Samenvatting Internationaal Recht I
Kern van het internationaal publiekrecht, André Nollkaemper – 5e druk
Hoofdstuk 1, 2, 3, 5, 6 en 7 – plus jurisprudentie
Internationale gerechtshoven in jurisprudentie-bundel
- Permanent Hof van Internationale Justitie
- Internationaal Gerechtshof
- Joegoslavië-tribunaal
- Wereldhandelsorganisatie (College van Beroep)
- VN-Comité voor de Rechten van de Mens
- VN-Comité inzake de Uitbanning van Rassendiscriminatie
Regionaal
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Afrikaanse Commissie voor de Rechten van Mensen en Volken
Week 1
Hoofdstuk 1
Strikt genomen omvat de term ‘internationaal recht’ zowel internationaal privaat- als
publiekrecht, maar meestal wordt slechts het internationale publiekrecht bedoeld.
De internationale rechtsorde is ‘verbrokkeld’. Rechtsbronnen, 38 statuut IGH:
1. Gewoonterecht
a. praktijk + rechtsovertuiging
2. Verdragen
3. Besluiten van internationale organisaties
4. Algemene rechtsbeginselen
5. Internationale jurisprudentie, onder omstandigheden
Dualistische leer = nationaal en internationaal recht zijn gescheiden rechtsordes.
“Het primaat van de soevereine staat brengt mee dat internationaal recht niet
boven de staat kan staan.” internationaal recht is juist onderworpen aan de de
soevereiniteit, omdat het voortkomt uit de wil van de staat zelf
Monistisch = internationaal recht staat [in de meeste monistische doctrines] boven de
staat en bepaalt de reikwijdte van de macht van de staat
deze leer is gericht op versterking van de positie van het individu en de
democratie en op de onderwerping van macht aan internationaal recht
er bestaat slechts één rechtsorde en deze omvat zowel nationale als
internationale rechtsordes
‘wereldfederalisme’
beide doctrines blijven hedendaags van belang: het debat tussen meer of minder
(weinig legitieme of democratische) internationale machten bloeit volop.
tegenwoordig wordt vaak uitgegaan van pluralisme, dat rechtsordes ‘naast elkaar’
beziet, dus niet hiërarchisch ordent
dit blijkt bijv. uit het feit dat internationale regels geïmplementeerd moeten
worden in nationale rechtsordes, en dat alleen nationale rechtbanken nationaal recht
mogen interpreteren (en niet internationale rechters ook)
1
,Aan de andere kant behandelen steeds meer regels van internationaal recht zaken die
‘oorspronkelijk’ als nationaal recht werden beschouwd, bijvoorbeeld de rechten van een
individu m.b.t. strafrecht.
Conflictenrecht = bepalen welk rechtsgebied in een conflicterend geval van toepassing is
Positivisme = alleen rechtsregels uit door de mens ontwikkelde rechtsbronnen zijn
geldig, bijv. uit verdragen, gewoonterecht
i.t.t. natuurrecht, waarbij regels gevonden werden i.p.v. vastgesteld
Handhaving van het internationaal recht gebeurt door:
- Diplomatiek protest en sancties
- Toezicht door internationale politieke organisaties
o zoals de Veiligheidsraad van de VN
- Veroordeling door internationale strafhoven
o zoals het IGH, Internationaal Strafhof, EHRM
- Rechtspraak o.g.v. internationaal recht in de nationale rechtsorde
- Internationaal “Naming and shaming” reputatie van staten wordt geschaden
bij overtreding internationaal recht
Verschil nationale-internationale rechtsorde:
1. Nationaal is centraal, internationaal decentraal georganiseerd
2. Nationaal is verticaal, internationaal horizontaal georiënteerd
De internationale rechtsorde wordt op fragmentarische wijze nageleefd met taken
belaste organen handelen grotendeels op zichzelf.
Belangen van de ‘internationale gemeenschap’ in dit boek is voornamelijk gezamenlijke
belangen van participerende staten.
Hoofdstuk 6
Bij gebrek aan een centrale wetgever bestaat het internationaal recht uit een samenstel
van rechtsbronnen.
voornamelijk staten, in veel mindere mate internationale organisaties,
schrijven internationaal recht
Het belang van expliciete instemming van staten over een bepaalde regel is in de
afgelopen jaren afgenomen. Bijv. gewoonterecht kan leiden tot wereldwijd geldend recht
dat staten bindt zonder expliciete instemming.
Bronnen, zie art. 38 Statuut IGH:
1. Gewoonterecht wordt aangenomen wanneer:
1. Er sprake is van een algemene praktijk
a. bestaande uit handelingen van alle staatsorganen (regering, wetgever of
rechter) twee eisen IGH North Sea Continental Shelf:
i. omvangrijk
1. relatief veel staten moeten de praktijk volgen, vaak ook
staten met een specifiek belang in de uitspraak
ii. vrijwel uniform
1. volledige uniformiteit is niet vereist, IGH Nicaragua
2. En er rechtsovertuiging van deze praktijk bestaat (opinio juris)
2
, a. dit blijkt uit ofwel dulden ofwel vorderen van deze praktijk
b. kan tot problemen leiden omdat de ‘wil’ van een staat soms onduidelijk is
kijk naar
i. Verdragspraktijk (beperkt)
ii. Besluiten van internationale organisaties
iii. Algemene praktijk en geen uitdrukkelijk bewijs van tegengestelde
rechtsovertuiging
iv. Rechtsovertuiging (beperkte gevallen), gebleken door afwezigheid
van handelen
c. een enkele afwijking van het gedrag is niet automatisch gebrek aan
rechtsovertuiging, IGH Nicaragua
staten worden echter ook wel eens gebonden geacht zonder dat hun wil duidelijk is
Gewoonterecht kan ook regionaal zijn.
Persistant objector = staat die zich aan een regel van gewoonterecht onttrekt door zich
ertegen te verzetten gedurende de periode waarin de regel zich ontwikkelt.
eenmaal tot stand gekomen kan de regel niet aan de protesterende staat
worden tegengeworpen.
zoals IGH Fisheries, p. 339
Bilaterale rechtsbetrekkingen gelden slechts tussen twee landen. Ze moeten dus wel
door beide landen geaccepteerd worden.
Gewoonterecht kan gekend worden wanneer de rechtspraktijk onduidelijk is door te
kijken naar o.a. digests boeken waarin statenpraktijk is opgenomen.
2. Kenmerkend aan verdragen is dat staten die deze tekenen de wil hebben om
gebonden te worden. Verder geldt afspraak is afspraak, 26 Weens Verdragenverdrag.
Wanneer een bepaalde regel van gewoonterecht in een verdrag wordt gecodificeerd,
houdt deze niet op te bestaan als gewoonterecht.
3. Besluiten van internationale organisaties
Staten worden lid van zo’n organisatie (bijv. VN) en deze maakt regels voor hen door
middel van besluitvorming. Individuele staten hebben vaak weinig invloed op deze
besluiten, bijv. Resolutie 1540(2004) over massavernietigingswapens.
Ze komen op drie manieren tot stand:
1. unanimiteit
2. besluitvorming bij consensus
a. Alle leden kunnen met een besluit leven en niemand verzet zich ertegen
3. meerderheid van stemmen
4. Algemene rechtsbeginselen
Vier typen:
1. Beginselen die de essentie van ‘recht’ behelzen, bijv. billijkheid
2. Algemene concepties van rechtvaardigheid of menselijkheid
3. Beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen en worden
‘overgeplaatst’ naar de internationale rechtsorde
3