100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting - Economie voor politicologen (6441ECP15Y) €5,65   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting - Economie voor politicologen (6441ECP15Y)

 3 keer bekeken  0 keer verkocht

In dit document vind je een overzicht van alle onderwerpen die behandeld worden bij het vak economie voor politicologen. Inclusief wat zelf getekende grafieken die zijn overgenomen uit de colleges.

Voorbeeld 2 van de 6  pagina's

  • 21 oktober 2024
  • 6
  • 2021/2022
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (3)
avatar-seller
ninapelzer
Overzicht ‘economie voor politicologen’
 De kern van de markteconomie is dat het een spontane orde is (niet gepland)
 Markteconomie draait om ruil met wederzijds voordeel
 Prijzen geven individuele gedecentraliseerde kennis door, waardoor de markteconomie gebruik maakt van de
kennis van allen, in plaats van de kennis van de leiders van een planbureau (bij planeconomie)
 Markt = allen voor zich
 Markt is alleen eerlijk als men ‘speelt volgens de regels’ (net als bij voetbalwedstrijd)
 Concurrentie is heel goed voor prijs en kwaliteit (een zo goed mogelijk product, voor een zo laag mogelijke prijs)
o Markten op basis van concurrentie werken dus het best
 Opportunity cost = de waarde van het opgeofferde alternatief
 Om kapitaal te laten groeien, moet je investeren
 MO & MK  extra opbrengsten en kosten bij 1 extra product
 Sunk costs  vaste kosten die op het moment van de keuze niet spelen en die je dus ook niet mee mag nemen in de
afweging bij een keuze (m.b.t. opportunity costs)
 Prijsvariatie groter bij goedkope producten (bijv. potlood), omdat verder kijken op zoek naar een goedkopere
aanbieder hogere marginale kosten (de moeite en tijd om verder te kijken) met zich meebrengt dan marginale
opbrengsten (20 cent minder betalen voor het potlood)
 Meer onderwijs = productiever
 Markteconomie  iedereen wil vooruit (positie verbeteren) door afwegen kosten en opbrengsten
 Verschillende producten door verschillen in wensen consument
 Ondernemers maken de producten om te ruilen, maar consumenten bepalen wat er gemaakt wordt en hoeveel
 Eigendom is belangrijk, want: zelf beslissingen over maken en dus zorgvuldiger mee omgaan
 Kapitaal kan machines zijn en dat is handig voor de arbeidsproductiviteit
 Op korte termijn is arbeidsproductiviteit niet alles, maar op lange termijn is arbeidsproductiviteit alles
 Arbeidsdeling = specialiseren (bij bepaalde grootte van de markt), zorgt voor meer arbeidsproductiviteit = rijker
o Door specialiseren in 1 onderdeel word je daar beter in en gaat het sneller en beter, dus meer efficiëntie
en productiviteit
o Specialisatie zorgt voor ruil, want je krijgt te veel van het 1 en te weinig van het ander
 Bij in natura ruilen moet je overeenstemming hebben over de doeleinden (als jij eieren hebt en ik appels, dan moet
jij wel appels willen in ruil voor eieren), daarom is geld een nuttige tussenstap (je kan er alles mee kopen + is een
goede waarde meter), geld verlaagt de transactiekosten voor de ruil
o Geld is wat je aanvaart als betaalmiddel (kan in feite dus alles zijn)
 Invisible hand = de spontane orde van de markteconomie, voornamelijk de prijzen waar iedereen op reageert
 Waarom is de vraaglijn dalend?
o Afnemend marginaal nut/marginale opbrengsten
o Er is altijd een prijs die niemand wil betalen (te lage opbrengsten tegenover de kosten)
o Zelfs al is de prijs 0 dan nog heb je op een gegeven moment genoeg van iets (je hoeft maar zoveel kopjes
koffie op een dag bijvoorbeeld)
o Als prijs stijgt gaat men relatief goedkoper substituut kopen (= substitutie effect)
o Prijs omhoog en inkomen gelijk, dan moet je minder kopen
 Wetten van vraag en aanbod zijn denkinstrumenten, maar je kan het nooit precies modeleren
 Vraaglijn zelf verschuift door verandering in aantal consumenten/inkomen/etc., verschuivingen op de
vraaglijn komen door veranderingen in de gevraagde hoeveelheid
 Meer vraag dan aanbod = prijs omhoog
 Markt z’n gang laten gaan = evenwichtsprijs
 Minimum-/maximumprijzen zorgen altijd voor overschoten/tekorten (blauw = vraag/consumentensurplus), rood =
aanbod/producentensurplus)




 Elasticiteit van de vraag en het aanbod:
o Hoeveel verandert de vraag bij een verandering van de prijs (elastisch, >1 = veel verschil, inelastisch, <1
= weinig verschil)
o Elasticiteit verschilt per punt op de lijn
Δq %
o
Δ p%
 Externe effecten  sommige kosten/opbrengsten zijn niet meegerekend in de prijs
 Derived demand = vraag naar grondstof die het resultaat is van de vraag naar het product dat ermee geproduceerd
wordt
 Marginal revenue product (MRP) of labor  verandering in opbrengsten van een bedrijf als het 1 unit meer arbeid
aanneemt

, Change∈total revenue
o =MRP
unit change∈labor
 Marginal resource cost of labor (MRC)  verandering in totale kosten van een bedrijf bij 1 unit meer arbeid
Change∈total cost
o =MRC
unit change ∈labor
 Veranderingen in vraag naar arbeid:
o Meer vraag naar product = meer vraag naar arbeid
o Meer productiviteit = meer vraag
o Meer vraag complementaire ‘resources’ = meer vraag
 Productiviteit veranderd door:
o Hoeveelheid andere ‘resources’
o Technologische vooruitgang
o Kwaliteit arbeid
 Elasticiteit van de vraag naar arbeid:
% Δlabor quantity
o =Ew
% Δwage rate
 Monopsonist = enige vrager naar dienst/product
 Normal-profit (impliciete kosten)  winst die je minstens wil hebben om te (blijven) doen wat je doet (0 = blijven)
 Economic-profit (expliciete kosten)  winst die zorgt voor toetreden en uittreden
 Bedrijven besparen ook op transactiekosten, dus in loondienst praktischer dan zelfstandigen inhuren
 Transactiekosten = kosten verbonden aan de ruil
 Marginale opbrengsten arbeid:
o Eerst stijgen, want arbeidsdeling (= efficiënter)
o Daarna dalen, want meer mensen dan nodig voor optimale efficiëntie
 Je kan op korte termijn onderscheid maken tussen vaste en variabele kosten, omdat er op korte termijn zaken zijn
die wel of niet variëren met de productieomvang (pand = vast). Op lange termijn is alles variabel
 Economies of scale  meer produceren is goedkoper, dus GTK daalt
 Diseconomies of scale  meer produceren is duurder, dus GTK stijgt
 Minimum-efficient scale  laagste hoeveelheid producten waarbij de lange termijn GTK het laagst is
 Volkomen concurrentie:
o Homogene producten
o Veel aanbieders
o Prijsnemers
 Monopolistische concurrentie:
o Veel aanbieders
o Heterogeen product
o Prijsvariatie
o Makkelijk toetreden
o Niet-prijsconcurrentie
 Oligopolie:
o Weinig aanbieders
o Moeilijk toetreden
o Homo- of heterogeen product
 Monopolie:
o Enige aanbieder
o 1 product
o Prijsbepaler
 Marktvorm ligt aan hoe je een markt definieert, grotere markt = meer concurrentie (bananen vs. zacht fruit markt)
 Als MO > MK dan winst, als MO < MK dan verlies. Dus bij MO = MK is de winst maximaal (voordat ie weer gaat
dalen)
 Op korte termijn bepalen of je al dan niet doorgaat met je bedrijf:
o P > GVK = doorgaan (zo kan je iets van je vaste kosten betalen, dus rendabeler dan stoppen)
o P < GVK = stoppen (zo leidt je meer verlies dan bij stoppen)
 Op lange termijn open/dicht: GTO > GTK = doorgaan, want je kan kosten betalen + geld overhouden
 Productieve efficiëntie = dat wat je produceert, produceer je zo goedkoop mogelijk
 Allocatieve efficiëntie = dat wat je produceert is wat de mensen willen
 Op de markt van volkomen concurrentie kom je altijd bij parretto efficiëntie = zowel allocatief als productief
efficiënt (laagste punt GTK-lijn)
 Monopolie:
o 1 aanbieder
o Geen echte substituten  product is uniek
o Prijs bepaler, bedrijf controleert enige aanbod product en heeft dus veel invloed op de prijs (maar niet alle
invloed, want het moet nog wel gekocht worden)

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ninapelzer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,65. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 71947 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,65
  • (0)
  Kopen