Etiologie & Assessment 3
Zelfdestructief gedrag, LVB, ADHD en forensische neuropsychologie
Zelfdestructief gedrag
• Zelfbeschadiging: bv. Niet eten, middelenmisbruik, diabeticus die zijn dieet niet volgt,
bewust met te kleine schoenen hardlopen (jezelf kwellen)
• Zelfverwonding: een vorm van zelfbeschadiging; NSSI; sluit indirecte vormen van
zelfverwonding uit.
→ Uitwendig: snijden
→ Inwendig: naald inslikken
• Zelfverminking automutilatie: mutileren is permanente schade achterlaten, zeldzame
vormen; alles wat permanent verwijderd wordt van je lichaam
→ Vaak mensen die in ernstige vormen van dissociatie/psychose die een been
amputeren bijvoorbeeld
→ Als iemand het heeft over automutilatie bedoelt diegene waarschijnlijk
zelfverwonding
Zelfverwonding/ non-suicidal self-injury (NSSI) = sociaal niet aanvaardbaar gedrag waarbij en
persoon opzettelijk schade toebrengt aan het eigen lichaam zonder de intentie zichzelf van het
leven te benemen
• Sociaal niet aanvaardbaar: in bepaalde culturele contexten wordt specifiek gedrag niet
als zelfverwonding gezien. Net als piercings of tattoos, die eigenlijk ook schade
toebrengen aan het lichaam
• Gedragingen zoals zichzelf snijden, slaan als een vorm van agressie gericht op zichzelf
o Trichotillomanie: heeft al een eigen categorie dus wordt hier niet meegerekend
• Head banging: komt vaker voor in forensische settings dan in andere settings
o Niet veel andere mogelijkheden; geen objecten
o Vorm wordt vaker gezien bij mannen; over-representatie van mannen in
forensische setting
• Agressief gedrag zonder suïcidaal-doeleind
, • Leiden tot vermindering van stress (gedachten, gevoelens)
• Zelfverwonding is de 2e belangrijkste risicofactor voor suïcidepogingen
o NSSI is een voorspeller van suïcidaal gedrag → Personen die aan NSSI doen
hebben een 3-5 keer grotere kans om ook suïcidaal gedrag te laten zien.
• Sterke heterogeniteit: veel mensen die ook geen suïcidaal karakter toeschrijven aan hun
zelfverwonding (30%, te zien hieronder)
→ Vaker tijdens periode zonder NSSI
Coping = emotieregulatie → belangrijkste functie van NSSI
Epidemiologie:
• Onset: 12 tot 15 jaar
• Komt vaak voor in de algemene
populatie;
o 6-38% adolescenten (21%)
o 13% jongvolwassenen
o 5% volwassenen
• Klinische populatie;
o 26% mannen
o 33% vrouwen
• Hoge co-morbiditeit met borderline persoonlijkheidsstoornis, stemmingsstoornis,
eetstoornissen
Voor volwassenen veel lagere prevalentie omdat: verschil in stabiliteit, betere emotieregulatie,
ontwikkelde PFC, andere vormen van emotieregulatie (drugs- en drankgebruik neemt toe,
zelfverwonding neemt af)
Jongeren hebben een turbulentere periode, meer stressoren, sterkere amygdala respons
Klinische populatie volwassenen; met name door BPS
Jongeren die op een bepaald moment in een instelling verbleven, als die ooit zelf verwondend
gedrag hebben getoond dan is dat 75% van de tijd in die instelling gebeurt. Suggesties:
• Vorm van besmetting
• Meer negatieve emoties, meer stress
• Het ontbreekt aan controle → zelfverwonding zorgt dan voor controle
,De enige plaats van NSSI in de DSM-5 was altijd onder borderline. Sectie III DSM: alle mogelijke
diagnoses die in de maak zijn. En hieronder valt ook NSSI-D = non-suicidal self-injury disorder
Helpt onderscheid te maken tussen subklinische zelfverwonding en een zelfverwondings-
syndroom.
Er is een groep in de ‘geen ZVG’ die naar het
subklinisch ZVG en naar het ZVG syndroom gaan.
Subklinisch → geen zelfverwonding: de helft van de
populatie gaat naar geen ZVG. Dat doen ze
zelfstandig, een andere manier vinden en met
behulp van ouders etc.
ZVG syndroom: de mensen die zich chronisch zelf
verwonden zijn de helft van de mensen
Impact van NSSI
Het is dus gelinkt aan BPS, eetstoornissen en depressie en daarnaast gaat het gepaard met
gevoelens van stigma, schaamte en schuld. Grotere gevolgen van NSSI zijn afwijzing voor
leeftijdsgenoten, verminderd academisch functioneren en geen hulp zoeken.
De impact verschilt op de korte en lange termijn:
Termijn Impact van NSSI
Korte termijn Met name boosheid gaat vooraf aan NSSI; 39.9% op zichzelf en 22.4%
naar anderen
NSSI verstoort emotie-cognitie stromingen/cascades:
Een cascade komt op gang als cognitieve processen emotionele stress
aanwakkeren en wanneer andersom die emotionele stress zorgt voor
‘ruminative thoughts’/overdenken. → Dit leidt tot een zelfversterkende
cyclus of ook wel cascade.
NSSI vermindert negatieve cognitie en emoties en vervangt de stress
met gevoelens van opluchting, controle en soms euforie. Dit
onderbreekt dus de cyclus.
Mid-term Binnen enkele uren worden gevoelens van opluchting, controle en
euforie vervangen door schuld, zelfverwijt, zelfhaat, zorgen en schaamte
over de beschadiging/wonden en het gedrag.
→ Dit leidt tot een sterkere emotie-cognitie cascade
Lange termijn Tweerichtingsmodel: NSSI vergroot het risico op emotionele/cognitieve
stress EN deze stress vergroot het risico op NSSI
, Functies van NSSI
De functies van NSSI worden duidelijk in het four-factor model (FFM) van Nock & Prinstein.
Hierin heeft NSSI 2 soorten doelen, waar vier functies uit komen: 1) negatieve vs positieve
bekrachtiging, 2) automatische vs sociale bekrachtiging
Four-Factor Model (FFM) Automatisch Sociaal (komen zelden voor)
Negatieve bekrachtiging Verminderen van emotionele Bijvoorbeeld om sociale
of cognitieve stress: verantwoordelijkheden te
onderbreken van de cascade vermijden
Stress kan voorkomen als
boosheid, kritiek op zichzelf,
verdriet, angst en afwijzing
Positieve bekrachtiging NSSI voor sensatie zoeken of Bijvoorbeeld om aandacht te
om ‘iets te voelen’, zoals krijgen van anderen
euforie
Overgedetermineerd = veel verschillende
functies dienen en meerdere betekenissen
hebben – tegelijk en/of in dynamisch verband
met elkaar
Individuele functies: functie gaat over de
patiënt als individu, houden het verborgen
Te veel voelen
Psychische equivalentie: wat ik voel is echt;
heel groot, heel aanwezig, er zijn geen
verschillende mogelijkheden van waar het
gevoel vandaan komt
• Affectregulatie; allemaal kenmerken van verslavende cyclus zitten hier ook i
o Gewenning: het moet steeds meer, heftiger
o Preoccupatie: op die mate mee bezig zijn dat het allemaal andere domeinen in
het dagelijks leven beïnvloedt
• (Anti)dissociatie:
o Patiënten die je vertellen dat ze schrokken van het bloed bijvoorbeeld
o Gevaar voor ernstige verwonding
Te weinig voelen
Sociale functies
• Sociale verantwoordelijkheden vermijden
• Aandacht vragen
• Toegang krijgen tot materiaal
• Invloed van/op vrienden
• In forensische setting: iets krijgen of niet deel moeten nemen aan groepstherapie