Hoofdstuk 11 doen we niet
Les 2
Hoogste orgaan: Koning
Ministerraad
Uitvoerende partij: De Kroon (koning met ministers)
Rijk: Eerste kamer – Tweede kamer
Provincie: Provinciale staten – Gedeputeerde- Commissarissen van de Koning- Uitvoerende macht
Gedeputeerde staten
Gemeente: Gemeente raad- wethouders- Burgemeester- uitvoerende macht College van
Burgemeester en wethouders:
Hoofdstuk 1 Introductie
Multidisciplinaire wetenschap: De bepaalde vorm van meterschap. Manieren hoe er naar een
bepaalde kwestie kan worden gekeken.
Beleid- een plan. Verzameling van handelingen. Een plan met doelen, middelen en acties met tijdpad.
Verschillende bestuurslagen:
- Rijk
- Provincies
- Gemeenten
- Waterschappen
Hoofdstuk 2 Enkele begrippen
Staat: Wanneer is iets een staat, verschillende voorwaarden:
- Grondgebied
- Bestuur gezag
- Staatsvolk
Het bestuur gezag over het staatsvolk in een bepaald grondgebied
Opbouw van de staat in 3 machten:
- Wetgevende macht
- Uitvoerende macht
- Rechtsprekende macht
Uitzondering
- Rechten vult normen wetten nader is, interpretatie van de rechter
- Beleidsvrijheid
1. Liberalisme (vrijheid)
2. Christendemocratie (christelijke beginsel)
3. Socialisme (gelijkheid)
, 4. Duurzame ontwikkeling (continuïteitbeginsel)
5. Nationalisme (souvereiniteitsbeginsel)
Komt in de toets!!!
Codificatie: vastleggen in de wet (volgen en vastleggen)
Modificatie: aanpassen van de wet (sturen en anticiperen)
Verzorgingsstaat: verzorging van wieg tot graf door overheid, door sociale voorzieningen en sociale
verzekeringen. Nu meer een waarborgstaat.
Privatisering: geld steken in de markt
Dereguleren: het maken van minder regels
Kenmerken Nederlandse staat:
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
De drie bestuurslagen
- Rijk: defensie, buitenlandse zaken
- Provincie: Ruimtelijke ordening, waterstaat, milieu
- Gemeente: brandweer, vuilnis, burgerlijke stand, bijstandsuitkering
Een actor: betrokkene/ deelnemer bij een beleidsproces. Hij die handelt (acteert/ uitvoert),
deelnemer. Kan een provincie, gemeente, ambtenaar of burger zijn die een bezwaarschrift schrijft.
Belangen, algemeen of eigen belang. Korte termijn of langer termijn.
Les 3
Hoofdstuk 3 de overheid als systeem
Raad van staten is de advies orgaan van de regering
Systeembenadering en procesanalyse:
- Vereenvoudigen analyse van de werkelijkheid
- Het in deeltjes ophakken van het beleidsproces
Systeembenadering:
Invoer (eisen van belanghebbende, programma’s , politieke partijen, steun van de leden)
Doorvoer (het tot stand komen van het beleid, black box)
Uitvoer (overheidsbeleid, wetten en maatregelen die leiden tot gewenste en ongewenste
effecten)
Terugkoppeling
Eastons model:
,1, 2, 3: Groepen vereenvoudigen en behoeften herformuleren (gezinnen, belangengroepen en
beroepsverenigingen).
4 en 5: Politieke instellingen zorgen voor verder selectie en indikking (adviesorganen, massamedia,
politieke partijen en pressiegroepen).
6: het beleidsveld reageert op de veranderingen en stuurt de feedback terug naar de mensen.
Nut van het systeemmodel:
- Beschrijvingskader van voor beleidsvorming
- Relatie beleidsvorming en ontwikkelingen in de omgeving/ samenleving
- Dynamisch karakter van beleidsvorming recht
- Laat de rol van politiek zien in de beleidsvorming
- Maakt zichtbaar welke aspecten niet worden meegenomen in het beleidsvormingsproces
- Helpt de inbreng van een actor in te schatten
Contingentiebenadering:
- De omgeving van het systeem bestaat uit meerder systemen
- Systemen passen zich aan hun omgeving
- Systemen kunnen ook hun omgeving beïnvloeden
interorganisatie / netwerkbenadering:
- Een netwerk bestaat uit alle actoren die betrokken zijn bij een bepaald vraagstuk
- Actoren zijn op een bepaalde wijze onderling van elkaar afhankelijk
- Hierbij spelen met name ook informele processen een rol
- Een actor kan deel uitmaken van meerdere netwerken
- De machtsbasis bepaalt de aard van de onderlinge relatie
Het beleidsspel in de netwerkbenadering:
Proces van wederzijdse beïnvloeding en onderlinge afhankelijkheid op grond van onderlinge
relaties en machtsbases
Er is sprake van (spel)inzet en (spel)uitkomst
Het spel wordt gespeeld in de politieke arena
, Les 4
Hoofdstuk 4 beleid in fase
Komt in de toets!!!!
Agenderingsfase:
Maatschappelijke agenda (belangengroepen, draagvlak creëren)
Politieke agenda
Beleidsfasemodel:
- Agendering
- Voorbereiding
- Bepaling
- Uitvoering
- Evaluatie en bijsturing
Non- decision: het uitstellen van een beleid
Beleidsvoorbereiding (verzamelen van informatie) + beleidsbepaling (besluiten over de inhoud van
het beleid) = beleidsvorming
Beperkingen tot beleidsbepalingen kunnen temaken hebben met:
- Eerder vastgestelde doelstellingen
- Beleid van hogere instanties (EU of het rijk)
- Beleid van andere organisaties
- Beschikbare middelen
- Draagvlak
Beleidsuitvoering:
1. het beleidsprogramma: de inhoud, mate van vrijheid, concretisering van doelstellingen,
beschikbare middelen
2. Kenmerken van de organisatie die het beleid uitvoert: hebben de uitvoerders genoeg
informatie, wat zijn hun doelstellingen, hebben zij voldoende macht?
3. Kenmerken van het veldproces: hebben de doelactoren genoeg informatie, wat zijn hun
doelstellingen, hebben zij voldoende macht?
Beleidsevaluatie:
- Welke effecten heeft het beleid?
- Beoordelen van de effecten van het beleid met de doelstellingen
- In hoeverre zijn de factoren van invloed op de effecten
- Eventueel bijstellen van het beleid
Beleid beëindiging:
- als het beleid zijn functie heeft vervult
- als er sprake is van een aanpassing binnen het beleid, zoals studiefinanciering
3 perspectieven bij het heen- en terugdenken bij het beleid: