Hoorcollege week 1: Het Oude Nabije Oosten
1.1. Wat is oude geschiedenis?
‘Oud’ is een vaag, abstract begrip, kan door iedereen anders geïnterpreteerd worden. Oude
geschiedenis is een vorm van wereldgeschiedenis met een mediterraan/oosters perspectief.
Het is de geschiedenis van heel afro-Eurazië van 3400 v.C. tot 500 n.C. (start van het schrift
tot Arabische veroveringen, is een punt van discussie). Bespreekt de thema’s migratie, religie,
imperia, steden, grenzen en cultuurcontact tussen de samenhangende gebieden.
Jaren in de oudheid werden bijgehouden door verschillende systemen: Olympia (elke 4 jaar
Olympische spelen), regeringsjaren van leiders, etc. Ieder gebied had een ander tijdssysteem
dus de huidige jaartelling werd in de Oudheid natuurlijk niet gebruikt.
Het gebied is de Middellandse zee met het Midden-Oosten, Klein-Azië en Griekeland. In dit
gebied waren er geen duidelijke grenzen, ze onderhandelde continu met elkaar op onder
andere diplomatisch niveau. In het gebied was er dus veel reuring.
Waarom is oude geschiedenis belangrijk? Heel veel zaken ontstaan in de oudheid zoals
het schrift, eerste complexe samenlevingen, steden, imperia, bepaalde culturen,
globalisering en tot slot de grote godsdiensten. Daarnaast worden heel veel zaken in de
moderne tijd teruggevoerd naar de Oudheid omdat de Oudheid het culturele fundament vult
voor bepaalde samenlevingen (vooral van toepassing in Griekeland. Oudheid is daarbij de
meest afgebeelde geschiedenis met de Bijbelse geschiedenis. Politieke gebouwen in het
westen zijn vaak gebaseerd op de klassieke stijl met het idee dat democratie teruggaat naar
de Oudheid.
Ook ontstaan zijderoutes: is een verzamelnaam van alle landroutes en zeeroutes die in de
Oudheid en in de Middeleeuwen oost en west met elkaar verbonden. Het zijn dus
verbindingswegen waarin verschillende culturen actief waren. MAAR! De steden op deze
routes zijn echter voornamelijk belangrijk, deze handelden met elkaar en wisselde dus
ideeën met elkaar uit zoals godsdiensten. Deze wegen hebben dus geleid tot interessante
cultuurcontacten. Objecten die rond deze routes zijn gevonden hebben dan ook een grote
,bibliografie (plek van vinden verschilt vaak van plek van maken en zo hebben objecten
meerdere bibliografieën).
De Klassieke stijl is voorbeeldig. Is een westerse traditie wat begint met de tijd van dichter
Homeros in de 8e eeuw v.C. Hier begint de westerse literatuur en klassieke literatuur (Ilias &
Odyssee). Is dus een westers perspectief om de Grieken als een startpunt te nemen van de
klassieke periode en niet de Egyptenaren of de Mayas.
Hoe onderscheidt oude geschiedenis zich van (de meeste) andere historische disciplines?
- Door het hanteren van een niet-Eurocentrisch perspectief op de geschiedenis
- Door naast het specifieke ook aandacht te hebben voor de lange lijnen in de geschiedenis
en grotere geografische verbanden.
- Door multidisciplinariteit: de integratie binnen 1 vakgebied van culturele, politieke, sociale
en economische geschiedenis.
- Door het geïntegreerd gebruik van archeologische, iconografische en tekstuele bronnen.
70.000 jaar geleden ontstond de cognitieve revolutie (de opkomst van nieuwe manieren van
denken en communiceren).
12.000 jaar geleden was het einde van de ijstijd waardoor er een verandering ontstond in het
klimaat. Opkomst van deze verandering zorgde voor de verandering van de nomadische
levenswijze van de jagers en verzamelaars naar een vastere woonplaats en zo de eerste
nederzettingen.
Prehistorie is de periode waarin geen schriftelijke bronnen uit bestaan steentijd (tot 3000
v.C.), Bronstijd (3000-1000 v.C.) en de ijzertijd (na 1200 v.C.). Bronstijd en ijzertijd vallen
onder protohistorie (overgang van prehistorie naar historie). Het eerste schrift ontstond op
kleitabletten die ontwikkeld waren vanuit economische redenen rond 3200 v.C., hierna
ontstond het spijkerschrift (2500 v.C.) en in Egypte het Egyptische hiërogliefenschrift.
De neolithische revolutie is de agrarische revolutie grootschalige, relatief stabiele
voedselproductie. Gevolgen hiervan zijn dus nederzettingen, opkomst van specialismen,
uitvinding van het schrift en een complexere samenleving. Deze revolutie is plaatsgebonden
dus het verschilt per gebied wanneer de landbouw werd uitgevonden.
Twee soorten landbouw: regenlandbouw; er valt genoeg regen voor een vruchtbare grond.
En irrigatielandbouw en zo heb je natuurlijke en kunstmatige irrigatielandbouw. Egypte en
Mesopotamië zijn voorbeelden van gebieden waar irrigatielandbouw nodig was waarbij
Egypte gebruik maakte van het natuurlijke proces (overstromen van de Nijl). In Mesopotamië
waren de overstromingen onregelmatiger en daarom gebruikte zij kunstmatige
irrigatielandbouw. Irrigatielandbouw is veel effectiever en winstgevender dan
regenlandbouw.
Eurazië heeft een voorsprong op het ontwikkelen van nederzettingen omdat:
- Eurazië is een groot continent waarin de meeste domesticeerbare dieren en planten
zijn
- Het heeft een horizontale i.p.v. een verticale as waardoor er stabielere klimaatzones
zijn (klimaatzones lopen horizontaal)
, - Er zijn weinig topografische en ecologische barrières
1.2 Steden en stedelijke cultuur.
Voorwaarden voor het ontstaan van steden:
- Agrarisch surplus: boeren gaan zelf meer produceren dan ze zelf nodig hebben
waardoor er een sedentaire levenswijze ontstaat. De eerste akkerbouw was 10.000
v.C. en daarbij ontstonden er dus steden voordat het schrift bestond. Steden
begonnen in Irak/Midden-Oosten: hier kwamen graansoorten voor die men kan eten.
Men nam het graan hier mee en begon het zelf te oogsten in Mesopotamië
(vruchtbare halve maan). Hier viel te weinig regen voor landbouw maar de twee
stromende rivieren daar zorgde voor de mogelijkheid tot irrigatie landbouw. In 6000-
5000 v.C. begon men met lastdieren te domineren en in 4000-3000 v.C. ontstond de
ploeg. Deze ontwikkelingen verhoogde de opbrengst en zo ontstonden er steden.
- Steden ontstaan op plekken waar rivieren zijn, aan de kust, waar veel regenval
plaatsvindt. Grote rivieren zijn bijvoorbeeld de Niger, Nijl (Afrika), Eufraat en Tigris
(Midden-Oosten), Indus, Ganges, Jangste en Gele rivier (Azië). Hier ontstaan grote
civilisatie centra.
Het verspreiden van de agrarische cultuur
Landbouw ontstaat op verschillende gebieden: Eerst in Noord-Irak (vruchtbare halve maan)
en daarna in Europa, Afrika, Azië en Amerika (hier is het onafhankelijk ontstaan). Dit
gebeurde in twee grote golven: 10.000-5000 v.C. en daarna 5000-1000 v.C.
De eerste beschavingen ontwikkelden zich in het oude nabije oosten omdat er een groot
aaneengesloten gebied met een gunstig klimaat was, er waren veel domesticeerbare dieren
en planten aanwezig (domesticatie = het proces waarbij de mens diersoorten selecteert om
ze te fokken en daarna te houden als huisdier) en tot slot was er weinig concurrentie van
jagers- en verzamelaars.
De eerste samenlevingen zijn nog relatief klein, er was eerder sprake van dorpen met een
paar duizend inwoners. In de periode van de Grieken en Romeinen, beginnen deze dorpen te
groeien. Een centrale plek van een dorp/stad is vaak een heiligdom van de gebruikelijke
religie, deze vormen de basis voor de allereerste sociale organisatie. Men heeft namelijk een
gedeelde identiteit via de gezamenlijke religie.
Vaak weten we enkel theorieën over de geschiedenis, en zo zijn archeologen het vaak niet
met elkaar eens over de oude geschiedenis. Zo is er een theorie waarin steden kunstmatige
bergen hebben waar de zogeheten goden over de stad heen waken. Een andere theorie stelt
dat de noodzaak tot irrigatie tot steden heeft gezorgd i.p.v. religie. Of dat georganiseerde
religie niet de oorzaak maar het gevolg was van steden.
Samenlevingen worden ingewikkelde door een surplus: ontstaan van profiteren van dit
surplus door priesters en belangrijke personen, maar ook door het ontstaan van ambacht.
Hierdoor ontstaan er hiërarchieën in steden, vaak is de monarchie gebonden aan de religie.
Door dit surplus ontstaan de basis ingrediënten voor staatsinstellingen:
- Staatsinstelling (bijvoorbeeld een monarchie)
- Het schrift (voor administratie)
, - Gecodificeerde wetgeving
- Ingewikkelde mythologische en religieuze systemen
- Literatuur (poëzie)
- Kunst en architectuur
- Filosofie en wetenschap
1.3 Wereldrijken
Er zijn twee staatsvormen in de Oudheid: imperia en steden. Een imperium is een groot rijk
waar verschillende staten en steden onder vallen. Imperia hebben een universalistische
ideologie. Alle imperia claimen de wereldheerschappij en alles wat ze niet veroveren valt
buiten de beschaafde wereld. Verschillende steden hebben verschillende ideologieën en een
universalistische ideologie is dus logisch omdat er vaak behoefte is aan 1 koning en 1 god.
Steden onderwerpen hier zich dus aan. Dit begint met kleine oorlogen tussen stadstaten
waarbij er één stadstaat is die continu wint. Men dacht dat er tijdens de oorlogen op aarde
ook oorlog werd gevoerd tussen de goden. De stadstaat die wint heeft dus ook de beste
goden. Babylon is zo een hele grote stadstaat geworden.
Oorlog voeren gebeurt al heel lang. In Mesopotamië en in Egypte zijn er voor het eerst op
grote schaal oorlogen gevoerd. Deze oorlogen worden vaak afgebeeld voor culturele en
politieke redenen. Vaak wordt er dan een link gelegd tussen oorlogvoering en koningschap;
door middel van oorlogvoeren, ontwikkelt zich er een monarchie. De goden staan dan aan
jouw kant en zo kan de koning voor veel voordelen zorgen zoals vruchtbaarheid en welvaart.
Hoe te verklaren? Bijvoorbeeld Mesopotamië moest wel oorlog voeren aangezien zij lang
niet alle grondstoffen hadden; hierdoor ontstonden er plundertochten (= gebieden
permanent bezetten).
De eerste beschaving waar wij kennis over hebben, zijn de Soemeriërs. Zij leven in steden
met als kern een groot tempelcomplex. Daaromheen was er een verzameling van losse
stadstaatjes, er was dus geen groot verenigd rijk. Steden als Uruk hadden ongeveer 50.000
inwoners. De steden maakte gebruik van het spijkerschrift dat in ontwikkeling komt voor
economische redenen. Hierdoor begon ook de ontwikkeling van de wetenschap zoals de
sterrenkunde. De sumerische taal ontwikkelt zich als basistaal voor de priesters en de
geleerden. Daarnaast is er sprake van een beeldende vormentaal.
Het eerste wereldrijk was zo het Akkadische rijk met als hoofdstad Akkad en als koning
Sagron van Akkad. Het rijk omvatte heel Mesopotamië en een gedeelte van klein Azië. Dit rijk
nam veel van de sumerische beschaving over maar behielden wel hun eigen goden en taal.
In zijn ideologie heeft hij de wereld veroverd. In Egypte heb je ook een monarchie van Farao
Achnaton (ca. 1350 v.C.) waarin ze anderen probeerden te overwinnen met de hulp van
goden (religieuze aspect zit er altijd aan vast). Van goden die “verloren” hadden werden hun
beelden gestolen en gevangengenomen in de gewonnen monarchie waardoor het verloren
land wel met hen moest onderhandelen.
Tijdlijn Egypte:
- Oude rijk van 2600-2150 v.C.
- Eerste tussenperiode (periode van verval en afbraak)
, - Middenrijk van 2000-1800 v.C.
- Tweede tussenperiode
- Nieuwe rijk van 1500-1100 v.C. in het Egyptische rijk is er nu 5 keer een
vrouwelijke farao geweest.
Het Egyptische schrift is het hiërogliefenschrift. Er is dus een verschil in dynamiek tussen
Egypte en Mesopotamië:
Egypte: Mesopotamië:
- Regelmatige overstromingen - Onregelmatige overstromingen
- Overstroming voor de zaaitijd - Overstroming na zaaitijd
- Natuurlijke irrigatie - Kunstmatige irrigatie
- Geïsoleerd door de woestijn en - Open voor invloeden van buitenaf
dus moeilijk veroverbaar maar wel - Dynamisch, afwisselend van rijken
open voor vreedzame contacten (Soemeriërs, Akkadiërs, Assyriërs)
- Voornamelijk stabiliteit
Echter waren er ook overeenkomsten tussen de twee rijken: er waren absolute heersers,
koningen hadden dezelfde taken (legeraanvoerder, opperrechter en hogepriester), koning bij
de gratie van de goden. Belangrijk verschil: Egyptische farao’s golden als een goddelijk figuur
(wel stond hij lager gerangschikt als de ‘echte’ goden door al zijn menselijke kenmerken).
In de derde dynastie van Ur was er weer een heropleving van sumerische steden in ongeveer
2100-2000 v.C. en werd het opnieuw een groot rijk in Mesopotamië.
Koningen die hier succesvol in waren, waren de koningen van het nieuwe Assyrische rijk. Dit
breidt zich uit vanuit Irak en wordt een permanente territoriale expansie. Zij stellen
wereldveroveraars te zijn en dit uit zich in de kunst; er waren veel afbeeldingen van militaire
overwinningen. In de ideologie van het Assyrische rijk was iedereen die zich verzette tegen
het rijk een vijand. Deze werden zwaar gestraft in de hoop dat ze zich niet meer zouden
verzetten. Andere culturen werden dus niet geaccepteerd en hierdoor ontstonden er
opstanden. Het Assyrische rijk kwam zo ten onder, maar het had ook een lieve kant:
Assyrische rijk claimde dat ze d.m.v. oorlog voeren de wereldvrede bewerkstelligen; ze
creëren vrede door middel van het gebruiken van geweld.
Na het Assyrische rijk ontstond het Babylonische rijk en namen heel het gebied van
Mesopotamië over met als hoofdstad Babylon. Dit heeft een belangrijke rol gespeeld in de
codex van wetten (codex met wetten van Hammurabi).
Het gebied in het huidige Iran raakte beïnvloed door de propaganda van de Assyriërs. Ook zij
hebben een vredesideologie: ze trokken het geweld naar de periferie van het rijk terwijl er in
het centrum vaak vrede was. Dit Perzische rijk was gesticht door Cyrus de Grote. Het wordt
veroverd door Darius (nieuwe dynastie van de Archeamiden), en bereikt zijn grootste
omvang door zijn zoon Xerxes. De belangrijkste bronnen hiervan zijn geschreven in het Grieks
en dit is een probleem aangezien de Grieken hun vijanden waren.
,Het Perzische rijk, 550-330 v.C.
(Heeft natuurlijk niet deze grenzen aangezien ze stelde dat ze de hele wereld omvatten,
grenzen in een imperium worden dus niet erkend).
Behistun, Iran: reliëf in een berg van Darius die de macht grijpt van de tweede koning van het
rijk.
Zelfde idee van propaganda: oorlog winnen tegen de koning is rebels. Het is een uitzondering
omdat Perzië zogenaamd vredelievend is. De koning weerspiegeld de God en moet op de
wereld vrede creëren. Koningen sommen vaak de landen op waar ze de baas van zijn
(volgens koningen vaak alle landen van de wereld en daarom is hun macht
wereldomvattend).
,Extra:
De re distributie-economie = de paleis of tempel staat centraal
Het concert der mogendheden (van de late bronstijd) ca. 1600-1200 v.C. = verschillende
wereldrijken die relatief vreedzaam naast elkaar kunnen voortbestaan: Egypte, Assyrische
rijk, Mesopotamische rijk, Myceense rijk (Griekeland).
De omwenteling van de late bronstijd ca. 1200 v.C.: ‘concert der mogendheden stort in,
nieuwe rijk van Egypte stort in net zoals het Myceense rijk. Oorzaken hiervan zijn onduidelijk,
plunderingen door zeevolkeren kunnen hier een rol in hebben gespeeld. Hierdoor komt er
een neergang van de schriftelijke culturen waardoor er een begin ontstaat van de dark ages
(ca. 1100-900 v.C.) = de vroege ijzertijd.
De ijzertijd: na 1200 v.C.
- Wapens en gebruiksvoorwerpen worden van ijzer gemaakt
- Fenicisch handelsnetwerk en kolonisatie. Feniciërs waren geen stabiel en vast volk
met een vaste plek. Zij vaarde naar het westen vanuit de middellandse zee en
stichten onderweg stadstaten. Zij ontwikkelde het alfabetische systeem.
- Hierin ontwikkelde zich het jodendom.
Ontstaan van het jodendom
- Je had Juda en Israël die samen 1 koninkrijk vormde onder koning David. Zijn opvolger
was Salamo van Israël en bouwt de tempel van Salamo. Hier zouden de 10 geboden
(die door God aan Mozes waren gegeven) moeten liggen. Deze tempel werd verwoest
door de Babyloniërs. Het rijk van Salamo viel in 2 rijken waardoor er een tegenstelling
ontstaat door Juda en Israël. In Juda bleef de dynastie van David ontstaan en in Israël
kwam er een andere koning. Joden zagen de inval van de Babyloniërs als een straf
door hun eigen god. Dit omdat de joden andere geloven erkende naast hun eigen
God (= henotheïsme). Daarom draaide de joden dit om naar monotheïsme en zo
ontstond het jodendom.
Hoorcollege week 2: Archaïsch Griekeland, 800-500 v.C.
Griekse inwoners waren door het landschap van heuvels en bergen nogal verdeeld, hierdoor
waren er duidelijke markeringen: de stadstaat tussen die van jou en je vijand, daar zit een
berg tussen, de berg daarop dat zijn je bondgenoten. De Griekse cultuur was van nature
extreem gefragmenteerd. Griekeland is niet van nature heel rijk en dit betekende dat na de
vroege ijzertijd er meer mensen kwamen waar geen plek voor was (ontstaan expansiedrang).
De Grieken waren door deze expansiedrang goede vechters en handelaren.
Homerus (ca. 7e-8e eeuw v.C.) schreef verhaal over Ilias. Het is een verhaal over Troje waarin
er oorlog was tussen de Grieken en de Trojanen. Schreef ook Odysseus: ging over de
terugtocht van Odysseus naar Griekeland, naar het eiland Ithaka. Deze twee verhalen
hebben de grond gelegd voor de Griekse cultuur en later ook de westerse cultuur. Historische
kwestie: heeft hij bestaan of niet? Was er alleen Homeros of waren er meerdere auteurs die
, hebben bijgedragen aan deze teksten? Verhalen van Homeros waren wel fictie, het zou
kunnen dat deze verhalen ergens wel waarheden bevatten.
Heinrich Schliemann was een amateurarcheoloog die onderzoek deed naar de plaats van
Troje. Uiteindelijk heeft hij opgravingen van de Myceense beschaving gevonden. Arthur
Evans doet zo opgravingen bij Knossos en ontdekt daar de Minoïsche cultuur:
Minoïsche beschaving Myceense beschaving
Kreta Griekse vaste land
Bloeitijd 2600-1450 v.C. Bloeitijd 1600-1200 v.C.
Paleiseconomie Paleiseconomie
Geen ommuurde steden Versterkte burchten
Lineair A Lineair B
Onbekende taal Oud Grieks
Na de val van de bronstijd waren er een aantal grote oorlogen en ontstond het concert der
mogendheden: rijken kunnen naast elkaar leven door diplomatie (deze werd bepaald door
de Hettieten, Egyptenaren en de Grieken)
In 1177 v.C. kwamen de zeevolkeren op uit het westelijke Middellandse Zeegebied. Deze
volkeren plunderde meerdere havensteden. Hierdoor ontstond er een economische
neergang in het Middellandse zeegebied.
Archaïsche en Myceense tijd (bronstijd): continuïteit en discontinuïteit:
Continuïteit:
- Taal: altijd het Grieks ook in het schrift
- Woonplaatsen zoals Athene
- Namen van goden
- Religieuze plaatsen
Discontinuïteit:
- Schrift wordt regelmatig hervormd
- Politiek
Archaïsch betekent “oudste”. Deze periode begint ca. 800 v.C. met Homerus en de Eerste
olympische spelen in 776 v.C. Dit stelde het begin van de Griekse verspreiding naar het
Middellandse Zeegebied. De techniek van het alfabet werd ingevoerd. De periode eindigt
met ca. 500 v.C. met het begin van de Atheense democratie en de Perzische oorlogen.
De voornaamste kenmerken:
- Aristocratische cultuur: benadering van kunst, filosofie, poëzie, geschiedschrijving.
Aristocraten zijn extreem rijk en hebben genoeg middelen in huis om bezig te zijn met
andere dingen zoals de wetenschap. Ongeveer 20% van de bevolking was aristocraat.
- Flinke mate van sociaaleconomische ongelijkheid
- Homerus is dominant in teksten en poëzie
- Ontstaan van de polis als maatschappij en staatsvorm
- Eerste Griekse tempels met cultusstandbeelden
- Kolonisatie vanuit Griekeland (Griekse kolonisatie duurde van ca. 1000-500 v.C.)