Uitgebreide en overzichtelijke samenvatting Ontwikkelingspsychologie (SWK 2 - deel 2). Zowel de theorie uit de hoorcolleges, 2 verplichte boeken en extra aantekeningen zijn in deze samenvatting verwerkt.
Boek: Ontwikkelingspsychologie (Feldman) & Psychologie van de adolescentie (Slot & Van Aken)
Cognitieve ontwikkeling in de schooltijd (6 tot 12 jaar)
Concreet-operationeel stadium van Piaget (7 – 11 jaar): de derde fase wordt gekenmerkt door het
actieve en juiste gebruik van logica. Kinderen kunnen logische operaties toepassen op concrete
problemen. In deze derde fase blijven kinderen vastzitten aan de concrete, fysieke realiteit.
Daarnaast zijn ze niet in staat om echt abstracte of hypothetische vragen te begrijpen.
o Decentreren: het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van de situatie.
o Reversibiliteit: het vermogen een uitgevoerde handeling (in gedachten) weer terug te draaien.
Kanttekeningen: Piaget heeft de capaciteiten van kinderen onderschat en lijkt verkeerd te hebben
ingeschat waarop de cognitieve vaardigheden van kinderen zichtbaar worden. Ook lijkt het schema
dat ontwikkeling vanzelf gaat. Tot slot is gebleken dat het cultuurgebonden is.
Informatieverwerking in de schooltijd:
Model van geheugen van Atkinson en Shiffrin:
- Sensorische geheugen (zintuigelijk): tijdelijke onbewuste opslagplaats voordat hersenen hebben
besloten welke informatie aandacht verdiend. Van de 12 sensaties maar 4 naar WKT.
- Werkgeheugen (kortetermijngeheugen): “tijdelijke opslagplaats” werkt als verwerker van
bewuste ervaringen. Het is de mentale werkplaats: spelen met ideeën en beelden die we uit het
langetermijngeheugen hebben opgehaald (denken). Ongeveer 15/25 sec bewaard. Dit verbetert!
- Langetermijngeheugen (LTG): het LTG ontvangt informatie van het werkgeheugen en is in staat
om deze informatie voor een langere tijd te bewaren en terug te halen. De informatie wordt
gecodeerd naar betekenis.
Herinnering: proces waarmee informatie wordt gecodeerd, opgeslagen en weer opgehaald worden.
Retrieval: materiaal in geheugenopslag gelokaliseerd, naar het bewustzijn gebracht en gebruikt.
Geheugen strategieën: doelbewuste tactieken ter verbetering van de cognitieve verwerking:
o Herhaling: informatie blijven herhalen.
o Organisatie: het in categorieën onderbrengen van informatie, zoals kustprovincies of voedsel.
o Cognitieve elaboratie: koppeling van mentale beelden aan de informatie die iemand wil
onthouden. Bv. Italie in Europa: grote laars op kaart.
o Mindmap: diagram waarin een centraal thema omgeven wordt door gerelateerde
(sub)onderwerpen.
Geheugen: een cognitief interpretatief systeem (geen letterlijke herinnering).
IQ: score die de verhouding uitdrukt tussen iemands mentale leeftijd en kalenderleeftijd.
Emotionele intelligentie: vaardigheden die ten grondslag liggen aan het op de juiste manier
inschatten, evalueren, uitdrukken en reguleren van emoties.
Meervoudige intelligentie (Gardner): linguïstisch (taal), logisch-mathematisch (wiskundig),
lichamelijk (motoriek), muzikaal, naturalistisch, interpersoonlijk (jezelf), interpersoonlijk (andere) en
ruimtelijk.
Triarchische theorie van intelligentie: opvatting dat intelligentie bestaat uit drie elementen:
analytisch (efficiënt informatie verwerken en analyseren), creatief (inzichtrijke component door info
makkelijk te vergelijken en te koppelen) en contextueel (praktische intelligentie).
Zone van naaste ontwikkeling (zone of proximal development): het niveau waarop een kind een
taak bijna, maar nog niet helemaal zelfstandig kan begrijpen of uitvoeren. Volgens Vygotsky zou
onderwijs zich met name moeten richten op activiteiten waarbij sprake is van interactie met
anderen.
o Samenwerkend leren: kinderen werken in groepen samen om gemeenschappelijk doel te
bereiken.
o Rolwisselend leren: techniek om kinderen tekstbegrip strategieën bij te brengen.
, Taalontwikkeling in de schooltijd:
In de schooljaren blijft de woordenschat groeien. Een 6-jarige kent 8000-14.000 woorden en tussen
het 9e en 11e jaar groeit dat met 5000 woorden. De grammatica verbetert: passieve vorm (de kat
werd uitgelaten door Jan), voorwaardelijke bijzinnen (als Sara tafeldekt, ruim ik af) en syntaxis (regels
voor combineren van woorden tot zinnen) verbetert. Ook ontwikkeling in zinnen met betekenis van
intonatie en pragmatiek (taalregels voor communicatie in sociale context) verbetert.
Meta linguïstisch bewustzijn: het besef van het eigen taalgebruik. Hierdoor beseffen zij dat
miscommunicatie gevolg kan zijn van factoren die niet alleen aan henzelf liggen maar ook aan de
ander. Hierdoor zullen ze eerder om opheldering vragen als iets niet duidelijk is. Door de groeiende
perfectionering van taalgebruik, kunnen ze ook hun gedrag beter beheersen (zelfbeheersing )
Tweetaligheid: het vermogen om twee talen te spreken.
o Voordelen: groter meta linguïstisch bewustzijn, waardoor ze regels van taal explicieter begrijpen
en groter cognitief inzicht tonen. Ook hebben ze sterkere controle over cognitief functioneren,
waardoor ze complexe taken effectiever kunnen oplossen. Daarnaast zijn ze beter in staat de toon
van de spreker te interpreteren en hebben ze een hoger niveau van zelfcontrole en
interpersoonlijke vaardigheden. Tot slot worden de hersenen efficiënter (creatieve oplossingen).
o Risico’s: goede begeleiding met duidelijke structuur is van belang. Ook achterstand van één taal.
Multicultureel onderwijs: vorm van onderwijs waarbij het doel is om leerlingen uit minderheids-
groepen te helpen om competenties te ontwikkelen in de cultuur van de meerderheids-groep.
Tegelijkertijd wordt ervoor gezorgd dat deze leerlingen een positieve groepsidentiteit behouden die
gebaseerd is op hun oorspronkelijke cultuur.
Assimilatiemodel (aanpassen): opvatting dat alle nieuwkomers in een land zich volledig moeten
aanpassen aan de cultuur van het gastland.
Pluralistisch model (behouden): opvatting dat de samenleving bestaat uit diverse gelijkwaardige
culturele groepen die hun individuele culturele kenmerken moeten behouden.
Biculturele identiteit (integreren): integratie in de dominante cultuur met behoud van de
oorspronkelijke culturele identiteit.
Inclusie: kinderen met een beperking hebben het recht om naar dezelfde school te gaan als kinderen
zonder beperking. Een school die openstaat voor iedereen, waardoor de school zich aanpast aan het
kind. Als het kind zich aanpast aan de school is het passend onderwijs.
Pygmalion-effect: verschijnsel waarbij de verwachtingen van ouders/leerkrachten ten aanzien van
een kind ertoe leiden dat het kind het verwachte gedrag daadwerkelijk gaat vertonen.
, Morele ontwikkeling in de schooltijd (6 tot 12 jaar)
Morele ontwikkeling: de rijping van iemands rechtvaardigheidsgevoel en zijn besef van goed en
kwaad. De rijping dat je bewust bent van dingen die jezelf goed of fout vindt als hetgeen wat de
maatschappij goed of fout vindt. Het onderscheid hiervan inzien is belangrijk.
Piaget Kohlberg (Heinz: medicijn/mannen) Gilligan (vrouwen)
- Moreel realisme (tot 7 jaar): - Pre-conventioneel moraal: - Nadruk op individuele
kinderen beschouwen regels als Individueel: onveranderlijke regels overleving: vrouwen
vast en onveranderlijk. Iets mag die gebaseerd zijn op beloningen concentreren zich op wat
wel of niet, er is geen ruimte voor en straffen. Je wilt straf praktisch is en wat het beste
gesprek of discussie hierover. voorkomen of een beloning is voor henzelf. “Spel spelen
verdienen. die zij zelf leuk vindt”
- Beginnende coöperatiestadium (7- - Conventioneel moraal: gevoel tot - Goedheid als opoffering:
10 jaar): kinderen beschouwen maatschappij is belangrijk. Mensen vrouwen gaan denken dat
regels nog steeds grotendeels als benaderen problemen o.b.v. eigen hun eigen wensen ongeschikt
onveranderlijk, maar er is meer positie als verantwoordelijke en zijn aan wat andere mensen
begrip voor de regels en het doel goede leden van de maatschappij. willen. Ze maken de overstap
daarvan: “ik snap het, maar het Mensen gedragen zich op van goedheid naar waarheid,
mag niet’. manieren die de goedkeuring van waarin ze rekening houden
anderen verdienen. met eigen behoeften en die
van anderen. “Spel samen
met ander spelen ook al vindt
ze het spel niet leuk”.
- Autonome coöperatie (> 10 jaar): - Post-conventioneel moraal: - Moraal van geweldloosheid:
kinderen worden er zich volledig morele principes in strijd met inzien dat het immoreel is om
van bewust dat regels gewijzigd eigen principes: aan de ene kant iemand te kwetsen, dus ook
kunnen worden. Daarnaast zijn ze voelen mensen zich gehouden aan henzelf. “Spel uitkiezen die ze
in staat om eigen regels op te wetten die de samenleving heeft allebei leuk vinden”.
stellen. aangenomen. Aan de andere kant
wordt er aan deze wetten niet
gehoorzaamd als ze in strijd zijn
met de individuele principes.
Abstract modeling: proces waarbij kinderen algemene regels en principes ontwikkelen die ten
grondslag liggen aan het gedrag dat ze observeren.
Empathie: emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van de andere persoon.
Agressie: met intentie schade toebrengen bij de ander.
o Instrumentele agressie: agressie die wordt gemotiveerd door de wens om een concreet doel te
bereiken (jongens doen dit door fysieke agressie).
o Relationele agressie: niet-fysieke agressie die bedoeld is om de ander psychisch te kwetsen.
(schelden, negeren of het zeggen van kwetsende dingen).
Verklaringen voor agressie:
Evolutie: een vechtinstinct dat voorkomt uit primitieve drang om het territorium te verdedigen.
Daarnaast leidt agressie tot succes en de kans vergroot dat iemands genen aan toekomstige
generaties worden doorgegeven. Tot slot is het bevorderlijk voor de overlevingskansen.
Sociaal: agressie gebaseerd op eerder leren: sociaal leertheorie. De sociale factoren en
omgevingsfactoren leren mensen agressief te zijn, door behavioristisch perspectief (straffen en
belonen). Agressie wordt aangeleerd door directe bekrachtiging (het behouden van een speeltje).
Cognitief: morele ontwikkeling van kinderen te verklaren door te kijken naar de manier waarop zij
het gedrag van anderen en de context waarin dat gedrag plaatsvindt, interpreteren = ontwikkeling.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nienkes97. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,84. Je zit daarna nergens aan vast.