Burgerlijk recht 1 hoorcolleges
Burgerlijk recht 1
Hoorcollege 1
- Je moet zoveel mogelijk zelf nadenken en geen rijtjes uit het hoofd leren.
- Artikel 3:1 BW: goederen zijn zaken en vermogensrechten (twee dingen die elkaar
moeten uitsluiten maar het klaarblijkelijk niet doen). Vermogensrechten zijn
bijvoorbeeld pandrechten, erfdienstbaarheden, octrooirechten.
- Artikel 5:1 BW: eigendom is een recht op een zaak
- Zaken zijn dingen en vermogensrechten zijn rechten
- Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten op grond van
artikel 3:2 BW.
- Alles wat niet onroerend is, is roerend.
- Voor duurzame vereniging moet je de volgende vragen stellen:
1. Is er een vereniging met de grond (nee, dan is het roerend)
2. Is er een duurzame vereniging met de grond (HR Portacabin)
3. V
- Roerende en onroerende zaken kunnen registergoederen zijn
- Artikel 3:4 BW lid 2: de vraag of als twee zaken zodanig met elkaar verenigd zijn, dat
ze alleen uit elkaar te halen zijn door een van beide zaken of beide feitelijk te
beschadigen (schade van betekenis), is het één zaak. HR Salco 2 ging over gestold
aluminium in een oven. Als verwijdering van aluminium alleen kan door grote schade
toe te brengen is dat hetzelfde als kunnen verwijderen door onevenredig hoge
schade toe te brengen.
- Artikel 5:20 BW: eigendom omvat gebouwen en werken die duurzaam met de grond
zijn verenigd.
Burgerlijk recht 1
Hoorcollege 2
Systeem van het goederenrecht
- Hart van het hele vak
- Je kunt niet zelf een goederenrechtelijk recht creëren
- Inhoud van de goederenrechtelijke rechten is dwingend recht
- Dit is het uitgangspunt van de numurus clausus (gesloten stelsel)
- In het contractenrecht is er niet de dwang van het bindend recht
- In het BW zijn er zes beperkte rechten:
1. Pand
2. Vruchtgebruik
3. Hypotheek
4. Erfpacht
5. Erfdienstbaarheid
6. Opstalrecht
- Vruchtgebruik, pand en hypotheek kunnen alleen op goederen gevestigd worden
- Er zijn twee beperkte rechten voor roerende goederen, niet registergoederen: pand
en vruchtgebruik
1
, - Zakelijke rechten (rechten die op zaken rusten):
1. Recht van opstal
2. Erfpachtrecht
3. Erfdienstbaarheid
- Zaken zijn roerend of onroerend maar goederen delen we niet zo in
- Onroerend goed bestaat niet officieel
- Op een erfpacht kan een hypotheek gevestigd worden
- Is een hypotheek een zakelijk recht? Dat hangt af van waarop het is gevestigd. Op
een onroerende zaak, dan wel.
- Recht van vruchtgebruik: vestigen op alle goederen, mits die goederen vatbaar zijn
voor overdracht
- Vruchtgebruik wordt vooral gebruikt in familieverband (erfrechtelijk verband) om
mensen anderen het recht op de vruchten, de burgerlijke vruchten en de natuurlijke
vruchten van een bepaald goed te geven. Denk hierbij aan oogst, huurvordering,
rente, dividend.
- De echtgenoot krijgt een recht van vruchtgebruik op de woning en de goederen, als
dat nodig is na overlijden van de andere echtgenoot. Zodra de vruchtgebruiker
overlijdt, eindigt het vruchtgebruik van rechtswege. Anders eindigt het na 30 jaar.
- Pand en hypotheek zijn de zekerheidsrechten. Ze worden gevestigd ter nakoming van
een (geld)schuld.
- Erfdienstbaarheid: situatie waarin er twee onroerende zaken zijn – een heersende erf
– en een dienende erf. Het gaat om iets dulden of niet doen. Het recht van overpad is
een voorbeeld hiervan. Het kan vele dingen zijn. Het dienende erf hoeft niet per se
naast het heersende erf te liggen.
- Erfpacht: meest omvattende recht dat het meeste genot geeft op het goed. Men
heeft hetzelfde genot als een eigenaar. Je kunt het op dezelfde manier gebruiken als
dat je eigenaar bent. Je kunt het verzwaren met andere beperkte rechten. Je kunt in
de erfpachtakte afspraken maken met goederenrechtelijke werking, het gebruik van
de grond reguleren. De gemeente Amsterdam kan de gebruiksrechten van de grond
reguleren.
- Appartementsrecht: gebouw en grond of gebouwen kun je in delen splitsen
waardoor appartementseigenaren samen eigenaar zijn van het hele gebouw. De
appartementseigenaar heeft een exclusief gebruiksrecht op gebruik van zijn
gedeelte.
- Artikel 3:8 BW: omschrijving beperkt recht. Een beperkt recht is een recht dat is
gevestigd op een ander recht. Dat andere recht moet meer omvattend zijn. Dit moet
volgens de nemo plus regel zijn. Dit staat in artikel 3:81 lid 1 BW “binnen de wet”.
2
, Zie het als een onderdeel van een taart. Stel dat groen een appartementsrecht is.
Wat kan geel dan zijn? Stel rood is een auto. Wat kan blauw zijn?
Op eigendom kun je een beperkt recht vestigen.
Artikel 3:81 lid 2 BW: wanneer gaan
beperkte rechten teniet. Wanneer beperkt
en moederrecht weer bij elkaar komen,
dan is er vermenging waardoor het
beperkte recht teniet gaat.
- Zaaksgevolg: het principe waarin je
wanneer je een goed overdraagt, de
goederenrechtelijk rechten die op dat
goed rusten, automatisch mee overgaan
naar de nieuwe rechthebbende. Voorbeeld
van professor: het boek is het
moederrecht, daarop ligt een fiche. Waar het boek heengaat, volgt het beperkt recht
dat moederrecht. Het ligt immers op het boek.
- Prioriteitsprincipe: het eerste in tijd is het sterkste in recht. Je kunt op een goed
meerdere beperkte rechten vestigen.
- Afhankelijk recht: artikel 3:7 BW: een afhankelijk recht is een recht dat aan een ander
recht zodanig is verbonden, dat het niet zonder dat andere recht kan bestaan. Een
afhankelijk recht is afhankelijk van het recht waarvoor het is gevestigd en niet
waarop. Het is afhankelijk van iets anders dan het beperkte recht. Pand, hypotheek
en erfdienstbaarheid zijn afhankelijke beperkte rechten. Opstal is niet afhankelijk,
maar kan door partijafspraken wel zo worden. Voor de schuld die men heeft bij de
bank is er een hypotheek gevestigd.
Heersend erf is in dit geval afhankelijk. Het
dienend erf kan dat niet zijn want de
erfdienstbaarheid is gevestigd op het
dienend erf. Op grond van artikel 3:82 BW
gaan afhankelijke rechten van rechtswege
mee overgaan als het recht waarmee ze
afhankelijk zijn over worden gedragen. Als B
3
, zijn heersend erf overdraagt aan D, gaat de erfdienstbaarheid over naar D op grond
van afhankelijkheid.
Burgerlijk recht 1
Hoorcollege 3
- Artikel 3:4 BW: is iets één zaak. Er zit een klein verschil tussen bestanddeelvorming
en of iets één zaak is. Lid 2: is het te verwijderen zonder aanmerkelijke schade toe te
brengen. Lid 1: de verkeersopvatting toepassen.
- Is er sprake van een tijdelijke hulpfunctie (zoals spanband), dan is het een aanwijzing
dat het geen zaakseenheid is.
- Als een gebouw onvoltooid is zonder een zaak, dan hoort die zaak tot dat gebouw.
- Art. 5:14 BW: van wie is die ene zaak. Art. 3:4 BW: is het één zaak.
- Art. 5:14 lid 1 BW: eigenaar van de hoofdzaak, wordt eigenaar van het bestanddeel
- Welke van de oorspronkelijke zaken is de hoofdzaak.
- Het casco van een boot heeft een veel grotere waarde dan de motor die erin zit. Als
je naar de waarde kijkt, trekt de motor de boot na. Kijkend naar de verkeersopvatting
trekt de boot de motor na.
- Als er staat dat er een onroerende zaak is, dan hoef je niet nog te kijken of er sprake
is van een onroerende zaak is.
- Als soortgelijke zaken samen één zaak vormen (Salco), dan moet je kijken naar de
waarde van de oorspronkelijke zaken. Als jouw pijp meer waard is, dan is jouw pijp
de hoofdzaak.
- Van vermenging is alleen sprake als de oorspronkelijk losse dingen, één zaak zijn gaan
uitmaken.
- HR Salco 1: er zit veel in dit arrest. Bij soortgelijke zaken die vermengd worden, helpt
de verkeersopvatting niet. Een miljoen staat tot 1 is een significant waardeverschil. Er
is een pandrecht gevestigd op vloeibaar aluminium. Er zijn ook bij voorbaat
pandrechten gevestigd. Aan het vloeibare aluminium werd steeds een beetje
toegevoegd. Door een faillissement verlies je je beschikkingsbevoegdheid. Op het
moment dat er nieuwe aluminium wordt toegevoegd, word je wel eigenaar maar niet
beschikkingsbevoegd. Er ontstaat daarom geen pandrecht op het nieuwe aluminium.
Het nieuwe aluminium vermengt zich met het aluminium waar al pandrecht op zat.
De HR zegt dat op grond van de verkeersopvatting niet aangewezen kan worden wat
de hoofdzaak is. Verder kijkt de HR naar het waardeverschil.
- Als je van meerdere dingen één ding maakt, ontstaat er een nieuwe zaak:
zaaksvorming artikel 5:16 BW.
- Als de nieuwe zaak wordt gevormd door zaken van verschillende eigenaren, gelden
de artikelen 5:14 BW en 5:15 BW.
- Art. 5:16 lid 2 BW: wanneer iemand de zaak voor zichzelf vormt, van o.a. materialen
van een ander, wordt de vormer eigenaar van de nieuwe zaak. Dit geldt ook wanneer
de vormer het doet vormen voor zichzelf. Hierbij is HR Breda/Antonius van belang.
- Je komt pas aan dit arrest toe als je eerst de vraag hebt beantwoord of iets wel een
nieuwe zaak is. Hierbij hoort HR Hollandse kuikenboerderij. Iets is een nieuwe zaak
4