Vragen college 1:
1. Welke 2 middelen van openbaar bestuur om de samenleving te sturen? Noem bij
elke één voorbeeld.
- Beleid en besluitvorming beleidsinstrumenten, beleidscyclus, macht en
invloed.
- Organisatie en management organisatiestructuren, effectiviteit,
omgevingsinvloeden.
2. Wat is het verschil tussen autonomie en medebewind?
- Autonomie zijn taken die provincies en gemeenten op eigen initiatief uitvoeren
en medebewind zijn taken die provincies en gemeenten in opdracht en volgens
de regels van de hogere overheid moet uitvoeren.
3. Welke beleidsinstrumenten zijn er?
- Economisch accijns, boete
- Juridisch voorschriften, verkeersregels, de wet
- Communicatief voorlichting, propaganda
- Materiele instrumenten.
4. Op welk terrein is het bestuur van de provincie actief?
A. Ruimtelijke ordening, handhaving, onderwijs.
B. Handhaven, beheer en onderhoud en aanleg weg, waterwegen, woningbouw.
C. Milieu en recreatie, volksgezondheid, verkeer en vervoer.
D. Veiligheid, economie, maakt bestemmingsplannen.
Vragen college 2
5. Beleid kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. Wat is hier een
voorbeeld van?
A. Anything a government chooses to do or not to do (Dye, 1972).
B. Het afzonderlijk stellen van middelen, doelen en tijdpad. (Moore, 1968)
C. De voornemens, keuzes en acties van een of meer private instanties gericht op de
sturing van bepaalde private ontwikkelingen. (Trump, 2017)
D. The concept of maximal social gains means no policy should be adopted if its cost
exceed its benefits and among policy alternatives. (Adams, 1976)
6. Welke vier beleidsinstrumenten zijn er?
A. Juridisch, communicatief, economisch en mentaal
B. Juridisch, economisch, communicatief en fysiek
C. Juridisch, politiek, communicatief en fysiek
D. Juridisch, economisch, koninklijk en fysiek
7. In welke vorm kunnen relaties vastgelegd worden?
A. Relatiemodel
B. Verdienmodel
C. Veldmodel
D. Beleidsmodel