GEZONDHEIDSRECHT II
§ 1. (DIS)FUNCTIONERENDE ZORGINSTELLING I
Gezondheidsrecht is het geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de zorg voor de gezondheid
en de toepassing van overig burgerlijk, bestuurs- en strafrecht in dat verband. Dit maakt dat het een
functioneel rechtsgebied is met een horizontaal discipline, aangezien het door verschillende
rechtsgebieden loopt.
§ 1.1. RECHTSBEGINSELEN EN GRONDRECHTEN
Relevante nationale rechtsbeginselen zijn het recht op vrijheid, bescherming, gelijkheid en individuele
zelfbeschikking. Daarnaast staan de fundamentele rechten van de mens die zijn opgesteld op zowel
internationaal (IVBPR – IVESCR, IVDV, IVRK en IVRH) als Europees vlak (EU-richtlijnen en
verordeningen, EVRM en ESH).
Rechtsbeginselen zijn geen grondrechten, maar (ongeschreven) fundamentele opvattingen die
behoren tot het wezen van een samenleving en die geacht worden van een dergelijk groot
belang te zijn, dat er juridisch normerende werking aan wordt toegekend.
Tot de individuele grondrechten behoren:
Art. 1 GW: ieder die zich in Nederland bevindt dient in gelijke gevallen behandeld te worden.
Art. 10 GW:
Lid 1: ieder heeft recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
Lid 2: de wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met
het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
Art. 11 GW: ieder heeft recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.
Art. 15 GW: de vrijheid dient gewaarborgd te worden.
(!) Vaak staat er ‘behoudens of krachtens de wet te stellen beperkingen’. Dit betekent dat het
grondrecht niet zonder beperkingen geldt, maar dat de overheid hier beperkingen aan kan
stellen.
Een sociaal grondrecht is art. 22 GW: de overheid dient maatregelen te treffen ter bevordering van de
volksgezondheid. Dit doet de overheid door aandacht te geven aan:
de gezondheidsbescherming en -bevordering;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van zorg;
de financiële toegankelijkheid van zorg; en
de kwaliteit van zorg.
1
,§ 1.2. STURINGSINSTRUMENTEN OVERHEID
De overheid heeft diverse sturingsinstrumenten voor de gezondheidszorg, zoals wetgeving,
beleid(sregels) en prikkels zoals subsidies en bestuurlijke boetes. Kenmerkend voor de
gezondheidswetgeving zijn:
De open normen, zoals “goede zorg” en “goed hulpverlenerschap” met nadere invulling onder
het kopje ‘zelfregulering’.
Kaderwetgeving waarin geen concrete regels staan, maar algemene principes,
verantwoordelijkheden en procedures.
Doelstellingen van wet- en regelgeving zijn: [3]
Het waarborgen en verbeteren van de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de
zorg.
Het beschermen van de patiënt/cliënt als zwakkere (contracts)partij.
Het beschermen van de patiënt/cliënt i.v.m. belangen van derden.
§ 1.3. KWALITEITSREGULERING VAN DE ZORG
Kwaliteitsregulering van de zorg heeft twee pijlers die van belang zijn:
Beroepsuitoefening (Wet Big)
beroepen- en bevoegdheidsregeling;
positie van bedrijfsarts en verzekeringsarts;
voorbehouden handelingen en de bekwaamheidseis;
taakherschikking (= herverdeling van zorgtaken tussen (nieuwe) beroepen in individuele
gezondheidszorg middels art. 36a Wet Big).
Wettelijke eisen m.b.t. ‘goede zorg’ door zorgaanbieders (Wkkgz)
Kwaliteit van de gezondheidszorg is de mate waarin het geheel van eigenschappen van
product, proces of dient voldoet aan daaraan te stellen eisen in relatie tot het gebruikersdoel (ISO
9001).
In de gezondheidszorg wordt gesproken over zorgvragers en zorgaanbieders. Hierin zit een groot
verschil:
Een zorgvrager is een persoon die zorgbehoevend is middels behandeling, medische
hulpmiddelen, geneesmiddelen, etc. Een zorgvrager maakt wettelijke aanspraak op kwaliteit
goede zorg op grond van art. 7:453 BW (= zorg van goed hulpverlener).
Een zorgaanbieder is een individu (Wet Big of Wkkgz) of instelling (Wkkgz) die zorg
aanbiedt aan de zorgvrager.
De Wet Big en de Wkkgz vullen elkaar in principe aan. Zo stelt de Wet Big kwaliteitseisen aan
individuen in de zorg en de Wkkgz aan zorginstellingen. Verder is in de Wkkgz wat ‘goede zorg’
precies inhoudt en staat er beschreven wat er moet gebeuren als mensen een klacht hebben over
de zorg.
2
, § 1.3.1. WET OP DE BEROEPEN IN DE INVIDUELE GEZONDHEIDSZORG (Wet Big)
De Wet Big is in 1997 opgesteld en verving de voorgaande wetten m.b.t. de geneeskundige beroepen.
Twee algemene doelstellingen van de Wet Big in de zorg zijn:
Het bewaken en bevorderen van kwaliteit van beroepsuitoefening.
De burger beschermen tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen.
De Wet Big is van toepassing op de individuele gezondheidszorg. Conform art. 1 Wet Big is
individuele gezondheidszorg zorg die rechtstreeks betrekking heeft op een persoon, ertoe strekt diens
gezondheid te bevorderen en/of bewaken, inclusief onderzoek en advisering, waaronder geneeskunst.
Het betreft handelingen die worden verricht buiten noodzaak.
Op grond van art. 2 Wkkgz heeft ieder individu die onder de Wet Big valt de plicht om ‘goede zorg’ te
bieden.
De Wet Big kent twee regimes wat betreft de beroepen die onder de wet vallen:
Art. 3 Wet Big is de zware regeling die geldt voor basisberoepen zoals artsen, tandartsen,
verloskundigen, apothekers, verpleegkundigen, fysiotherapeuten, psychotherapeuten en
gezondheidspsychologen, klinisch technologen, othopedagoog-generalisten en psychician
assistants.
Artikel 3-beroepen vallen onder de zware regeling en bevatten daarom een wettelijke
omschrijving van het deskundigheidsgebied. Een duidelijke uitleg hiervan is uitgewerkt in
bijvoorbeeld de opleidingseisen. Vanwege de strenge opleidingseisen hebben enkel
artikel 3-beroepen hebben op grond van art. 36 Wet Big de bevoegdheid om
voorbehouden handelingen te verrichten.
Vanwege de strenge eisen aan het deskundigheidsgebied, dient ieder individu dat een
artikel 3-beroep uitoefent geregistreerd te zijn in het Big-register. Dit is een constitutieve
registratie wat zorgt voor de titelbescherming. Iedere 5 jaar dienen de individuen zich
opnieuw te registreren (= periodieke registratie).
Individuen die een art. 3-beroep uitoefenen zijn onderworpen aan het tuchtrecht en zijn
daarmee tuchtrechtelijk aansprakelijk.
Art. 34 Wet Big is de lichtere regeling die geldt voor o.a. diëtisten, ergotherapeuten, klinisch
laboraten, logopedisten, huidtherapeuten en mondhygiënisten.
De artikel 34-beroepen kennen een lichtere regeling, kennen geen wettelijk
registratiesysteem en zijn niet tuchtrechtelijk aansprakelijk. Individuen die een
artikel 34-beroep beoefenen hebben geen zelfstandige bevoegdheid om
voorbehouden handelingen te verrichten. Echter, zij kennen wel – zoals de artikel 3-
beroepen – aanvullende regels m.b.t. kwaliteitsaspecten van zorg op grond van art. 40
Wet Big (= koppeling met art. 7:453 BW en regels m.b.t. ‘goede zorg’ in Wkkgz).
Overige beroepsbeoefenaren zijn ‘3 noch 34-beroepen’, dit zijn o.a. operatiekamerassistaten,
anesthesiemedewerkers en nieuwere beroepen. Deze beroepen komen niet in de wet voor, maar
vallen wél onder de reikwijdte van de Wet Big.
Overige beroepen die niet onder art. 3 of art. 34 Wet Big vallen, vallen onder het
bereik van art. 1 Wet Big. Zij staan ongeveer gelijk aan de artikel 34-beroepen: er geldt
geen wettelijk registratiesysteem, zij hebben geen zelfstandige bevoegdheid tot het
verrichten van voorbehouden handelingen en zijn niet tuchtrechtelijk aansprakelijk.
Wél zijn zij net zoals artikel 3-beroepen en artikel 34-beroepen verplicht tot het bieden
van goede zorg conform art. 2 Wkkgz.
3