Samenvatting civiele rechtspleging
Hoofdstuk 2 Rechtsaanvang, rechtsingang en rechtsvoortgang
2.1 De eisende partij en de tegenpartij
Partijen moeten procesbevoegd zijn. hiervoor moeten zij rechtssubject zijn (drager van rechten en
plichten) of iets wat daaraan door de wet in toereikende mate gelijk wordt of kan worden gesteld.
2.1.1. Verschillende gevallen
Rechtspersonen en hun organen
Aan allerlei samenwerkingsverbanden is rechtspersoonlijkheid toegekend. Zie 2:1-4 BW, maar
daarnaast zijn er tal van afzonderlijke bepalingen die aangeven of een samenwerkingsverband een
rechtspersoon is. bijvoorbeeld artikel 47 EU-verdrag dat rechtspersoonlijkheid toekent aan de EU.
Zodra een lichaam is aangewezen als rechtspersoon kan en moet dat lichaam zelf als zodanig in
rechte worden betrokken. Wanneer het gaat om een handeling of verplichting van een orgaan van
een rechtspersoon, dan kan niet het orgaan zelf (dat geen procespartij is) worden gedagvaard, maar
moeten de achterliggende personen in rechte worden betrokken. Het is altijd verstandig om ook de
rechtspersoon mee te dagvaarden. In individuele gevallen kan de wet procesbevoegdheid toekennen
aan organen van dan wel functionerend binnen een rechtspersoon (bijv. de Ondernemingsraad). Een
vereniging zonder rechtsbevoegdheid (2:26-30 BW) kan in sommige gevallen, met name o.g.v. 6:162
alsnog voor de rechter in kort geding verschijnen.
Het gevolg van dagvaarden van rechtspersonen of organen hangt allereerst af van het al dan niet
verschijnen van de wederpartij. Verschijnt die niet dan wordt in beginsel verstek verleent (111 en 45
Rv). Daarna zal de rechter nagaan of er reden is om aan te nemen dat iets anders dan een rechts- of
natuurlijke persoon kan worden gedagvaard. Is dat niet het geval dan zal een niet-
ontvankelijkverklaring volgen. het wordt iets ingewikkelder als op de dagvaarding iemand verschijnt.
De vraag wordt dan of degene die verschijnt moet hebben begrepen tot wie de dagvaarding zich
eigenlijk richtte, dan wel of een uitzondering op de regel gerechtvaardigd is dat een niet-
rechtssubject is gedagvaard. Als de verschijnende partij en de bedoelde partij identiek zijn, dan heeft
die partij als partij te gelden. Als er geen discrepantie is tussen de gedagvaarde en bedoelde partij,
geldt hetzelfde als hiervoor aangegeven: de rechter zal moeten nagaan of er een reden is of niet toch
een niet-rechtssubject kan worden gedagvaard. Volgt een niet-ontvankelijkheidsverklaring dan zal de
eisende partij als in het ongelijk gesteld moeten worden. Als een partij niet blijkt te bestaan geeft 254
Rv een regeling voor de kosten. Hoger beroep kan wel tegen een spookpartij als er al een beslissing is
genomen in eerste aanleg.
Vennootschappen onder firma
Een VOF is geen rechtspersoon, maar er wordt aangenomen dat zij wel procespartij kan zijn (51 lid 1
Rv). Dit geldt ook voor de commanditaire vennootschap. Naast de VOF zijn de niet-commanditaire
vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de VOF(18K). meestal wordt dus naast de
VOF ook de vennoten gedagvaard. Een veroordeling tegen de VOF kan enkel tenuitvoer worden
gelegd op het vermogen van de VOF. Dat het vennootschapsvermogen een gebonden gemeenschap
is, heeft voorts tot gevolg dat privéschuldeisers van een vennoot hun vordering niet kunnen verhalen
op het aandeel van de vennoot in de VOF.
Maatschappen
De maatschap is moeilijk te onderscheiden van de VOF. Het enige verschil is eigenlijk dat het gaat om
een gezamenlijke beroepsuitoefening en niet om de uitoefening van een bedrijf (denk aan advocaten
of notarissen). Ook in de maatschap is er sprake van een gemeenschappelijk vermogen dat is
afgezonderd van de privévermogens van de maten. Het BPR ziet de maatschap echter niet als
samenwerkingsverband dat in rechte kan optreden. Het kan wel, ook al is dan niet de maatschap de
1
,eigenlijke procespartij, maar alle maten afzonderlijk, die slechts kunnen worden aangeduid met de
naam van de openbare maatschap. Hoofdelijke aansprakelijkheid van de maten is er niet. wie heeft
gehandeld met de maatschap, zal een veroordelend vonnis dus alleen ten uitvoer kunnen leggen op
het vermogen van de maatschap. Wie heeft gehandeld met een maat, heeft geen vordering jegens de
maatschap. De openbare maatschap kan worden gedagvaard door betekening aan haar kantoor (51
lid 2 Rv). Is de maatschap niet openbaar of heeft het geen kantoor dan moet de dagvaarding worden
uitgebracht aan alle maten afzonderlijk.
Natuurlijke personen zonder of met beperkte procesbevoegdheid
Natuurlijke personen kunnen partij zijn in een procedure, maar hebben niet altijd
procesbevoegdheid. Voor die personen geldt dat hun belangen worden behartigd door een
procesvertegenwoordiger (naast de evt advocaat). De formele procespartij (vertegenwoordiger) doet
alleen zijn best, maar de inzet van het geding betreft het belang van de materiële procespartij
(vertegenwoordigde) en raakt de formele partij niet. formele procespartijen worden onderscheiden
door de toevoeging ‘q.q.’. zie ook schema p. 64.
Deze gevallen moeten worden onderscheiden van de vertegenwoordiging van rechtspersonen in
rechte. Een rechtspersoon kan niet praten dus een ander moet dit doen (bijv. burgemeester voor
gemeente, 171 lid 1 Gemeentewet). Rechtspersonen sturen vaak een bestuurder, moet wel volmacht
hebben. bij vertegenwoordiging van rechtspersonen is er geen onderscheidt tussen formele of
materiële, deze vallen samen, maar je moet wel de rechtspersoon dagvaarden.
De procesbevoegdheid van handelingsonbekwamen is problematisch, want zij kunnen geen
onaantastbare rechtshandelingen verrichten (3:32 BW). onder curatelen kunnen niet zelf in rechte
optreden (1:381 lid 2), kleine uitzonderingen.
Faillissement doet de procesbevoegdheid op zich niet vervallen. 25-29 Fw geven wel een regeling
voor de verschillende vorderingen en de positie van de failliet ten aanzien daarvan.
Het beschermingsbewind beoogt de belangen van de rechthebbende te beschermen door alle of
bepaalde goederen onder het beheer te brengen van een bewindvoerder (1:438 lid 1 BW). de
bewindvoerder vertegenwoordigt daarbij de rechthebbende in en buiten rechte (1:441 lid 1 BW). de
bewindvoerder is dan formele procespartij.
Voor het mentorschap bij meerderjarigen wordt de procesbevoegdheid geregeld in 1:453 lid 2 BW. de
mentor kan de betrokkene zelf toestemming geven om te procederen, maar heeft deze bevoegdheid
in principe niet voor rechtshandelingen die onder het mentorschap vallen. Voor minderjarigen geldt
dat zij in beginsel niet bekwaam zijn zelf in rechte op te treden en enkel middels formele procespartij
aan het geding deelnemen, namelijk vertegenwoordigd door degene of de rechtspersoon die het
gezag over hen uitoefent. Het maakt geen verschil of het kind door 1 of 2 ouders wordt
vertegenwoordigd. Er zijn uitzonderingen waarbij een minderjarige wel procesbevoegd is:
- handlichting (1:235)
- geschillen over een arbeidsovereenkomst (7:612). Vanaf 16 jaar volledig procesbevoegd en
jongere met bijstand van hun wettelijke vertegenwoordiger.
- bij tegenstrijdigheid van belangen en andere conflicten tussen de minderjarige en zijn wettelijk
vertegenwoordigers voorziet 1:250 BW in de benoeming van een bijzonder curator om het kind te
vertegenwoordigen.
- in zaken van afstamming wordt de minderjarige die wil optreden als verzoeker of belanghebbende
vertegenwoordigd door een bijzonder curator (1:212)
- Als het ongewenst is het gezamenlijk gezag van de ouders te laten voortduren, kan het kind zelf via
informele rechtsingang dit aankaarten bij de rechtbank (1;251a BW). in principe vanaf 12 jaar.
Bij een kort geding wordt een minderjarige soms als procespartij geaccepteerd buiten de wet om,
omdat er vanwege spoed geen bijzonder curator afgewacht kan worden, mits hij zijn handelen kan
overzien.
Het instellen van een vordering namens of tegen een partij zonder procesbevoegdheid leidt tot niet-
ontvankelijkheid. Het is soms echter lastig voor de eisende partij om te weten van de situatie bij
verweerder. Voor curatele geldt daarom een publicatieplicht ex 1;390 BW en je hebt het
2
,curateleregister. Bewind wordt ook aangetekend (1;391), gaat er toch iets mis dan komt 1;439 de
eisende partij te hulp. Voor mentorschap geldt ongeveer hetzelfde (1:457 BW). minderjarigheid kan
worden achterhaald aan de hand van de Gemeentelijke basisadministratie, mits daartoe bevoegd.
Een deurwaarder checkt ook altijd de leeftijd.
Erfgenamen
De eisende of verzoekende partij kan ook in de problemen komen als zijn wederpartij overleden blijkt
te zijn. en hoe kom je erachter op wie de schuld of verplichting is overgegaan? Hoofdregel is dat de
partij(en) moeten worden gedagvaard die tot nakoming van de vordering gehouden zijn. in het ergste
geval zal de dagvaarding dus moeten uitgaan tegen alle erven gezamenlijk, die ieder bij naam moeten
worden genoemd en ieder afzonderlijk moeten worden gedagvaard. In 53 Rv staat dat bij
uitzondering de erfgenamen als ‘de gezamenlijke erven van de overledene’ kunnen worden
gedagvaard. Wanneer er een executeur-testamentair is, kan (en moet) die worden gedagvaard als
vertegenwoordiger van de erven (4:145 lid 2 BW). een rechtspersoon heeft geen erfgenamen
wanneer die ophoudt te bestaan, maar voor vereffening van nog openstaande schulden kan de
rechtspersoon weer ‘tot leven’ worden gebracht(2:23c BW).
Failliete boedels en boedels in de schuldsanering
Door faillissement verliest de failliet van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn door het
faillissement getroffen vermogen(23 Fw). de curator beheert de vorderingen en schulden in de
boedel. Vorderingen moeten tegen de curator in die hoedanigheid worden ingesteld, ook als het gaat
om boedelschulden en Peeters/Gatzen-vorderingen. De curator is dus ook een formele procespartij,
ook al kan worden getwist over de vraag wat precies de materiële procespartij is (de boedel of de
gezamenlijke schuldeisers).
De koning
Hij kan in rechte worden betrokken, maar zijn hoogheid staat in de weg aan een persoonlijk
verschijnen en wordt in een rechtszaak vertegenwoordigd door een gemachtigde. Betekening van de
dagvaarding gebeurt niet persoonlijk (48 Rv).
2.1.2. Partijen die er niet meer zijn, vergissingen (en blunders)
- Materiële en formele procespartij
Door verschillende omstandigheden kan de formele procespartij zijn hoedanigheid verliezen. Als
minderjarige 18 wordt of curatele wordt beëindigd bijvoorbeeld. Is er al een datum van uitspraak
gepland dan blijft de formele partij staan (229 Rv), zo niet dan kan het geding worden geschorst (225
Rv). na de einduitspraak kan het geding in een dergelijk geval echter alleen maar worden voortgezet
door en tegen de materiële procespartij zelf. De Hoge Raad is strenger wanneer het probleem speelt
aan de zijde van de partij die in het geding wordt betrokken. Als de voormalig formele partij is
gedagvaard in appel, kan dat alleen worden hersteld door alsnog binnen de appeltermijn de bijv.
voormalig minderjarige te dagvaarden.
Wanneer het gaat om een fout aan de eigen zijde, die zowel een vergissing in de aanduiding kan
betreffen als een fout ten gevolge van een partijwisseling kan ook de Montis-Goossens weg worden
gevolg. De betrokken partij kan op grond daarvan wijziging verzoeken van haar aanduiding, welk
verzoek alleen maar niet kan worden toegewezen wanneer de andere partij aannemelijk maakt in
haar verdedigingsbelang te zijn geschaad (122 Rv). er is ook altijd nog de noodrem van de kennelijke
vergissing die voor alle betrokkenen duidelijk moet zijn geweest, dit neemt de rechter enkel aan in
zeer specifieke gevallen.
Wordt een formele procespartij vervangen (bijv andere curator) dan kan dat op informele wijze of via
227/228 Rv.
- Rechtsopvolging onder algemene titel (overlijden, fusie)
3
, Ook indien een partij overlijdt wordt het geding, indien het niet wordt geschorst, voortgezet op naam
van de overledene. De gevolgen van de beslissing treffen dan de nalatenschap en dus de gezamenlijke
erfgenamen als rechtsopvolgers onder algemene titel. Zij kunnen het geding voortzetten onder naam
van de overledene of ‘gezamenlijke erfgenamen’, zonder hun namen en woonplaatsen bekend te
maken. wordt tegen de eindbeslissing hoger beroep ingesteld dan dient dit wel te gebeuren tegen de
erfgenamen onder hun eigen naam, uitzondering in 53 Rv. wie niet wist dat de partij was overleden
kan de fout herstellen door alsnog de erfgenamen op te roepen indien deze geen rechtens te
respecteren belang hebben bij niet-ontvankelijkheid.
Indien er bij een rechtspersoon sprake is van een fusie dan is er een rechtsopvolger onder algemene
titel en is het vermogen volledig overgegaan. De nieuwe rechtspersoon zet dan de facto het geding
voort vanaf het moment dat de fusie plaatsvond, maar overneming na schorsing is ook mogelijk (225
Rv). de rechtsopvolger mag het geding ook voortzetten onder de oorspronkelijke naam. Instellen van
appel tegen een inmiddels niet meer bestaande partij wordt eveneens gesauveerd wanneer de
appellerende partij niet wist of behoorde te weten dat er een fusie had plaatsgevonden. Wanneer
zonder meer duidelijk is wie is bedoeld, kan op de foute aanduiding van een partij geen beroep
worden gedaan.
- Rechtsopvolging onder bijzondere titel
Debiteursvervanging is niet mogelijk zonder medewerking van de crediteur en dit zal dan ook niet
vaak plaats vinden in de loop van een procedure. Dit kan wel als er een wettelijke regeling van die
strekking is. het kan handig zijn om de oude debiteur mede te dagvaarden in verband met de kosten.
Crediteursvervanging zal vaker plaatsvinden. De eerste mogelijkheid is dat de eisende partij de
vordering alsnog gecedeerd krijgt. Dat komt dan goed uit, want daardoor wordt toewijsbaar wat dat
eerst niet was. het wordt anders wanneer de eisende partij de vordering aan een ander cedeert of op
andere wijze op het vermogen van die ander doet overgaan (bijv. inbreng). Dat is op zich genomen
erg onhandig want dan kan de rechtsvordering niet meer worden toegewezen. en die afwijzing zou de
rechtsopvolger binden (236 lid 2 RV). wat de mogelijkheid een rechtsmiddel in te stellen betreft heeft
de HR derhalve bepaald dat de (aanstaande) cessionaris als partij heeft te gelden, ook als een eerdere
mogelijkheid om aan het proces deel te nemen niet is benut. In dezelfde aanleg kan het probleem
worden opgelost door (schorsing en) overneming van het geding. En ten slotte kan de
rechtverkrijgende de procederende partij machtigen om als lasthebber ten behoeve van de
rechtverkrijgende in rechte op te treden.
Verdergaand op deze lijn heeft de HR bepaald dat in het geval van een vergissing in de aanduiding van
een partij of bij partijwisseling (belang overgegaan) simpelweg in de volgende instantie
naamswijziging kan worden verzocht (de Montis-Goossens weg)(tenzij andere partij geschaad in
verdedigingsbelang).
- vergissingen (en blunders)
Een exploot (dagvaarding) is een rechtshandeling die zich uit in een aan de wederpartij gerichte
verklaring en de betekenis daarvan moet gelet op 3;39 worden vastgesteld aan de hand van 3:33 en
3:35. Dat betekent dat alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen
om uit te maken welke betekenis aan die verklaring door de ontvanger daarvan mocht en moest
worden toegekend. wel moesten volgens de Hoge Raad aan de scherpte waarmee het een en ander
wordt omschreven gelet op de aard van het stuk en de belangen van de wederpartij strenge eisen
worden gesteld.
2.1.3. Formaliteiten ten behoeve van procesbevoegdheid
Rechtspersonen en formele procespartijen kunnen aan nadere processuele voorschriften
onderworpen zijn om procesbevoegdheid te verkrijgen. het niet in acht nemen lijdt soms tot niet-
ontvankelijkheid. Voor vennootschappen en rechtspersonen geldt dat een besluit tot procederen
moet worden genomen door een orgaan of persoon die daartoe bevoegd is. de wederpartij zou in het
4