Hoorcolleges Zelfsturende mens
Hoorcollege 1: Physiological Needs (Fysiologische
behoeften)
Interne motivatie is een krachtig concept dat nauw samenhangt met
verschillende factoren die ons gedrag en onze acties aansteken. 3
hoofdcomponenten:
1. Needs (Behoeften): Fysiologische Behoeften: Dit omvat de
basisbehoeften van het lichaam, zoals honger, dorst, en andere
biologische vereisten. Wanneer deze behoeften vervuld zijn, kunnen
individuen zich beter concentreren op hogere niveaus van motivatie
en doelstellingen.
2. Cognitions (Cognities)
Zelfregulatie: Dit verwijst naar het vermogen om gedrag te
sturen en te beheersen in overeenstemming met persoonlijke
doelen. Effectieve zelfregulatie stelt individuen in staat om hun
acties aan te passen en vol te houden, zelfs als ze geconfronteerd
worden met obstakels.
Mindset Control Beliefs: Dit omvat de overtuigingen die
iemand heeft over hun capaciteiten en potentieel. Een groei-
mindset (de overtuiging dat vaardigheden en intelligentie
ontwikkeld kunnen worden) kan interne motivatie bevorderen,
terwijl een vaste mindset (de overtuiging dat vaardigheden
statisch zijn) demotiverend kan werken.
3. Emotions (Emoties): Emotionele Toestand: Positieve emoties
zoals vreugde, voldoening en trots kunnen de interne motivatie
versterken, terwijl negatieve emoties zoals angst, frustratie en
verdriet de motivatie kunnen ondermijnen. Emoties spelen een
cruciale rol in hoe individuen hun doelen benaderen en hun
vastberadenheid om deze te bereiken.
Gevolg: Deze drie factoren leiden samen tot energized, goal-directed,
and persistent action (gemotiveerde acties). Wanneer de behoeften
worden vervuld, cognities positief zijn en de emoties ondersteunend zijn,
zijn individuen gemotiveerd om actief naar hun doelen te streven en deze
volhardend na te jagen. Dit kan leiden tot succes op verschillende
gebieden van hun leven, van persoonlijke ontwikkeling tot professionele
prestaties.
Het model van Needs – drive – behavior beschrijft hoe fysiologische
behoeften leiden tot gedrag. Het proces werkt als volgt:
1. Fysiologische deprivatie: Er is een tekort of behoefte in het
lichaam, zoals honger of dorst.
2. Lichamelijke behoefte: Het lichaam registreert deze behoefte
(zoals een lage bloedsuikerspiegel).
3. Psychologische drive: Dit tekort veroorzaakt een interne drang,
een 'drive', om de behoefte te vervullen.
, 4. Motivatie en doelgericht gedrag: De drive leidt tot doelgericht
gedrag, zoals eten of drinken, om de behoefte te bevredigen.
5. Consumptie: Het gedrag leidt tot consumptie van wat nodig is,
zoals voedsel of water.
6. Afname van de drive: De drive neemt af zodra de behoefte is
vervuld, en er treedt verzadiging op.
Dit proces vormt een vicieuze cirkel waarin het lichaam voortdurend
streeft naar balans door behoeften te vervullen.
Homeostase: is het proces waarbij het lichaam streeft naar een stabiele
interne toestand, ondanks veranderingen in de omgeving. Het lichaam
reguleert bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur, bloedsuikerspiegel en
waterhuishouding door middel van homeostatische mechanismen.
Wanneer er een afwijking is van de ideale toestand, activeert het lichaam
processen om deze balans te herstellen, wat de basis vormt van het
needs–drive–behavior model.
- In dit model is homeostase essentieel omdat het streven naar
evenwicht verklaart en de fysiologische basis is voor het ontstaan
van motivatie en gedrag.
BMI telt niet voor: Mensen met Aziatisch afkomst, bodybuilders/sporters,
geldt niet voor hele kleine of hele lange mensen en zwangere en borst
voedende vrouwen.
Redenen voor het niet bereiken van homeostase:
1. Fysiologische deprivatie en hedonic eating: In plaats van te
eten op basis van echte honger (fysiologische behoefte), kunnen
mensen vaak geneigd zijn om te eten op basis van smaak en genot.
Dit leidt tot overeten, zelfs als het lichaam geen echte behoefte
heeft aan voedsel.
2. Verstoring van interne signalen: Het gebruik van bewerkt
voedsel, dat vaak hoge hoeveelheden suiker en vet bevat, kan de
normale verzadigingssignalen verstoren. Dit kan ervoor zorgen dat
mensen meer eten dan nodig is om zich vol te voelen, waardoor ze
hun lichaam niet meer goed leren aanvoelen.
3. Psychologische factoren: Emotioneel eten of het eten om stress
of negatieve gevoelens te verlichten kan ook leiden tot overmatig
eten. Dit kan ervoor zorgen dat mensen blijven eten, ook al zijn ze
niet fysiek hongerig.
4. Omgevingsinvloeden: De omgeving speelt een grote rol in
eetgedrag. Toegankelijkheid van ongezond voedsel, grotere porties
in restaurants, en de constante marketing van ongezonde snacks
dragen bij aan een hogere calorische inname.
5. Genetische predispositie: Sommige mensen hebben een
genetische aanleg die hen meer vatbaar maakt voor overgewicht.
Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met een trager metabolisme
of een grotere neiging tot vetopslag.
6. Slaapgebrek en stress: Onvoldoende slaap en hoge stressniveaus
kunnen de hormonen die honger en verzadiging reguleren (zoals
, leptine en ghreline) verstoren. Dit leidt tot een verhoogde eetlust en
het verlangen naar calorierijk voedsel.
7. Sociale invloeden: Sociale situaties en groepsdynamiek kunnen
ook invloed hebben op eetgedrag. Bijvoorbeeld, mensen kunnen
geneigd zijn om meer te eten wanneer ze met anderen zijn of als ze
worden blootgesteld aan eet-omgevingen die overconsumptie
aanmoedigen.
Samenvatting: In deze context is het belangrijk te realiseren dat de
vicieuze cirkel van het needs-drive-behavior model kan worden verstoord
door zowel interne (fysiologische en psychologische) als externe
(omgevings- en sociale) factoren. Dit maakt het moeilijk om de balans
(homeostase) te behouden, wat kan leiden tot overgewicht en
gerelateerde gezondheidsproblemen. Om deze vicieuze cirkel te
doorbreken, kunnen interventies gericht zijn op het verbeteren van
bewustzijn van honger en verzadiging, het bevorderen van gezonde
eetgewoonten en het creëren van een ondersteunende omgeving
Eetstoornissen en verstoring van homeostase:
Eetstoornissen verstoren het natuurlijke evenwicht van de fysiologische
behoeften, wat leidt tot problematisch eetgedrag.
Overeenkomsten bij eetstoornissen:
Negatief lichaamsbeeld: Mensen met eetstoornissen ervaren vaak
een vervormd beeld van hun lichaam en streven naar een
onrealistisch slankheidsideaal.
Lijngedrag: Ze houden zich bezig met diëten, wat vaak leidt tot een
ongezonde relatie met voedsel.
Overmatige preoccupatie met eten, gewicht of uiterlijk: Dit
kan leiden tot obsessieve gedachten en gedrag rond eten, wat de
natuurlijke homeostase van het lichaam verstoort.
Verschillen:
1. Anorexia Nervosa:
o Kenmerken: Ondergewicht, een constante obsessie met
lijnen, extreme methoden zoals braken of laxeren, en mogelijk
eetbuien.
o Verstoring van homeostase: Het lichaam ervaart een tekort
aan voedingsstoffen, wat leidt tot ernstige
gezondheidsproblemen en fysieke uitputting.
2. Boulimia Nervosa:
o Kenmerken: Normaal gewicht, periodes van lijnen en daarna
eetbuien, gevolgd door braken of laxeren om de calorieën kwijt
te raken.
o Verstoring van homeostase: Het constante proces van
eetbuien gevolgd door purgeren verstoort de regulering van
voeding en metabolisme, wat stress op het lichaam zet.
3. Eetbuienstoornis:
o Kenmerken: Meestal overgewicht, episodes van overeten
zonder te compenseren (zoals braken of laxeren).
o Verstoring van homeostase: Door de onregelmatige
eetpatronen en het vaak eten van grote hoeveelheden, kan
, het lichaam zijn natuurlijke verzadigings- en hongersignalen
niet goed reguleren, wat leidt tot gewichtstoename en
gezondheidsproblemen.
Bij alle eetstoornissen wordt de balans tussen fysieke behoefte en
psychologische drive ernstig verstoord, wat de vicieuze cirkel van het
needs-drive-behavior model beïnvloedt
Factoren die bijdragen aan overgewicht:
1. Algemeen:
- Energie-inname vs. energieverbruik: Overgewicht ontstaat
wanneer de calorie-inname hoger is dan het calorieverbruik. Dit kan
door een ongezonde voeding en een sedentaire levensstijl.
- Leefstijlkeuzes: Ongezonde eetgewoonten (bijvoorbeeld
fastfoodconsumptie, hoge inname van suikers en vetten) en
onvoldoende lichaamsbeweging zijn cruciaal in de ontwikkeling van
overgewicht.
- Stress en emotioneel welzijn: Stress kan leiden tot emotioneel
eten, wat bijdraagt aan overgewicht. Mensen kunnen voedsel
gebruiken als een manier om met stress, angst of andere negatieve
emoties om te gaan.
2. Genetische dispositie
Genetische factoren: Bepaalde genen kunnen de neiging tot
gewichtstoename en vetopslag beïnvloeden. Mensen kunnen een
genetische aanleg hebben voor een langzamer metabolisme of een
hogere hongerrespons.
Familiegeschiedenis: Wanneer familieleden overgewicht of
obesitas hebben, is de kans groter dat andere gezinsleden ook met
vergelijkbare problemen te maken krijgen, wat wijst op de invloed
van erfelijkheid.
3. Omgeving – evolutie
Bewerkt voedsel: De beschikbaarheid van bewerkt en calorierijk
voedsel heeft toegenomen, wat het moeilijker maakt om gezonde
keuzes te maken.
Grote porties: Restaurants en voedselproducenten bieden steeds
grotere porties aan, wat kan leiden tot overeten.
Altijd beschikbare winkels: 24-uurs winkels en
fastfoodrestaurants maken het gemakkelijker om op elk moment
toegang te hebben tot ongezonde voeding.
Sociaaleconomische status: Lagere inkomens kunnen de toegang
tot gezond voedsel en sportscholen beperken, waardoor ongezonde
keuzes aantrekkelijker worden.
4. Eetstoornissen
Eetstoornissen: Stoornissen zoals anorexia nervosa, boulimia
nervosa en binge eating disorder (eetbuienstoornis) kunnen leiden
tot ongezonde eetgewoonten en gewichtsschommelingen.
Negatief lichaamsbeeld: Mensen met een verstoord
lichaamsbeeld kunnen ongezond gedrag vertonen in een poging om
af te vallen, wat op de lange termijn kan leiden tot overgewicht of
andere gezondheidsproblemen.