Samenvatting parodontologie Hoofdfase 1 – Periode 2
Hoofdstukken: 1, 2 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23, 25, 26, 29, 30, 31,
32
Hoofdstuk 1: Bouw en functie van het parodontium
Het parodontium omvat alle weefsels die rondom (peri) of naast (para) de tand zijn
gelokaliseerd. Hiertoe behoren:
• Gingiva (buitenzijde meestal bekleed met gekeratiniseerd epitheel)
o Vrije gingiva = bevindt zich occlusaal van de bindweefselaanhechting. Naar de
tand toe wordt zij begrensd door de sulcus en de interne lamina basalis.
o Aangehechte gingiva = vaste basis. Stevig gebonden met onderliggende harde
weefsels via collagene vezels. Bij jongeren is de aangehechte gingiva smaller
dan bij volwassenen.
• Alveolaire mucosa
• Parodontaal ligament
• Alveolair bot (gemineraliseerd)
• Wortelcement (gemineraliseerd) = verankeren van de vezels van het ligament.
Resorptie van cement treedt eigenlijk alleen op onder invloed van excessieve
belasting (bijv. orthodontische tandverplaatsing) en ontstekingsfactoren. Afzetting
vindt gedurende het hele leven plaats.
o Acellulair = cervicaal gelegen
o Cellulair = apicaal gelegen. Rijker aan collageen.
Het samenstel van deze weefsels geeft steun aan de tand en zorgt ervoor
dat de functionele krachten waaraan de tand wordt blootgesteld, kunnen
worden opgevangen en geabsorbeerd. Daarnaast speelt het parodontium
een belangrijke rol bij de bloedvoorziening van de tandweefsels en bij de
sensorische/reflectorische input. Het beschermt ook het worteloppervlak
tegen resorptie en zorgt ervoor dat de tand standsveranderingen kan
ondergaan. Zonder intact parodontaal ligament zijn eruptie en
verplaatsing van elementen niet mogelijk.
In een tandenloze regio zijn er enkel gingiva, alveolaire mucosa en
alveolair bot → dus GEEN parodontaal ligament en wortelcement.
De zwakste schakel is de sulcus (overgang mucosa naar gebitselement).
Sulcus gezond parodontium → 0-3 mm
De sulcus is niet gekeratiniseerd.
Parodontitis = ontsteking van de parodontale weefsels, vaak leidend tot afbraak van
parodontaal ligament en alveolair bot.
Gingivale groeve (gg) = overgang tussen vrije en aangehechte gingiva.
,De gingiva is verankerd in het wortelcement en de processus
alveolaris via vezels.
De vrije gingiva is verkleefd met het tandoppervlak via het
aanhechtingsepitheel (je).
Gingiva
De mucosa onderscheidt zich van de huid doordat de mucosa
roder, vochtiger en gladder is. Dit is het gevolg van verschillen in
vascularisatie, dikte van het epitheel, keratinisatiegraad,
pigmentatie en lokale vochtproductie. Mucosa bevat veel elastine,
dus het is daarom makkelijk verschuifbaar en losser van structuur,
vergeleken met de gingiva.
Overgang gingiva en mucosa is vast te stellen door de mucosa met een instrument in
coronale richting op te drukken. Er ontstaat ter hoogte van de mucogingivale grens een
rimpel.
Aanhechtingsepitheel = een gespecialiseerde structuur die de gingiva met het
tandoppervlak doet verkleven. Het aanhechtingsepitheel wordt in het bijzonder gekenmerkt
doordat het aan twee zijden wordt begrensd door een lamina basalis: lamina basalis interna
aan de tandzijde en lamina basalis externa aan bindweefselzijde. Via de lamina basalis
externa is het epitheel verkleefd met het tandoppervlak.
Sinaasappelaspect: deze stippeling treffen we aan op plaatsen waar de retelijsten van het
epitheel elkaar kruisen.
Epitheel
De buitenzijde van de gingiva is gewoonlijk bekleed met meerlagig plaveiselepitheel
(verhoornd).
Vanaf de epitheel-bindweefselgrens onderscheiden we achtereenvolgens:
- Stratum basale
- Stratum spinosum (bevat veel glycogeen)
- Stratum granulosum
- Stratum corneum
In het stratum basale bevinden zich cellen met een goed ontwikkeld vermogen tot celdeling,
die voor een voortdurende verjonging van het epitheel zorgen (progenitorcellen). De cellen
schuiven van onderaf op naar het stratum corneum. Tijdens deze migratie veranderen ze van
vorm: van kubisch naar vlak en langgerekt. Gedurende deze migratie van epitheelcellen naar
het oppervlak, verandert niet alleen de celvorm, maar ook de celinhoud.
De hoornlaag, de goed bestand is tegen mechanische belasting, slijt af en de resten ervan
worden met de mondvloeistof afgevoerd.
, Epitheel van de gingiva heeft een hoge celdelingssnelheid en een hoge turnover. Dit wil
zeggen dat, bijvoorbeeld na hechten, de continuïteit van het weefsel in het algemeen snel
(binnen een week) herstelt.
Cellen zijn stevig met elkaar verbonden via desmosomen en andere intercellulaire
verbindingsstructuren.
Functies epitheel:
- Bescherming van het onderliggende bindweefsel tegen infectie
- Uitdroging voorkomen
- Rol bij immunologische afweer
- Uitwisselen van voedingsstoffen, afvalproducten en communicatiesignalen met het
onderliggende bindweefsel (cellen van stratum basale → bindweefsel)
Sulcusgebied
Het meerlagig plaveiselepitheel dat de sulcus bekleedt, gaat ter hoogte van de sulcusbodem
over in het aanhechtingsepitheel. Dit epitheel is niet verhoornd en wijkt in een aantal
opzichten af van het gewone mondepitheel. Naar apicaal toe neemt het aantal cellagen af,
wordt dunner.
Bij parodontitis treedt er aanhechtingsverlies op.
Creviculaire vloeistof = eiwitrijk ontstekingsvocht dat zich via het bindweefsel en het
epitheel een weg baant naar de sulcus.
Lamina propria
De lamina propria van de gingiva zorgt voor stevigheid en heeft voedende functies. Deze
laag bestaat uit een stelsel van vezelbundels die aan de tandzijde verankerd zijn in het
wortelcement.
Vezels van Sharpey = de in tand vastgehechte vezeldelen. Ze zijn ingebed in de verkalkte
matrix van het wortelcement en leveren een belangrijke bijdrage aan de treksterkte van het
gingivale weefsel.
1 = dentogingivale vezels
2 = dentoperiostale vezels
3 = circulaire vezels
4 = transgingivale vezels
5 = interpapillaire vezels
6 = periosteogingivale vezels
7 = intercirculaire vezels
8 = transseptale vezels