ze dat mensen onder tijdsdruk minder snel geneigd zijn
te helpen. In het verhaal negeren een priester en een Leviet, beide hooggeplaatste figuren,
een gewonde man, terwijl een Samaritaan, een sociaal buitenstaander, wel helpt. De studie
suggereert dat mensen met een hoge status, vaak druk en gefocust op hun eigen zaken,
minder snel aandacht hebben voor anderen in nood.)
Het is essentieel om een paar punten te begrijpen. Ten eerste impliceert het omstandereffect
niet dat niemand in een groep zal helpen, maar eerder dat de kans dat iemand helpt kleiner
is in aanwezigheid van anderen dan wanneer hij alleen is. Als er veel getuigen zijn, is het
zeker mogelijk dat, zelfs als de meeste mensen niet helpen, één of een paar mensen wel
zullen helpen.
‘’ People are much more likely to help someone when they’re in a good mood.’’
Reluctant altruism: Altruïstisch gedrag dat voortkomt uit druk van leeftijdsgenoten of andere
bronnen van directe sociale invloed. “The purpose of human life is to
serve and to show compassion and
the will to help others.”
—Albert Schweitzer
Blz 450 t/m 455
Fysiek knappere mensen hebben meer kans om hulp en medewerking aangeboden te
krijgen. Naast fysieke aantrekkelijkheid is ook interpersoonlijke aantrekkelijkheid van belang;
mensen die bijvoorbeeld bijzonder aardig, gezellig of gelukkig lijken, zullen eerder hulp
krijgen, zelfs voor daden die zo ogenschijnlijk onschuldig zijn als een deur voor iemand
openhouden.