Samenvatting artikelen forensische psychiatrie en psychologie
1. Drost, M. (2003). Specifieke kennis, vaardigheden en attitudes. In: H. Groen & M. Drost
(Eds.). Handboek Forensische Geestelijke Gezondheidszorg (pp. 51-57). Utrecht: De
Tijdstroom. https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3340095-dt-content-rid-
30266773_2/xid-30266773_2
2. Mulbregt, J. van (2009). Over toerekenen en afrekenen. In: F. Koenraadt, & W. Weijers (Eds.).
Vrijheid en Verlangen. Liber Amicorum Prof. dr. Antoine Mooij (pp. 273-292). Den Haag:
Boom Juridische Uitgevers. https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/354016
3. Boer, T. den, Het klinisch forensisch psychiatrisch onderzoek (2019, DRAFT)
https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3348163-dt-content-rid-30537233_2/xid-
30537233_2
4. Kohne, A.C.J. (2015). De realiteitsaanpak van het psychiatrisch etiket. Tijdschrift voor
Psychiatrie, 57(6), 433-440. http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/57-2015-
6-artikel-kohne.pdf
5. Deegan, Patricia, Essay “Ik ben geen psychiatrische ziekte”
http://www.tijdschriftdeviant.nl/teksten/005art01.htm
6. Koenraadt, F. & Liem, M. (2007). Kinderen (als fataal slachtoffer) van hun ouders. In: F.
Koenraadt, & M. Liem (Eds.). Het kind als slachtoffer. Patronen en preventie van (fataal)
geweld in gezinsverband (pp. 11-30). Amsterdam: Dutch University Press.
https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/252646
7. Liem, M., Hengeveld, M. & Koenraadt, F. (2009). Kinderdoding gevolgd door een ernstige
poging tot zelfdoding. Tijdschrift voor Criminologie, 51(3), 262-276.
https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/252652
8. Felson, R.B. & Messner, S.F. (2000). The control motive in intimate partner violence. Social
Psychology Quarterly, 63(1), 86-94.
https://www-jstor-org.proxy.library.uu.nl/stable/pdf/2695883.pdf.
9. Mooij, A.W.M. (2005). De doorwerking van de stoornis in de toerekeningsvatbaarheid en de
gevaarspredictie. Proces, 4, 128-136. https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3348158-
dt-content-rid-30537228_2/xid-30537228_2
10. Boer, T. den & Van Mulbregt, J. (2015), Toerekening in tweedracht, DRAFT.
https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3348159-dt-content-rid-30537229_2/xid-
30537229_2
11. Stevens, M., Roeters, C. & Beukers, M. (2009). Gedragskundig advies in strafzaken: Het
juridisch perspectief. NIFP. Deel D. Juridische kaders, pp. 102-169. NB: dus alleen deel D
lezen. https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3348161-dt-content-rid-30537230_2/xid-
30537230_2
12. A. van Wijk, R. Bullens, & P. van den Esthof (Eds.). Facetten van zedencriminaliteit. Den Haag:
Reed. Uit dit boek: - Marle, H. van (2007). Psychische stoornissen bij zedendelinquenten (pp.
277-286). https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3340098-dt-content-rid-30266776_2/
xid-30266776_2
13. Beek, D. van (2007). Behandeling van zedendelinquenten (pp. 317-326).
https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3340096-dt-content-rid-30266774_2/xid-
30266774_2
14. Horn, J. van, Mulder, J. & Scholing, A. (2006). Recidive bij subgroepen van zedendelinquenten
in de ambulante forensische psychiatrie. Tijdschrift voor Seksuologie, 30, 187-194. https://
www.researchgate.net/profile/Joan_Van_Horn2/publication/254922137_Risicotaxatie_bij_v
, olwassen_zeden-
_en_geweldplegers_in_een_ambulante_setting/links/5661abb108ae4931cd5a3423.pdf
15. Koenraadt, F. (2009). Op zoek naar een balans tussen beveiliging, behandeling en
rechtspositie. In: D. van der Hoeven, K. Eppink, F. Koenraadt, & M. Boone (Eds.). Balanceren
met recht: Onderzoek naar de Beginselenwet Verpleging Ter Beschikking Gestelden in de
klinische praktijk (pp. 95-101). Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.
https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3351407-dt-content-rid-30608920_2/xid-
30608920_2
16. Koeter, M. & Van Ooyen-Houben, M. (2009). Verslavingszorg in justitieel kader: Drang en
dwang. Tijdschrift voor Verslavingsproblematiek, 5(3), 33-45.
https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2FBF03081447.pdf
17. Deenen, T.A.M. (2007). Longstay, anders dan levenslang? Ontmoetingen, 13, 25-37.
https://ugp.rug.nl/LPJG/article/viewFile/31986/29400
NIET IN DEZE SAMENVATTING
- Koenraadt, F. & Muller. E. (2013) Het psychologisch onderzoek en de daarop gebaseerde
rapportage pro Justitia. Een ingekorte en bewerkte versie van deze tekst is als Hoofdstuk 8 te
vinden in: H.J.C. van Marle, P.A.M. Mevis & M.J.F. van der Wolf (red.), Gedragskundige
rapportage in het strafrecht, Deventer: Kluwer, tweede druk.
https://uu.blackboard.com/bbcswebdav/pid-3351410-dt-content-rid-30608924_2/xid-
30608924_2
- Mulbregt, J.M.L. van (2011). Zorgkoorts en risicokramp. De weg van de
toerekeningsvatbaarheid. Delikt en Delinkwent, 41(8), 981-1003. https://uu.blackboard.com/
bbcswebdav/pid-3351408-dt-content-rid-30608923_2/xid-30608923_2
,Drost H4 – Specifieke kennis, vaardigheden en attitudes
Socialisatie van behandelaar in de GGZ
De verhouding tussen cliënt en hulpverlener is gelijkwaardig, cliënt is geen afhankelijke patiënt die
blindelings advies opvolgt. Cliënt is onderhandelingspartner waarmee behandelingsovereenkomst
wordt gevormd. Respect voor autonomie van cliënt en zijn keuzes belangrijk. Cliënt moet dus ook
gemotiveerd zijn mee te werken. Voor cliënten in gedwongen opneming is de wet BOPZ -> eenmaal
opgenomen zijn zij weer onderhandelingspartner en niet gedwongen een behandeling te doen.
Confrontatie met de forensisch psychiatrische cliënt
Behandelaar moet in de forensische psychiatrie kennis hebben van het strafrechtelijk kader. De
behandelaar moet de reclassering op de hoogte houden wanneer iemand in een voorwaardelijk
kader wordt behandeld.
Forensische cliënten zijn niet gewend in psychologische termen over zichzelf na te denken en dat
iemand naar hen luistert. Ze kunnen moeite hebben met de machtspositie van de psychiater. Een
goede werkrelatie is belangrijk omdat een cliënt niet veel goeds van de hulpverlener verwacht. Een
moreel oordeel van de behandelaar kan het professionele oordeel vertroebelen -> maakt
therapeutische werkzame relatie moeilijk.
Behandeling is bedoeld om kans op herhaling van delictgedrag te verminderen. Er moet aandacht
besteed worden aan het delictgedrag.
Vaardigheden en attitude van de behandelaar
Behandelaar moet voorspelbaar en betrouwbaar zijn en er moet een concreet behandeldoel worden
geformuleerd. Soms is motiveren tot behandeling nodig -> cliënt laten inzien dat hij een probleem
heeft. Behandelaar heeft kennis nodig over het gevaar van recidive, over verschillende soorten
delicten en daders. De aanpak moet hierop worden aangepast.
Behandelaar kan moeite hebben met het behandelen van het de cliënt wanneer hij zelf ooit
slachtoffer is geweest of een moreel oordeel heeft over het delict. Ook kunnen er problemen zijn
rondom beroepsgeheim, omdat sommige misdaden in het nieuws zijn geweest en cliënten hierover
kunnen “opscheppen”. Ook moet de behandelaar zich bewust zijn eigen opvattingen over goed en
kwaad en zijn eigen antisociale/agressieve gedrag. Ideaal zou zijn zelfinzicht leidt tot grotere
empathie, zonder dat eigen normen en waarden worden losgelaten. Tegelijkertijd moet er rekening
mee worden gehouden dat de cliënt niet de waarheid spreekt, omdat dit in zijn eigen nadeel kan zijn.
Raadplegen van externe informatiebronnen (partner, andere hulpverlener) is aanbevolen.
De behandelaar wordt geconfronteerd met onderwerpen die niet gebruikelijk zijn. Het is nodig dat hij
soms afstotende thema’s kan bespreken en een attitude ontwikkelt die empathisch is en de cliënt in
zijn waarde laat, maar anderzijds duidelijke normen stelt over welk gedrag acceptabel is of niet. De
behandelaar moet waken voor normverschuiving en cynisme.
In de forensische klinieken worden vaak voorzorgsmaatregelen genomen tegen geweld. Er wordt
bijvoorbeeld met een cliënt besproken hoe zij het best kunnen omgaan met zijn agressie, dit is
voordelig voor beide partijen. In niet-forensische behandelingen wordt dit minder besproken.
Ondanks beroepsgeheim moeten behandelaars laten weten wanneer iemand daadwerkelijk in
gevaar is, omdat een cliënt plannen heeft iemand iets aan te doen. Daden uit het verleden mogen
niet openbaar worden gemaakt. Door aangifte te doen wordt de vertrouwensrelatie beschadigd en
verdere behandeling onmogelijk.
, Mulbregt – over toerekenen en afrekenen
Over de samenwerking tussen gedragskundigen en rechters en hun beide rollen.
Functies toerekeningsvatbaarheid bepalen
Verantwoordelijkheidsvraag: zonder schuld kan er geen straf worden opgelegd en geen straf bij
ontoerekeningsvatbaarheid. dit wordt soms ter discussie gesteld, omdat de beveiliging van de
samenleving de nadruk moet krijgen. Door de toenemende objectiveerbaarheid, spelen statistische
en empirische gegevens een grotere rol, maar wordt de vraag gesteld of dit de relatie tussen een
stoornis en delicten kan bevestigen/weerleggen. Objectiveerbaarheid is essentieel voor de rechter
om de bruikbaarheid van de gedragskundige te beoordelen, maar individualisering is een
kernelement van het strafproces. Een te sterke nadruk op empirisch materiaal kan de
verantwoordelijkheid van de verdachte buiten beschouwing laten -> dilemma. Daarnaast zijn veel
risicofactoren historisch vastgelegd en niet beïnvloed kunnen worden in behandeling. De rechter
moet een afweging maken.
Causaliteit
Causaliteitsvraag beoordeling toerekeningsvatbaarheid
Verantwoordelijkheidsvraag: de mate van pathologisch onvermogen van de verdachte tijdens het
plegen van een delict is relevant voor de rechter om te kunnen beoordelen in hoeverre een
redelijkheid van hem kon worden verwacht om het delict niet te plegen. Wanneer er geen relatie is
tussen stoornis en delict, dan wordt deze stoornis niet behandeld, en wordt een straf opgelegd die
proportioneel is met de ernst van het delict.
Specificatievraag: toerekeningsvatbaarheid bepalen is niet alleen belangrijk voor juridisch belang,
maar ook voor het recidivegevaar vanuit de pathologie van de dader. De beperkingen passend bij een
stoornis bieden de basis voor een individuele beoordeling van het recidivegevaar voor een of meer
specifieke delicten. De rapporteur richt zich op een analyse van risicofactoren waarover de
onderzochte vanwege de stoornis geen volledige controle heeft -> op basis hiervan het gevaar voor
herhaling bepalen.
Legitimatievraag: via advisering beoordelen van de noodzaak, doel en strafrechtelijke legitimatie van
een behandelmaatregel. In eerste instantie staat het delict centraal in de vaststelling van een sanctie.
Kraggenburg-arrest
Strafzaak: tbs-maatregel werd opgelegd, hoewel de verdachte medewerking aan gedragskundige
rapportage had geweigerd. Op basis van dossiergegevens is aangenomen dat de eerder vastgestelde
persoonlijkheidsstoornis nog steeds aanwezig was. In hoeverre maf zonder causaal verband met het
tenlastegelegde pathologische uitspraken worden gedaan over het recidivegevaar en de noodzaak
van gedwongen behandelkader? De oplegging van een tbs-maatregel mag niet gedaan worden aan
de hand van een gelijktijdigheidsverband (er was een stoornis en delict tegelijkertijd). De conclusie
van Pieter Baan Centrum, dat hij volledig toerekeningsvatbaar moest worden geacht door weigering,
werd op basis van de oude rapportage niet overgenomen. Het delictgevaar moet voor het opleggen
van een maatregel een pathologische basis hebben.
Toerekeningsvatbaarheid
In plaats van een vijfpuntsschaal zou bij het forensisch advies een meer beschrijvend model gebruikt
moeten worden voor de causale relatie tussen stoornis en delict.