Ontwikkelingspsychologie Samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 17
Liesbeth van Beemen & Marieke Beckerman-Wagner
Samenvatting geschreven door Nikki vdS
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ............................................................................................................................. 1
Deel 1, Kennismaking met ontwikkelingspsychologies ................................................................... 2
Hoofdstuk 1, Het terrein van de ontwikkelingspsychologie .............................................................. 2
Hoofdstuk 2, ontwikkelingspsychologische theorieën ..................................................................... 4
Deel 2, biologische aspecten van ontwikkeling .............................................................................. 8
Hoofdstuk 3, Erfelijkheid en prenatale ontwikkeling ........................................................................ 8
Hoofdstuk 4, Fysieke ontwikkeling ...............................................................................................11
Deel 3, Cognitieve ontwikkeling ....................................................................................................13
Hoofdstuk 5, De taal ..................................................................................................................13
Hoofdstuk 6, Het denken............................................................................................................17
Deel 4, Bouwstenen van de persoonlijkheid ..................................................................................23
Hoofdstuk 7, Temperament ........................................................................................................23
Hoofdstuk 8, Gehechtheid .........................................................................................................25
Deel 5, Sociale ontwikkeling ........................................................................................................31
Hoofdstuk 9, Zelfconcept en identiteit .........................................................................................31
Hoofdstuk 10, Moraliteit .............................................................................................................35
Deel 6, Sociale ontwikkeling (2) ....................................................................................................38
Hoofdstuk 11, Sociale cognitie en sociaal gedrag ..........................................................................38
Hoofdstuk 12, Sekserollen .........................................................................................................40
Hoofdstuk 13, Seksuele ontwikkeling...........................................................................................42
Deel 7, Kind en omgeving .............................................................................................................47
Hoofdstuk 14, Kind en gezin........................................................................................................47
Hoofdstuk 15, School en peergroep.............................................................................................52
Hoofdstuk 16, Het virtuele milieu ................................................................................................55
Hoofdstuk 17, Mijlpalen .............................................................................................................59
,Deel 1, Kennismaking met ontwikkelingspsychologies
Hoofdstuk 1, Het terrein van de ontwikkelingspsychologie
1.1
Ontwikkeling wordt opgevat als een reeks progressieve veranderingen die tot hogere
niveaus van differentiatie en functioneren leiden. We associëren ontwikkeling met
‘verandering’, ‘vooruitgang’, ‘rijping’, ‘groei’, differentiatie’ en ‘leren’.
Verandering en vooruitgang zijn 2 essentiële kenmerken van ontwikkeling.
De menselijke ontwikkeling wordt voor een belangrijk deel bepaald door
rijpingsprocessen. Rijping impliceert verandering en vooruitgang op twee niveaus: van
klein naar groot (groei) en van eenvoudig naar complex (differentiatie).
Leren verwijst naar het verwerven van kennis en vaardigheden op basis van ervaring.
1.2
Tijd is een belangrijk element binnen de ontwikkelingspsychologie.
5 belangrijke ontwikkelingsperioden:
1) Babyperiode (0-12 maanden)
2) Peuterperiode (1-4 jaar)
3) Kleuterperiode (4-6 jaar)
4) Schoolperiode (6-12 jaar)
5) Adolescentie (12-18 jaar)
Periode 1
Baby/zuigeling = zolang het kind nog niet loopt.
Groei- en ontwikkelingstempo is hoog in deze periode (vooral motorisch).
Een van de belangrijkste mijlpalen in deze periode is de eerste gehechtheidsrelatie.
Periode 2
Peuter is ondernemend en zelfbewust. Taalontwikkeling is een van de belangrijkste
vaardigheden (vormt de basis van sociale en communicatieve vaardigheden).
Een belangrijke eigenschap van peuters is egocentrisme.
Periode 3
Kleuter is meer dan de peuter op andere gericht en heeft vaak een rijke fantasie. Het
accent verschuift van spelen naar leren.
Periode 4
Cognitieve ontwikkeling neemt een belangrijke plaats in tijdens deze periode. Ook is dit
een periode waarin er veel verschillende contacten komen voor het kind.
Periode 5
Het begin van de adolescentie wordt ingeluid door de puberteit (periode van
geslachtsrijping). Een belangrijk aspect van deze periode is de ontwikkeling van
2
,seksualiteit en identiteit. Tijdens deze periode is de relatie met leeftijdgenoten minstens
zo belangrijk als de band met de ouders.
1.3
Twee belangrijke filosofen die invloed hebben gehad op de opkomst van
ontwikkelingspsychologie.
1) Locke
2) Rousseau
Locke: Tabula Rasa = elk kind komt als onbeschreven blad op de wereld. De opgedane
ervaringen waren bepalend voor de verdere levensloop.
Locke pleitte voor een strenge opvoeding die zou leiden tot optimale zelfdiscipline en
vorming van de geest.
Rousseau: geloofde in een aangeboren goedheid van de mens. Hij zag het kind als actief
en onderzoekend wezen dat met een sterke wil greep tracht te krijg op de realiteit.
Het eerste onderzoek naar kinderen werd uitgevoerd door Charles Darwin, hij
onderzocht namelijk zijn eigen zoontje tijdens zijn eerste drie levensjaren.
1.4
Om onderzoek wetenschappelijk te noemen, moet het aan bepaalde eisen voldoen,
zoals het streven naar waarheid, objectiviteit en rationaliteit.
Experimenten in de psychologie zijn vaak bedoeld om een verband of samenhang
tussen twee factoren aan te tonen.
Eigenschappen die met elkaar samenhangen = correlatie
De ene eigenschap is de oorzaak van de andere = causaal of oorzakelijk verband
1.5
Om een eigenschap te meten is het nodig dat we deze operationaliseren = de
eigenschap zodanig vertalen dat er meetbare gegevens aan gekoppeld kunnen worden.
3
, Meting moet betrouwbaar en valide zijn.
Betrouwbaar = de meting levert, ongeacht het tijdstip en de persoon die de meting
verricht, steeds hetzelfde resultaat op.
Valide = het instrument meet hetgeen wat gemeten moet worden.
Verschillende methoden/technieken om gegevens van mensen te verzamelen
1) Observatie
2) Interview en vragenlijst
3) Overige methoden om ontwikkeling te meten
- Dwarsdoorsnede onderzoek = op één specifiek moment de meetresultaten van
kinderen van verschillende leeftijden met elkaar vergeleken.
- Longitudinaal onderzoek = het gedrag van kinderen wordt op minstens twee
verschillende tijdstippen vastgelegd, met daartussen een duidelijk
tijdsverschil.
Nadelen dwarsdoorsnedeonderzoek
Een cohorteffect is de invloed die specifieke, tijdgebonden maatschappelijke
gebeurtenissen op een cohort (groep mensen met hetzelfde geboortejaar) kunnen
hebben.
Er wordt alleen naar een groep gekeken, niet naar de individuele prestaties
Nadelen longitudinaal onderzoek
Longitudinaal onderzoek is tijdrovend, kostbaar en stuit vaak op talloze praktische
problemen. Ook is er een groot risico dat een deel van de groep mensen weggaan.
Ook kan een onderzoeksthema in verloop van tijd achterlopen waardoor het niet meer
relevant is.
Hoofdstuk 2, ontwikkelingspsychologische theorieën
2.1
De belangrijkste functie van een theorie is dat het richting geeft aan onderzoek zodat we
kennis en ons inzicht kunnen vergroten.
Nature versus nurture = wordt gedrag en ontwikkeling bepaald door aangeboren,
biologische factoren of door omgevings- en ervaringsfactoren.
→ Zowel aanleg als omgeving spelen uiteindelijk een grote rol
Welke van de twee factoren belangrijker is, hangt af van de tijd waarin je deze vraag stelt.
4