Biologie van de protista, fungi en lagere planten (3121)
Samenvatting
Samenvatting Biologie van de protista, fungi en lagere planten - DEEL AUTOTROFE PROTISTEN
4 keer bekeken 0 keer verkocht
Vak
Biologie van de protista, fungi en lagere planten (3121)
Instelling
Universiteit Hasselt (UHasselt)
Hey, ik heb deze samenvatting geschreven op basis van de powerpoint van Prof Bawin en de cursustekst. Het is een gedetailleerde samenvatting over de algemeenheden van de autotrofe protisten, alsook de verschillende groepen die we tijdens de hoorcolleges besproken hebben. Deze samenvatting is heel s...
Biologie van de protista, fungi en lagere planten (3121)
Alle documenten voor dit vak (3)
Verkoper
Volgen
tamarahoogendoorn
Voorbeeld van de inhoud
Autotrofe protisten – algemeenheden
1. Endosymbiosetheorie
Alle protisten zijn chimeras (cellen ontstaan door een symbiontische combinatie
van diverse pro- en eucaryotische voorouders). Ze bevatten een combinatie van
plantaardige en dierlijke eigenschappen (fagocytose/ fotosynthese).
2. Morfologie van het lichaam
Eencellig
Amoeboïde cellen
Pseudopodiën: dienen voor opnemen van geparticuleerd voedsel.
Iedere cel is voorplantingsgeschikt.
Monadale cellen
Bezitten een flagella voor motiliteit.
Flexibelere pellicula i.p.v. stevige wand.
Contractiele vacuole: verdrijft water uit de cel door samen te trekken
tegen osmose.
Lijkvorming: niet alle cellen zijn voortplantingsbekwaam zodat het
vegetatieve deel van het lichaam afsterft.
Palmellen: ontstaan doordat soms mondale cellen hun flagellen verliezen
en zich delen. De dochtercellen delen zich verder en kunnen zonder
cytoplasmatisch contact ingebed worden in een overvloedige,
gemeenschappelijk afgescheiden colloïdale substantie.
Coccale cellen
Zijn ongeflageleerd.
Hebben een stevige wand.
Hebben geen contractiele vacuole.
Coenobiën: wanneer coccale cellen delen en de dochtercellen zonder
cytoplasmatisch contact aan elkaar gehecht blijven met hun wanden.
Deze zijn makkelijk te fragmenteren.
Meercellig
Sifonale cellen
Coenocytisch: cel bevat meerdere kernen binnen 1 gedeeld cytoplasma
zonder celwanden.
Sifonocladale thalli
Zijn draadvormig en meerkernig.
Colonie cellen
Individuele organismen van dezelfde soort die dicht bij elkaar leven.
Aggregaten
Hebben een specifieke structuur maar geen specifieke functie (verschil
met colonie).
Coenobium
Kolonie cellen zijn morfologisch gelijkaardig, vaak georganiseerd. Ze
functioneren samen als eenheid.
Trichale thalli
Eenrijige celdraden = uniseriële celdraden.
Inequale delingen: deling in apicale (top) of intercalaire (tussenliggend)
cellen.
, Onvertakt wanneer: de mitotische as samenvalt met de lengteas.
Vertakt wanneer: de mitotische as wijkt af van de lengteas.
Plectenchymatische thalli
Vervlechten van vertakte of onvertakte celdraden met aparte topcellen die
inequaal delen.
Individuele meristematische topcellen of meercellige randmeristemen.
Colloïdale substantie tussen de celrijen.
Weefsel thalli
Ontstaan door een combinatie van inequale en equale celdelingen
loodrecht op elkaar.
Individuele meristematische topcellen of meercellige randmeristemen.
Sommige gevallen: differentiatie (rhizoïden, kauloïden, fylloïden).
Soms pseudoparenchymatisch (dicht opeengepakte, draadvormige
celdraden).
3. Bijzonderheden onder de celstructuur
- Celwand
De celwand zit aan de buitenzijde van het plasmalemma (buitenste
membraan van de cel).
Fibrillen (vooral cellulose) binnen amorfe grondmassa van de celwand. Er zijn
meestal 2-3 lagen met verschillende oriëntatie.
Ook andere polysachariden vormen de grondmassa, de fycocolloïden. Deze
zijn hygroscopisch (trekken water uit omgeving).
Alginezuur (polymeer van -1,4-gebonden mannuron-zuur).
Carrageen (polymeer van galactosesulfaat).
Agar(-agar) (polymeer van galactose, galactosesulfaat en 3,6-anhydro-
galactose in wisselende hoeveelheden).
- Kiezelzuurschalen
Kiezelzuur schild (SiO2.n H2O)
Komt voor bij eencellige diatomeeën (kiezelwieren).
Kiezelzuur wordt selectief opgenomen in water, in de Golgi vesikeltjes
ontstaat een amorfe schuimige substantie, deze wordt geïncrusteerd in de
celwand.
Diatomiet: kiezelzuurschalen zijn zeer resistent en kunnen na de dood van
cellen voor onbepaalde tijd behouden blijven.
- Coccolithen
Calciumcarbonaat schild (CaCO3).
Begint met cellulose schalen aan de buitenzijde van het plasmalemma en die
later worden omgevormd tot radiaire of concentrische structuren van calsiet.
Kleine organismen (<1mm).
Calsiet blijft behouden na de dood van de cel.
- Flagellen
Vegetatieve cellen van ééncellige of kolonievormende flagellanten en
zoösporen en beweeglijke gameten.
Er zijn 1-2 flagella per cel.
Isokont: 2 flagellen die onderling gelijk zijn.
Heterokont: 2 flagellen die onderling verschillend zijn.
, Acrokont: inplanting van
flagel vooraan t.o.v. de
bewegingsrichting van de
cel.
Pleurokont: inplanting
van flagel zijdelings t.o.v.
de bewegingsrichting van
de cel.
Dinoflagellaten: wanneer
de flagellen in groeven van
de celwand verlopen.
Bestaan uit: centrum = axonema + 2 singlet-microtubuli, omringd door 9
doublet-microtubuli.
Ze ontspringen uit een basaalkorrel in het perifere cytoplasma.
De uitwendige begrenzing van flagellen is voortzetting van het plasmalemma.
Zweepharen: gladde flagellen.
Wimperharen: flagellen met rijen fijne haartjes aan de zijkant.
- Haptonemata
Komt voor bij ééncellige haptofyten.
Dunne, fijne en langere draad die tussen 2 akrokonte flagellen ligt.
Dient voor vasthechting
- Kloppende vacuole
Collecteert water uit cytoplasma.
Excretorische functie.
Osmoregulerende functie
- Chromatoforen (= plastiden)
Organellen met fotosynthetische functie.
Chromoplasten: zorgen voor de opslag van pigmenten.
Leukoplasten: zorgen voor de opslag van zetmeel of oliën.
Lap-, band-, plaat-, ster-, net- of lensvormig; soms intens vormveranderlijk.
Er zijn ook accessorische of begeleidende carotenoïden en xanthofyllen
(kleurstoffen onoplosbaar in water).
Fycobilinen bij ‘roodwieren’ zijn proteïnen-gebonden in wateroplosbare
kleurstoffen die voorkomen in fycobilisomen (kleine lichaampjes
geassocieerd met het thylakoïdmembraan).
Afhankelijk van de kleur: chloroplasten (groen), phaeoplasten (bruin),
rhodoplasten (rood).
>50% wieren hebben 3-4 membranen door opname van fototrofe eukaryote
wieren in eukaryote waardcellen (gastheercellen). De opgenomen wiercellen
in waardcellen worden organellen.
Membranen van de prokaryotische endosymbionten + resten van de
ectoplasmatische membraan + soms resten van de celkern van de
opgenomen wiercellen.
Volgens deze hypothese: alle wieren met complexe plastiden zijn afgeleid van
heterotrofen, die erin slaagden wieren als endosymbionten op te nemen en
na langdurige co-evolutie fotosynthese-organellen te vormen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper tamarahoogendoorn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.