Samenvatting Bestuur, Politiek en Beleid – Herkansing, Belangrijkste informatie
Hoofdstuk 1 – Problemen, Politiek en politicologie
Politiek probleem: Een als ongewenst en veranderbaar beschouwde situatie, waarbij de overheid
betrokken is of zou moeten zijn.
Politiek (Deth & Vis): Een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
Politiek (Hoogerwerf): is het overheidsbeleid, en ook de totstandkoming en effecten ervan.
Politiek (Laver): elke mengeling van conflict en samenwerking. (De rol van de overheid komt hier
niet in voor.
Verdelingsvraagstuk: de vraag op welke manier waarden verdeeld moeten worden (zoals geld,
rechten en plichten)
Politiek (Lasswell): wie krijgt wat, wanneer en hoe?
Politiek (Lasswell & Kaplan): het vormen en verdelen van macht.
Politiek (Easton): de gezaghebbende toedeling van waarden voor een samenleving.
Nachtwakersstaat Verzorgingsstaat
participatiesamenleving
Collectieve-actieprobleem: Het probleem
waarbij op eigenbelang gerichte keuzes van individuen leiden tot een collectief resultaat dat in strijd is met
het eigenbelang.
Mensen streven naar twee soorten waarden:
Materiele waarden, zoals voedsel en huisvesting
Immateriële waarden, zoals vrijheid van meningsuiting en een gevoel van veiligheid op straat.
Waarden: alles wat mensen belangrijk vinden, zoals materiaal (inkomen) als immaterieel (vrijheid).
Ondeelbaarheid: het goed vermindert niet bij gebruik.
Niet uitsluitbaar: niemand kan van het gebruik worden uitgesloten.
Tragedy of the commons: zonder coördinatie en sturing snel uitgeput of beschadigd zullen raken (Bv
vissen).
Free-riders: mensen die een publiek goed consumeren zonder eraan bij te dragen.
Politiek (Taylor): het oplossen cab collectieve-actieproblemen.
Drie manieren om collectieve-actieproblemen op te lossen:
1. Overheidsingrijpen: Bij het oplossen van collectieve-actieproblemen kan de overheid
verschillende instrumenten inzetten:
Fysieke instrumenten: door zelf het publieke goed te produceren of te kopen, zoals de dijken of de
straatlantarens.
Juridische en handhavingsinstrumenten: door te normeren met wetgeving, regulering en
handhaving, zoals het verbod om huishoudelijk afval op straat te gooien. Ook wel Command and
Control, overheid hij kan burgers met geweld dwingen.
Financieel-economische instrumenten: doorsubsidies te geven, belastingen en accijnzen te
heffen of boetes op te leggen.
Communicatieve of informatieve instrumenten: door burgers of bedrijven te beïnvloeden en te
informeren, zoals overheidscampagnes voor energiebesparing.
1. De verleiding tot free-riden verkleinen: Kosten-baten analyse (e.g. parkeerboetes)
Het institutionele Analysis and Development (IAD) Framework: helpt om te verklaren wanneer met
succes collectieve-actieproblemen opgelost kunnen worden zonder dat overheidsinterventie nodig is.
2. Moraal: Je moreel verplicht voelen om een treinkaartje te kopen. Burgers
Pagina 1 van 20
,Zeven dilemma's rondom waarden bij het maken van beleid (Hogewerf):
Publiek vs privaat: Wat zijn publieke taken, wat zijn private taken? (E.g. marktwerking in de zorg,
privatisering)
Democratie vs leiding: Macht bij burgers of bij staat
Vrijheid vs gelijkheid: Hoe moeten middelen verdeeld worden? Hoeveel gelijkheid moet er zijn?
(Inkomensnivellering)
Eenheid vs verscheidenheid: Staat individuele vrijheid voorop of eenheid in de samenleving.
(Zondagsrust, school met religieuze identiteit + homoseksuele leraar)
Idealisme vs realisme: Streven naar het goede of staan idealen voorop of streven naar
haalbaarheid? (Klimaatdoelstellingen)
Doelmatigheid vs aanvaarbaarheid: Moet beleid doelmatig en rationeel zijn of is draagvlak het
belangrijkste? (Passend onderwijs, stikstofbeleid corona?)
Orde vs Verandering: Moet de samenleving de bestaande maatschappij orde handhaven en zich
langzaam aanpassen of is juist verandering nodig om tot een andere soort samenleving te komen,
zoals zwarte pieten.
De politiek heeft onder meer betrekking op:
De overheid (Van Deth & Vis, Hoogerwerf)
Conflict en samenwerking (Laver)
De verdeling van geld (Lasswell)
De verdeling van macht (Kaplan)
De toedeling van waarden (Easton)
Collectieve-actieproblemen (Taylor)
Wetenschappelijke benaderingen
Theoretische politicologie: zuivere theorieën van politieke
verschijnselen.
Zuivere theorie: Theorie waarin verschijnselen vereenvoudigd, geabstraheerd en gegeneraliseerd worden
(trias politica).
Een zuivere theorie kent de volgende elementen:
Vereenvoudiging: een zuivere theorie brengt het politieke verschijnsel terug tot de meest
wezenlijke onderdelen.
Abstrahering: een zuivere theorie gebruikt een beperkte hoeveelheid gegevens over degenen die
bij het politieke verschijnsel betrokken zijn.
Generalisatie: een zuivere theorie richt zich op de algemene elementen van het politieke
verschijnsel.
Empirische politicologie: toetsen van theorieën aan feitelijke gegevens.
Empirische cyclus: het proces in empirisch onderzoek waarbij de theorie wordt verschijnselen door de tijd
heen worden bestudeerd.
Probleemstelling: de definitie van het probleem.
Theorie: bepaald wat in de werkelijkheid wordt gemeten.
Operationalisering: de begrippen worden uitgewerkt, dat ze gemeten kunnen worden.
Gegevensverzameling: de gegevens worden en geanalyseerd.
Conclusie: na de analyse wordt er een conclusie getrokken.
Bijstelling theorie: de theorie wordt waar nodig bijgesteld of verworpen.
Normatieve politicologie: het vraagstuk van de gewenste politieke orde. Democratie, rechtvaardigheid,
vrijheid, gelijkheid en rechten en plichten.
Rechtvaardigheidstheorie van Rawis: een theorie waarin mensen door een gedachte-experiment kiezen
voor een bepaalde rechtvaardige verdeling
Procedurele rechtvaardigheid: rechtvaarigheidsconcept waarin verondersteld wordt dat een
rechtvaardige procedure per definitie tot een rechtvaardige verdeling leidt.
Trickie-down-effect: economische theorie waarin verondersteld wordt dat een ongelijke
inkomensverdeling als economische prikkel werkt, waardoor de totale welvaart toeneemt.
Vergelijkende politicologie: het analyseren van politieke verschijnselen door vergelijkingen naar tijd
(diachrone methode) en/of plaats (synchrone methode).
Diachrone methode: methode in de vergelijkende politicologie waarbij verschijnselen door de tijd
heen worden bestudeerd.
Pagina 2 van 20
, Synchrone methode: methode in de vergelijkende politicologie, waarin verschijnselen gelijktijdig,
maar op verschillende plaatsen worden bestudeerd.
Hoofdstuk 2 – Modellen, politiek proces en besluitvorming
Modellen
Politieke systeemmodel
Beleidsprocesmodel
Barrière model
Politieksysteemmodel: Model van het hele politieke proces waarin de stabiliteit van het politieke systeem
centraal staat (Easton). Belangrijke begrippen: steun, invoer, conversie, uitvoer en terugkoppeling.
4 kernelementen model:
Invoer (input): de wensen en eisen die actoren aan de overheid richten. Wensen overtreffen
mogelijkheden. Eisen (demands) – steun (support).
- Politieke actoren: Deelnemers aan het politieke proces, zoals politici, belangengroepen en
individuele burgers.
- Poortwachters: politieke actoren die prioriteiten toekennen aan bepaalde politieke
problemen, bijvoorbeeld politici en de media.
- Diffusie steun: Loyaliteit aan het politieke systeem, publieke opinie, opkomstpercentage
verkiezing.
Conversie (throughput): proces waarbij wensen en eisen van actoren in overheidsbesluiten
worden omgezet. Ook wel black box: ongrijpbare.
Uitvoer (output): het daadwerkelijke uitvoeren van overheidsbesluiten.
- Gezaghebbend: wet, maatregel
- Niet-gezaghebbend: interview, artikel
- Gewenste/ongewenste effecten
Terugkoppeling: Het oordeel van de actoren over het gevoerde beleid (beleidsevaluatie).
Nut Systeemmodel: Hulpmiddel begrijpen totstandkoming beleid, Illustreert beleid als niet op zichzelf
staand maar resultante van werking omgeving (actoren), Laat zien beleid dynamisch en niet statisch, Laat
de relatie politiek-beleid zien. *non decision (dat nemen we niet mee)
Indikking
Systematiseren: vereenvoudigen
Compromisformulering (vallen dingen af)
Poortwachters: selecteren, vatten samen aan het begin proces.
Poortwachter: gevaar zelfstuderendheid
Het beleidsprocesmodel
Beleidsvorming is toneel van conflict en compromis, waarbij actoren macht
gebruiken om hun belangen en waarden na te streven en met anderen een compromis te sluiten
om zo veel mogelijk van hun belangen te verwezenlijken.
Verwezenlijken: realiseren
Beleid: plan waarin het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen in een bepaalde
tijdsvolgorde centraal staat.
Beleidsprocesmodel: model van het hele beleidsproces waarin verschillende beleidsonderdelen
onderscheiden worden (Hogwood & Peters). Belangrijke begrippen:
1. Agendavorming: problemen de aandacht van het publiek of de beleidsbepalers krijgen.
Pagina 3 van 20