Auteurschap in de Nederlandstalige literatuur
College 1 – 3 september 2024
Lucebert denkt na over de positie van de dichter en hoe een dichter zou moeten zijn. De keizer van
de Vijftigers.
School der poëzie: wie is de ik? Een talige ik, die in de bundel woont wellicht?
school der poëzie
ik ben geen lieflijke dichter Ik
ik ben de schielijke oplichter mij
der liefde, zie onder haar de haat ik
en daarop een kaaklende daad. mij
lyriek is de moeder der politiek, mij
ik ben niets dan omroeper van oproer ik
en mijn mystiek is het bedorven voer mij
van leugen waarmee de deugd zich uitziekt. ik
ik bericht, dat de dichters van fluweel ik
schuw en humanisties dood gaan. ik
voortaan zal de hete ijzeren keel mijn
der ontroerde beulen muzikaal opengaan. mijn
nog ik, die in deze bundel woon mijn
als een rat in de val, snak naar het riool ik
van revolutie en roep: rijmratten, hoon,hoon
nog deze veel te schone poëzieschool.
Je mag nooit de ik-figuur gelijkstellen aan de schrijver. Alhoewel we dit wel vaak doen, en soms
lijkt hier ook een sterke overlap in te zijn.
De overeenkomst: de “ik” stelt opnieuw weer de vraag wie is de ik?
Willem Kloos (1980) – Verzen
Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon Voor 't heffen van mijn hand en heldre kroon:
Over mij-zelf en ’t al, naar rijksgeboôn Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten.
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten En tóch, zoo eind'loos smacht ik soms
En als een heir van donker-wilde machten om rond
,Úw overdierbre leên den arm te slaan, Op úwe lippen in een wilden vloed
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed Van kussen, waar 'k niet langer
En trots en kalme glorie te vergaan woorden vond.
Kloos: vorm en inhoud zijn één.
Huygens – Op de dood van Sterre (1638)
Of droom ik, en is 't nacht, of is mijn Ster Nu, dood, nu snik, meteen verschenen en voorbij,
verdwenen? nu, doorgang van een steen, van een gesteen, ten
Ik waak, en 't is hoog dag, en zie mijn Sterre niet. leven,
O hemelen, die mij haar aangezicht verbiedt, dun schutsel, sta nabij, 'k zal 't u te dank vergeven;
spreek mensentaal, en zeg, waar is mijn Sterre kom, dood, en maak mij korts van deze koortsen
henen? vrij.
De hemel slaat geluid, ik hoor hem door mijn 'k Verlang in 't eeuwig licht te zamen te zien
stenen, zweven
en zegt, mijn Sterre staat in 't heilige gebied, mijn heil, mijn lief, mijn lijf, mijn God, mijn Ster,
waar zij de Godheid, waar de Godheid haar beziet, en mij.
en, voegt het lachen daar, belacht mijn ijdel
wenen.
Hier lijkt de ik wel sterk op Huygens. Dichter verlangt naar de dood om weer samen te zijn met zijn
vrouw. Dit gedicht kun je moeilijker lezen zonder de biografie van de auteur te kennen. Het blijft
wel literatuur: dus misschien is de ik niet volledig waarheidsgetrouw.
Uitgangspunten literatuurgeschiedenis
1. Auteur centraal
a. Jan te Winkel
b. Knuvelder
2. Poëticale opvattingen / stromingen centraal (sinds 1985)
a. Ton Anbeek, Geschiedenis van de literatuur in Nederland
3. Maatschappelijke inbedding: context centraal
4. Functionalistisch (sinds de jaren 90)
Hoe functioneerde die teksten, welk doel?
De comeback van de auteur (1): de ontdekking van de vrouwelijke auteur
Literatuur:
, Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850;
van Anna Bijns tot Elise van Calcar. Hoofdred. Riet Schenkeveld-van der Dussen (hoofd
red.). Amsterdam 1997.
Ook door de herontdekking van de vrouwelijke schrijvers, is het algemene auteurschap weer meer
op de voorgrond getreden.
Geschiedenis van de Nederlandse literatuur (2006 – 2015)
Auteurschap
1. Professionalisering commercialisering van de literatuur.
2. Proces van autonomisering je onttrekken aan commercieel denken. Het draait om de
literatuur.
Marktdenken versus autonomie
Ze zijn tegenstrijdig.
Wanneer (in welk tijdperk) begint dat proces van professionalisering en commercialisering? Hier
bestaat veel tegenstrijdigheid over.
De comeback van de auteur (2)
Tijd van identiteitspolitiek
Literatuur:
Romantici en Revolutionairen (Honings & Jensen, 2019)
Inhoudsopgave
2e helft van de achttiende eeuw
1. De spectator
2. De toneelschrijver
3. De genootschapsdichter
4. De politieke auteur
5. De romanschrijver
6. De sentimentalist
7. De kindervriend
Waarom verdween de auteur uit de literatuurgeschiedenis?
Dat heeft te maken met intentional fallacy en self-fashioning.
Intentional fallacy = je wilt weten wat de auteur ermee wilt zeggen. Als je dat doet, lijdt je
aan intentional fallacy ( = biographical fallacy). En dat zou ‘fout’ zijn, aangezien we gesteld haddden
dat de ik niet gelijk staat aan de auteur.