Week 1- Intellectuele eigendom en ongeoorloofde mededinging
Soorten intellectuele eigendom
1. Auteursrecht en naburige rechten: Gericht op cultuur, belangrijk voor de cultuursector.
2. Industriële eigendom: Focus op economie, met octrooirecht (technische innovaties),
merkenrecht (handel) en modellenrecht (visuele ontwerpen).
Rationale voor bescherming:
1. Stimuleren van innovatie: IE-recht verlengt marktexclusiviteit, wat investeringen bevordert.
o Beschermingstermijnen: modellenrecht (max. 25 jaar), merkenrecht (onbeperkt
verlengbaar), auteursrecht (levensduur + 70 jaar).
2. Vergoeding voor creatie: Makers verdienen exclusieve exploitatiemogelijkheden.
Maatschappelijke kosten:
Monopolies door IE-rechten beperken concurrentie, maar na afloop is nabootsing toegestaan, tenzij
dit neerkomt op ongeoorloofde mededinging.
Merkenrecht en markttransparantie
Merken zijn essentiële onderscheidingstekens (bijv. Nike, Milka).
Bescherming van handelsnamen, geografische aanduidingen (bijv. champagne, parmaham) en
eerlijke concurrentie.
IE bevordert marktwerking, beschermt consumenten en ordent de markt (bijv. Coca-Cola als
statisch merk zonder innovatie).
Ratio’s en doelstellingen IE-recht
1. Marktordening: Voorkomen van verwarring tussen merken.
2. Imago en goodwill: Bescherming van reputatie en merkwaarde.
Cumulatie van IE-rechten
Voorbeeld Porsche: merkenrecht (logo), modellenrecht en auteursrecht (vormgeving), octrooirecht
(techniek). Dit kan leiden tot conflicten, zoals oneindige merkenbescherming vs. innovatie.
Ongeoorloofde mededinging & slaafse nabootsing
Geen specifiek IE-recht, maar vangnet gebaseerd op art. 6:162 BW (onrechtmatige daad).
o HR Lindenbaum/Cohen 1919: Grondslag voor dit leerstuk.
Takken van mededingingsrecht
1. Kartelrecht: Bestrijdt monopolies en prijsafspraken (verder niet behandeld).
2. Ongeoorloofde mededinging: Richt zich op oneerlijke praktijken, zoals slaafse nabootsing.
Vormen van ongeoorloofde mededinging
Slaafse nabootsing: Producten van concurrent exact nabootsen zonder noodzaak
HR Hyster Karry Krane:
Slaafse nabootsing is alleen onrechtmatig als er zonder de deugdelijkheid of bruikbaarheid
van het product aan te tasten, een alternatieve weg was om de kraan te construeren, en als er
door het nalaten daarvan verwarring bij het publiek ontstaat. Daarnaast moet reclame die
verwarring veroorzaakt achterwege blijven. Nabootsing is niet per definitie verboden, tenzij
er onnodige verwarring wordt gesticht.
Meeliften op reputatie: Bijvoorbeeld imitatie van bekende personen in reclame.
Uitgangspunten: vrije en eerlijke concurrentie
Vrije mededinging: concurrentie is toegestaan, ook als dit nadelig is voor anderen, maar
bijzondere omstandigheden zijn vereist om gedrag als onrechtmatig te bestempelen.
Verwarringsgevaar: nodeloos verwarren mag niet, maar verwarring tussen producten is niet
altijd doorslaggevend.
1
,Negatieve reflexwerking van IE-rechten
IE-wetten hebben specifieke regels die niet door algemene regels voor oneerlijke
mededinging mogen worden doorbroken, zoals:
o Geen bescherming zonder registratie: Uitvindingen en merken zonder registratie
zijn niet beschermd.
o Geen kunstmatige verlenging van IE-rechten: Octrooien en modellen hebben een
beperkte beschermingstermijn van bijvoorbeeld 20 jaar.
Positieve reflexwerking: eenlijnsprestaties
De Hoge Raad erkent dat onder bepaalde omstandigheden prestaties die vergelijkbaar zijn met die van
IE-rechten bescherming kunnen krijgen onder het mededingingsrecht.
HR Decca/Holland Nautic (1986): Profiteren van het Decca Navigator System was niet
onrechtmatig; dit zou anders leiden tot quasi-octrooirechten.
HR KNVB/NOS:
a. Het enkele feit dat de NOS profiteert van de door de KNVB georganiseerde
wedstrijden door deze uit te zenden, is op zichzelf niet onrechtmatig. Echter, wanneer
de NOS uitzendingen maakt zonder toestemming en zonder vergoeding, kan dit wel
onrechtmatig zijn, zeker wanneer de uitzendingen verder gaan dan alleen het
verstrekken van nieuws en het publiek zo zeer betrekken dat zij de wedstrijd kunnen
meebeleven. De KNVB heeft het recht om toegang tot stadions te beperken en
uitzendingen te verhinderen, tenzij een redelijke vergoeding wordt betaald.
b. Hier werd er dus geen positieve reflexwerking toegekend op grond van de
eenlijnsprestatie; het huisrecht van de KNVB is geen IE-recht, al gaf dat in casu wel
voldoende bescherming.
Slaafse nabootsing en IE-rechten
Nabootsing toegestaan tenzij verwarringsgevaar zonder functionele noodzaak (HR
Borsumij/Stenman).
Geen monopolie, slechts bescherming tegen verwarring.
Samenloop van bescherming
Het is mogelijk dat het modellenrecht en bescherming tegen slaafse nabootsing naast elkaar
bestaan (art. 3.16 lid 1 BVIE).
Jurisprudentie
HR Borsumij/Stenman: Nabootsing is in beginsel toegestaan, maar niet als dit leidt tot
verwarring. Bij slaafse nabootsing moet de concurrent alles doen om verwarring te
voorkomen.
Ratio van aanvullende bescherming: Gericht op waarborgen van markttransparantie en het
tegengaan van verwarringsgevaar zonder een monopoliepositie te creëren.
HR Mi Moneda
Om te kunnen spreken van slaafse nabootsing moet het nagebootste product een ‘eigen gezicht’
hebben op de markt. Het eigen gezicht van een product kan afnemen door de aanwezigheid van
soortgelijke producten op de markt, inclusief slaafse nabootsingen. Van de partij die het product op de
markt brengt, kan worden gevergd dat zij zich inspant om slaafse nabootsingen van de markt te weren
om het eigen gezicht van haar product te behouden. Bij de beoordeling van het verwarringsgevaar is
de totaalindruk van elk product bepalend, rekening houdend met de perceptie van een weinig
oplettend publiek.
Hoorcollege 2 – Modellenrecht
Tekeningen en modellen
Industriële vormgeving:
o Art. 3.1 lid 2 BVIE: Een tekening of model is het uiterlijk van een voortbrengsel of
een deel daarvan.
2
, o Art. 3.1 lid 3 BVIE: Uiterlijk wordt bepaald door kenmerken zoals lijnen, omtrek,
kleuren, vorm, textuur of materialen van het voortbrengsel.
o In de Benelux worden alleen siermodellen beschermd; gebruiksmodellen worden
hier niet beschermd.
o Tekening is tweedimensionaal, model is driedimensionaal.
Basiseisen: nieuwheid en eigen karakter (art. 3.1 lid 1 BVIE):
o Twee centrale eisen:
1. Nieuw: Er mag geen identiek model bestaan (objectieve toets).
2. Eigen karakter: Het model moet een eigen karakter hebben vergeleken met
bestaande modellen (subjectieve toets).
Nieuwheid (art. 3.3 BVIE)
Specificaties:
o Een model is nieuw als er geen identiek model vóór de datum van depot beschikbaar
is gemaakt. Modellen worden als identiek beschouwd als ze alleen in onbelangrijke
details verschillen.
o Beschikbaarstelling aan het publiek kan via publicatie, tentoonstelling of handel,
vaak via internet.
Uitzonderingen op nieuwheid (art. 3.3 lid 3 BVIE):
o Als de kennis van het model redelijkerwijs niet beschikbaar was voor ingewijden in
de sector vóór de datum van depot, is er geen openbaarmaking.
Voorbeelden:
o Autobeurs in de VS: Dit geldt als openbaarmaking voor de Europese markt.
o Dorpsmarkt in Cambodja: Dit is geen relevante openbaarmaking.
Wereldwijde en relatieve begrippen
Publicatie ergens ter wereld kan de nieuwheid beïnvloeden, maar beslissend is de potentiële
kennis van ingewijden in de EU.
Uitzonderingen voor beschikbaarstelling (art. 3.3 lid 4 BVIE):
1. Door de ontwerper binnen 12 maanden vóór depot.
2. Bij misbruik binnen 12 maanden vóór depot.
Unie-Verdrag van Parijs 1988
Recht van voorrang: binnen 6 maanden na een depot in een lidstaat van de Unie kan je in
andere landen de datum van het eerste depot behouden.
Impact van het voortbrengsel
HvJEU Easy Sanitary Solutions:
Ruime bescherming: het model geniet bescherming in alle sectoren, niet alleen waar het
oorspronkelijk werd geregistreerd.
Dit gaat tegen de oude kinderkappersstoelleer in, waar de modelbescherming was
gekoppeld aan specifieke voortbrengselen.
Eigen karakter (art. 3.3 lid 2 BVIE)
Een model heeft een eigen karakter als het een andere algemene indruk wekt bij de
geïnformeerde gebruiker dan oudere modellen.
Globale vergelijking: De mate van vrijheid van de ontwerper speelt een rol. Voor sommige
producten (bijv. tablets) is de vrijheid beperkt, voor andere juist groot.
Algemene indruk
Parameters: geïnformeerde gebruiker, mate van vrijheid van de ontwerper,
overeenstemming/verschillen met bestaande modellen, technische/functionele eisen.
HvJEU 2011 – PepsiCo/Mon Graphic: De geïnformeerde gebruiker:
3
, o Geen ontwerper of technisch deskundige, maar iemand die kennis heeft van de
bestaande modellen in de sector en aandachtig is bij gebruik ervan.
o Ligt tussen de gemiddelde consument (merkenrecht) en vakman (octrooirecht) in.
HvJEU 2012 – Neuman/Baena Grupo: de beoordeling of een model een eigen karakter
heeft, wordt gebeerd op de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker
wekt, in vergelijking met bestaande modellen. Verschil in gelaatsuitdrukking tussen de twee
modellen was in dit geval significant en voldoende om bij de geïnformeerde gebruiker een
andere algemene indruk achter te laten, ondanks de overeenkomsten op andere vlakken.
Jurisprudentie
EU Gerecht 2010 – Shenzhen Taiden/BHIM (Bosch): De geïnformeerde gebruiker kent de
verschillende modellen en toont interesse in de voortbrengselen.
HvJEU 2014 – Karen Millen:
o Er mag geen combinatie van kenmerken van oudere modellen worden gebruikt om
het nieuwe model te beoordelen. Vergelijking moet plaatsvinden met één of meerdere
oudere modellen, niet met een optelsom van verschillende kenmerken.
Samengestelde voortbrengselen
Art. 3.4 lid 1 BVIE: Een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel is beschermd als het
zichtbaar blijft bij normaal gebruik en voldoet aan nieuwheid en eigen karakter.
Concurrentievrijheid
HvJ EU – Acacia-Audi/Porsche: reparatieclausule bevordert concurrentie in de markt voor
vervangingsonderdelen, maar er moet duidelijk worden gemaakt dat het onderdeel niet
origineel is (loyaliteitsbeginsel)
Uitgesloten voortbrengselen: technisch bepaalde uiterlijke kenmerken en must-fit elementen
1. Technisch bepaalde uiterlijke kenmerken (ar t. 3.2 lid 1 sub a B VIE) : Modellenrecht
biedt geen bescherming voor kenmerken die uitsluitend door een technische functie worden
bepaald. Dit principe is vastgesteld om de afbakening met octrooirecht duidelijk te maken.
Voorbeelden zijn producten zoals een hometrainer, waarbij de vorm grotendeels door
technische eisen wordt bepaald. Het arrest HvJEU 2018 – Doceram/CeramTec verduidelijkt
dat een product geen bescherming krijgt onder het modellenrecht wanneer technische
overwegingen het visuele aspect domineren. De rechtspraak stelt dat technische elementen
geen modellenrechtelijke bescherming krijgen, waardoor de resultaatgerichte leer is komen te
vervallen en de apparaatgerichte leer geldt. De nationale rechter toetst of de vormgeving
technisch bepaald is aan de hand van objectieve omstandigheden, zoals het model zelf,
alternatieve ontwerpen en bewijsmateriaal.
2. Must-fit elementen: Daarnaast is er geen bescherming voor must-fit elementen op basis van
artikel 3.2 lid 1 sub b BVIE. Dit betreft onderdelen die noodzakelijk zijn voor de verbinding
tussen verschillende componenten, zoals een stofzuigerslang of een velg. Het doel hiervan is
standaardisatie te bevorderen, wat economisch voordelig is omdat het de markt voor
vervangingsonderdelen opent, zonder dat men gebonden is aan één merk. Het BVIE bepaalt
dat kenmerken die nodig zijn om mechanisch te kunnen verbinden met andere producten
uitgesloten zijn van bescherming.
Modulaire systemen: lego-exceptie: Een uitzondering hierop is het modulaire systeem, waarbij
sommige elementen wel bescherming kunnen genieten, zoals bepaald in artikel 3.2 lid 2 BVIE. Dit
wordt ook wel de Lego-exceptie genoemd en betreft producten waarbij de vormgeving bijdraagt aan
een specifiek functioneel voordeel, zoals stapelbare of klikbare producten. Een voorbeeld hiervan zijn
stoelen die op elkaar kunnen worden gestapeld of Lego-blokjes.
Depotvereiste en inschrijvingsstrategie: Een model kan alleen bescherming genieten na depot,
waarvoor verschillende inschrijvingsstrategieën bestaan, zoals via het WIPO-systeem van 's-
4
,Gravenhage, de BBIE in Den Haag (voor de Benelux), of het Gemeenschapsmodel via de EUIPO (dat
bescherming biedt in de gehele EU). Er wordt echter bij inschrijving geen onderzoek gedaan naar de
vraag of het model al bestaat, wat kan leiden tot geschillen achteraf. Bescherming kan maximaal 25
jaar duren (5 jaar met vier mogelijke verlengingen).
Beschermingsomvang: artikel 3.16 lid 1 BVIE biedt een uitsluitend recht tegen producten die qua
uiterlijk hetzelfde zijn als het gedeponeerde model of die bij de geïnformeerde gebruiker geen andere
algemene indruk wekken. Daarbij houdt men rekening met de mate van vrijheid van de ontwerper.
Beperkingen op dit recht zijn vastgelegd in artikel 3.19 BVIE, zoals privégebruik, experimentele
doeleinden, onderwijs, tijdelijke invoer van vervoermiddelen, reparatie van samengestelde
voortbrengselen, en uitputting.
Niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel: modellen die voldoen aan de voorwaarden van nieuwheid
en eigen karakter genieten ook bescherming als niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel (artikel 11
lid 1 GemeenschapsmodellenVo) voor een periode van drie jaar. Dit biedt met name bescherming
tegen bewuste namaak. Dit regime is vooral handig in snel veranderende markten zoals de mode-
industrie, waar het niet haalbaar is om alle modellen te registreren.
Slaafse nabootsing: Naast het modellenrecht kan ook sprake zijn van aansprakelijkheid uit
onrechtmatige daad bij slaafse nabootsing, zoals bepaald in HR – Hyster/Karry Krane. Hierbij is
nabootsing onrechtmatig wanneer verwarring ontstaat en de nabootser had kunnen afwijken zonder de
deugdelijkheid van het product aan te tasten. Samenloop met het modellenrecht is mogelijk (artikel
3.16 lid 1 BVIE).
HR – Mi Moneda: De Hoge Raad voegt een extra vereiste toe: het product moet een eigen gezicht op
de markt hebben om verwarringsgevaar te kunnen aannemen. Verwarringsgevaar wordt beoordeeld
vanuit het perspectief van het weinig oplettende publiek, dat de producten meestal niet naast elkaar
ziet.
Auteursrechtelijke bescherming: In modelrechtelijke conflicten wordt vaak ook een beroep gedaan
op auteursrecht, vooral in Nederland en de Benelux.
HvJ EU – Ferrari/Mansory: Ferrari beschuldigde Mansory Design van inbreuk op haar niet-
ingeschreven Gemeenschapsmodellen. Het Hof oordeelde dat afzonderlijke onderdelen van een
product, mits zichtbaar en duidelijk afgebakend, ook onder de bescherming van niet-ingeschreven
Gemeenschapsmodellen kunnen vallen. Het eigen karakter wordt beoordeeld op de algemene indruk
die het onderdeel wekt bij de geïnformeerde gebruiker.
Hoorcollege 3: Auteursrechtelijke bescherming van design
Doelstellingen van het auteursrecht
1. Incentive (doelmatigheid)
o Auteursrecht biedt een stimulans voor investeringen in creatieve werken, in het
algemeen belang. Dit wordt bereikt door een langere beschermingsperiode dan de
natuurlijke levensduur van de auteur: leven van de auteur + 70 jaar (art. 37 lid 1
Auteurswet (Aw)).
2. Reward (beloning voor de maker)
o Auteursrecht belooft een vergoeding voor creatief werk. Het idee is dat creatief werk
bescherming verdient, omdat het de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en de
maker tijd en moeite in het werk heeft gestoken.
3. Inspiratiesysteem
o Auteursrecht bevordert inspiratie: bestaande werken stimuleren nieuwe creaties.
Makers kunnen bestaande materialen gebruiken, maar kopiëren is niet toegestaan.
Auteursrecht vs. vrije informatiestroom
5
, Auteursrecht verleent exclusieve rechten aan de maker, wat de informatievrijheid kan
beïnvloeden door:
o Alleen uitdrukkingen te beschermen, niet ideeën.
o Beperkingen te stellen (citaatrecht, persexceptie).
Auteursrecht vs. vrije mededinging
Bij industriële vormgeving, zoals de Fatboy-zitzak, heeft de maker exclusieve rechten op de
vormgeving, maar kan het fenomeen zelf niet worden geclaimd. Dit betekent dat anderen
geen soortgelijke ontwerpen mogen maken.
Object van bescherming: werkbegrip
Auteursrecht ontstaat automatisch bij een scheppingsdaad zonder inschrijving, voor een
periode van 70 jaar na de dood van de maker (art. 37 Aw).
Uitdrukkingsvorm vs. ideeën
Auteursrecht beschermt alleen concrete uitdrukkingen, niet ideeën of stijlen. Voorbeeld: de
specifieke uitdrukking in Harry Potter is beschermd, niet het concept van een toverschool
(art. 9 lid 2 TRIPS, art. 2 WCT).
HR – Broeren/Duijsens
Stijluitsluiting bevestigd: Het Hof oordeelde dat schilderijen in vergelijkbare stijlen geen
inbreuk op auteursrecht vormen, omdat de concrete expressie niet is overgenomen. Het gaat
om de stijl, wat vrij is.
Auteurswet en stijlen: De wet biedt geen exclusief recht op een stijl, om culturele
ontwikkelingen niet te belemmeren.
Negatieve reflexwerking: Onder bijzondere omstandigheden kan slaafse nabootsing van stijl
onrechtmatig zijn, maar niet enkel vanwege verwarring bij het publiek.
HR – Zonen Endstra/Nieuw Amsterdam
Publicatie van 'Endstra-tapes': De zonen van Endstra claimen auteursrecht op gesprekken.
Auteursrecht op normale gesprekken vereist dat deze origineel en creatief zijn.
Werktoets: De vorm moet origineel zijn en het persoonlijk stempel van de maker dragen.
Alledaagse gesprekken zijn vaak niet creatief genoeg voor bescherming.
HvJEU – Infopaq/DDF
Eigen intellectuele schepping (EIS): Een vergelijkbaar criterium op Europees niveau.
Creatieve keuzes in teksten zijn vereist voor auteursrechtelijke bescherming. Dit sluit aan bij
de eisen van EOK (eigen, oorspronkelijk karakter) en PS (persoonlijk stempel).
HvJEU – Painer
Auteursrecht op schoolfoto: De creativiteit van de fotograaf bij de opname bepaalt de
auteursrechtelijke bescherming. Er moeten vrije keuzes zijn gemaakt.
Techniekuitsluitingsgrond: HR – Stokke/Fikszo
Definitie: Auteursrecht kan niet rusten op iets dat uitsluitend door techniek is bepaald.
Creatieve keuzes zijn noodzakelijk, ook bij technisch ontworpen producten.
Art. 3.2 lid 1 sub a BVIE: Uitsluiting van auteursrecht op technische elementen in
modellenrecht.
Art. 2.2bis lid 1 sub e ii BVIE: Uitsluiting van auteursrecht op technische kenmerken in
merkenrecht.
Conclusie
Auteursrechtelijke bescherming betreft:
Een concrete uitdrukkingsvorm (dus niet: een idee/concept/stijl);
Die niet is ontleend aan dat van een ander werk (EOK);
6
, Die het gevolg is van het maken van vrije, creatieve keuzes (PS);
Die dus niet te triviaal of banaal mag zijn (te eenvoudig/algemeen);
En die niet uitsluitend technisch is bepaald.
Makerschap
Art. 1 Aw: Auteursrecht ontstaat bij de maker als gevolg van de scheppingsdaad.
HR – Lamoth/Kluwer
Feiten: Lamoth fotografeert, Kluwer selecteert. Het Hof oordeelt dat Kluwer als maker wordt
beschouwd vanwege creatieve keuzes.
Meerdere makers
1. Gemeenschappelijke werken: Gezamenlijk auteursrecht voor meerdere makers met
creatieve bijdragen.
2. Combinaties van werken: Elke maker heeft auteursrecht op hun eigen bijdrage.
Gemeenschappelijke werken
Art. 3:166 BW: Definitie van gemeenschap van goederen, relevant voor co-auteurschap.
Art. 3:170 lid 2 BW: Co-auteurs beslissen gezamenlijk over exploitatie.
Art. 3:170 lid 3 BW: Co-auteurs moeten gezamenlijk beslissen over overdracht.
Art. 3:175 BW: Overdracht van aandeel in gemeenschappelijk auteursrecht.
Art. 3:171 BW: Individuele handhaving van auteursrecht, bevestigd in art. 26 Aw.
Combinaties van werken
Art. 5 jo. 10 lid 2 Aw: Bescherming van verzamelwerken, waar auteursrecht op de selectie
geldt.
Fictief makerschap: 3 soorten
1. Werken, in dienst van een ander gemaakt
o Art. 7 Aw (Werkgeversauteursrecht):
“Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken
van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tussen partijen anders is overeengekomen, als
de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.”
o Vereisten:
Arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW) of publiekrechtelijk dienstverband.
Drie elementen:
1. Arbeid.
2. Loon.
3. Gezag.
o Een overeenkomst tot opdracht is onvoldoende (dus geen freelancers).
o Arbeid moet bestaan in het maken van bepaalde werken: enkel werken binnen de
taakomschrijving.
o Moeilijkheden:
Incidentele opdrachten buiten de eigenlijke functie.
Werken van rechters, onderzoekers, geestelijken, etc., vallen vaak buiten
werkgeversauteursrecht: vrije werken.
2. Werken, openbaar gemaakt door rechtspersonen en vennootschappen
o Art. 8 Aw:
“Indien een openbare instelling, een vereniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar
afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij enig natuurlijk persoon als maker ervan te vermelden,
wordt zij, tenzij bewezen wordt dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden
onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.”
o Kenmerken:
Naamsvermelding is beslissend.
7
, Een overeenkomst van opdracht is voldoende (omvat ook freelancers).
3. Opdrachtgeversauteursrecht
o Art. 3.8 lid 2 jo. 3.29 BVIE (voor industriële vormgeving):
“Indien een tekening of model op bestelling is ontworpen, wordt, behoudens andersluidend beding,
degene die de bestelling heeft gedaan als ontwerper beschouwd, mits de bestelling is gedaan met het
oog op een gebruik in handel of nijverheid van het voortbrengsel waarin de tekening of het model is
belichaamd.”
o Overlappend auteursrecht:
Een tekening of model kan ook auteursrechtelijk beschermd zijn.
Zowel de opdrachtgever als de ontwerper kunnen rechten hebben.
o Art. 3.29 BVIE:
“Wanneer een tekening of model onder de omstandigheden als bedoeld in artikel 3.8 werd ontworpen,
komt het auteursrecht inzake bedoelde tekening of model toe aan degene die overeenkomstig het in
dat artikel bepaalde als de ontwerper wordt beschouwd.”
Implicaties van model- en auteursrecht
De bescherming is niet afhankelijk van het modelrecht; auteursrecht kan ook gelden als er
geen modelrecht is.
HR – S&S/Esschert (Vuurkorf):
o Esschert brengt een vuurkorf uit ontworpen door een derde. S&S brengt een
soortgelijke vuurkorf op de markt.
o Het Hof oordeelt dat de opdrachtgeversauteursrecht niet afhankelijk is van
modelrechtelijke bescherming:
‘Voor toepassing van art. 3.29 in verbinding met art. 3.8 BVIE is evenwel niet vereist dat sprake is
van een voor bescherming in aanmerking komend model als bedoeld in art. 3.1 lid 1 BVIE, maar is
voldoende dat het voortbrengsel een (tekening of) model is in de zin van art. 3.1 lid 2 BVIE, dus ‘het
uiterlijk van een voortbrengsel of een deel ervan’ vormt.’ (r.o. 4.2.2)
Exclusieve rechten van de maker
De maker krijgt exclusieve rechten om te verveelvoudigen en openbaar te maken en ontvangt
persoonlijkheidsrechten.
Twee centrale exploitatierechten
1. Verveelvoudigen
o Art. 13 Aw:
“Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan
de vertaling, de muziekschikking, de verfilming of toneelbewerking en in het algemeen iedere gehele
of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk
werk moet worden aangemerkt.”
2. Openbaarmaken
o Art. 12 Aw:
“Aan publiek mededelen, ter beschikking stellen.”
Persoonlijkheidsrechten
Art. 25 Aw:
“De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende
rechten: a. het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn
naam; b. het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van het werk onder een andere naam; c.
het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk; d. het recht zich te verzetten tegen
elke misvorming, verminking of andere aantasting.”
Verveelvoudiging of nieuw, oorspronkelijk werk?
8
, Wel verveelvoudiging (toestemming vereist):
o Als auteursrechtelijk relevante trekken van eerder werk herkenbaar zijn
overgenomen.
o HR – Heertje/Hollebrand.
Geen verveelvoudiging:
o Als werk ten opzichte van eerder werk als nieuw en oorspronkelijk is te beschouwen,
bijvoorbeeld: werk ‘naar’ of ‘geïnspireerd op’ het gegeven of thema van bestaand
werk (bijv. roman geïnspireerd ballet).
Auteursrechtelijk beschermde trekken
Subjectieve elementen:
o Beschermd; tellen mee! Elementen waar een auteur zijn creatieve keuzes heeft
gemaakt; kijk naar EOK + PS.
Objectieve elementen:
o Onbeschermd; tellen niet mee! Vrije elementen: stijlkenmerken, feiten, gegevens,
gangbare vormen, technische elementen.
Wisselwerking met de werktoets
Vuistregel: Hoe meer objectieve elementen in het werk zijn verdisconteerd, hoe groter de
overeenstemming tussen de wederzijdse objecten aanwezig zal moeten zijn om tot
auteursrechtinbreuk te besluiten.
Hoe meer subjectieve trekken in een werk, hoe eerder sprake zal zijn van auteursrechtinbreuk.
Auteursrechtinbreuk bij overname van delen
Auteursrechtinbreuk bij overname van delen is alleen aan de orde als auteursrechtelijk
relevante trekken worden overgenomen.
HvJEU – Infopaq/DDF:
“Zodra zij als dusdanig de oorspronkelijkheid van het volledige werk in zich dragen”; focus op
auteursrechtelijk beschermde trekken.
Beoordeling industriële vormgeving
HR – Stokke/Fikszo:
“Auteursrechtelijk beschermde trekken zijn overgenomen in een zodanige mate dat de
totaalindrukken van het beweerdelijk inbreukmakende werk en het beweerdelijk bewerkte of
nagebootste werk overeenstemmen.”
Tripp Trapp vs. Hauck Stoel:
o Objectief: zitvlak, poten, rugleuning.
o Subjectief: vormgeving van de poot: L-vorm, parallelle zitvlakken: creatieve keuzes.
HvJ EU – Hauck/Stokke:
o Een inschrijvingsverzoek kan worden geweigerd als het teken uitsluitend bestaat uit
een vorm die wordt bepaald door de aard of functie van het product, waarbij
consumenten mogelijk op zoek zijn naar die kenmerken bij concurrerende producten.
Ook kan een inschrijving worden geweigerd als het teken uitsluitend uit een vorm
bestaat die een wezenlijke waarde aan het product geeft. Bij deze beoordeling is de
perceptie van de consument slechts één van de factoren.
HvJ EU – Brompton/Bicycle:
o Rechtsfeiten: Brompton produceert en verkoopt een vouwfiets. Get2Get brengt een
soortgelijke vouwfiets op de markt.
o Rechtsregel:
9
, Auteursrecht beschermt producten waarvan de verschijningsvorm deels
noodzakelijk is voor een technisch resultaat, mits het een oorspronkelijk werk
is dat de creativiteit van de auteur weerspiegelt.
HR – Philips/Lidl:
o Rechtsfeiten: Philips stelt dat Lidl inbreuk maakt op auteursrecht door een
scheerapparaat te verkopen dat lijkt op het hunne.
o Rechtsregel:
Een gewijzigde verveelvoudiging van een auteursrechtelijk beschermd werk
is alleen een zelfstandig werk als het origineel en persoonlijk is.
Week 4 – Merkenrecht: materiële vereisten, ratio en vormen
Wat is (g)een merk? Soorten en vormen, eisen voor rechtsverkrijging
1. Wat is een merk? Art. 2.1 BVIE: een merk is een teken dat wordt gebruikt om goederen of
diensten van een onderneming te onderscheiden van die van andere ondernemingen. Merken kunnen
bestaan uit woorden, namen, letters, getallen, afbeeldingen en zelfs geluiden.
2. Soorten en vormen van merken
Woorden, namen, letters en getallen:
o Voorbeelden: Facebook, De Bijenkorf, Visa, Apple, Ajax, Makro, WE, Diesel,
Sensation, Puma, Albert Heijn, Heineken, Mars, Adidas, McDonald’s, Philips,
Abercrombie & Fitch, Armin van Buuren, Kit Kat, Kodak, Skype, eBay, Huawei,
Netflix, KLM, BMW, HTC, KPN, DKNY, ABN-AMRO, No. 5, 7 ELEVEN.
o Bestaande woorden kunnen vaak niet als merk worden gebruikt voor dezelfde
categorie; bijvoorbeeld, 'diesel' kan niet voor brandstof, maar wel voor
spijkerbroeken.
Fantasievolle samentrekkingen:
o Voorbeelden: Homo Beerectus (bier), Snotyoung (kinderkleding), Fairzekering
(verzekeringen), Snoodkapje (kleding), Niëten (dieetadvies), Lee Towels
(handdoeken).
Driedimensionale vormen:
o Voorbeelden: Coca-Cola flesje, Toblerone, Chanel no. 5 parfumflesje, Lindt
Goudhaasje.
o De vereisten voor registratie zijn hoog, en vaak is een inburgeringsbewijs nodig.
Geluiden, inrichting?:
o Geluiden kunnen merkfuncties vervullen, maar registratie van geluiden is vaak
problematisch. In de zaak HvJEU 2014 – Apple Store werd de inrichting van de
Apple Store als merk geregistreerd voor de verkoop van computers.
Uitgesloten tekens (art. 2.2bis BVIE)
HvJEU 2007 – Dyson/Registrar of Trade Marks: Merken die uit een transparante bak van
een stofzuiger bestaan, werden afgewezen omdat dit een ongerechtvaardigd
mededingingsvoordeel zou geven.
Art. 2.2bis lid 1 sub e, i, ii, en iii BVIE: Deze artikelen sluiten merken uit die:
1. uitsluitend bestaan uit de vorm die door de aard van de waren wordt bepaald
(bijvoorbeeld eierdozen),
a. HvJ EU – Louboutin: “een teken bestaande uit een op de zool van een
hooggehakte schoen aangebrachte kleur, zoals in het hoofdgeding aan de
orde, niet uitsluitend bestaat uit de „vorm” in de zin van deze bepaling”.
b. De rode zool bestaat niet alleen uit de vorm, dus merk hier “gered”. Daarna is
art. 2.2bis BVIE gewijzigd: niet alleen vorm, maar ook ‘kenmerk’ dat
wezenlijke waarde aan de waar geeft, kan hieronder vallen. Wordt nog
vervolgd.
10