Mammacarcinoom
Keuzecursus: ‘Oncologische zorg’
Naam/Studentnummer:
Medestudenten:
Opleiding:
Cursus:
Groep:
Docent:
Datum:
,Inhoudsopgave
Probleemoriëntatie................................................................................................................................2
Introductie zorgvrager........................................................................................................................2
Mammacarcinoom.............................................................................................................................2
Incidentie/Prevalentie....................................................................................................................2
Oorzaken/risicofactoren.................................................................................................................2
Lichamelijke symptomen................................................................................................................3
Preventie........................................................................................................................................3
Diagnostiek.....................................................................................................................................3
Prognose.........................................................................................................................................4
Probleemanalyse....................................................................................................................................5
Betrokken orgaansystemen................................................................................................................5
Verpleegproblemen............................................................................................................................6
Aanvullend onderzoek............................................................................................................................8
Differentiële diagnose........................................................................................................................8
Screeningsinstrumenten.....................................................................................................................8
Ernst van de situatie...........................................................................................................................9
Klinisch beleid.......................................................................................................................................10
Verpleegkundige interventies...........................................................................................................10
Somatische problemen.................................................................................................................10
Psychische problemen..................................................................................................................10
Functionele problemen................................................................................................................11
Sociale problemen........................................................................................................................11
Spirituele problemen....................................................................................................................12
Critical Appraisal of a Topic (CAT).....................................................................................................12
Klinisch verloop....................................................................................................................................17
Klinisch verloop op korte en lange termijn.......................................................................................17
Werkveldbezoek & evaluatie................................................................................................................18
Literatuurlijst........................................................................................................................................19
Bijlage 1. Screeninginstrumenten.........................................................................................................22
Bijlage 2. Beoordelingslijsten wetenschappelijke artikelen CAT...........................................................26
Bijlage 3. Vragen werkveldbezoek........................................................................................................32
Bijlage 4. Groepsreflectie......................................................................................................................33
Bijlage 5. Individuele reflectie...............................................................................................................35
Beroepsproduct keuzecursus Oncologische Zorg – Januari 2020
1
,Probleemoriëntatie
Introductie zorgvrager
Mevrouw S. van Diepenstein (01-03-1983) is getrouwd en heeft twee dochters van vier en zes jaar.
Mevrouw werkt als ZZP’er en geeft communicatieadvies. De partner van mevrouw is advocaat. In mei
2017 ontdekte mevrouw een afwijking in haar rechterborst. In het ziekenhuis werd de diagnose
mammacarcinoom gediagnostiseerd. Uit verder onderzoek bleek dat er geen sprake was van
uitzaaiingen. In juni 2017 is mevrouw haar rechterborst operatief verwijderd. Na de operatie volgde
er een intensieve behandeling met radiotherapie en chemotherapie. Op dit moment wordt mevrouw
nog behandeld met anti-hormonale therapie (gedurende 10 jaar). Tot 9 maanden geleden had
mevrouw het gevoel dat er een stijgende lijn zat wat betreft herstel en conditie opbouw, maar sinds
2 maanden voelt mevrouw zich niet goed. Mevrouw slaapt slecht, kan zich moeilijk concentreren,
vergeet regelmatig dingen en werken kost haar veel energie. Tijdens de behandeling had mevrouw
veel steun aan haar partner, familie en vrienden, maar momenteel is mevrouw haar partner erg druk
op het werk wat veel spanningen geeft. Ook ervaart mevrouw minder steun van familie en vrienden
terwijl ze het nu juist psychisch zwaar heeft. Zo heeft mevrouw last van stemmings-wisselingen
waardoor ze regelmatig uitvalt tegen haar partner en kinderen en heeft ze een verminderd zelfbeeld
door de borstamputatie en lichamelijke veranderingen. Daarnaast heeft mevrouw last van
overgangsklachten waardoor mevrouw veel piekert over de toekomst aangezien mevrouw nog een
kinderwens heeft. Ook had mevrouw altijd veel steun aan haar geloof (katholiek), maar de laatste tijd
ervaart ze hieruit ook geen steun meer. Ook weet ze eigenlijk niet zo goed wat het geloof nog voor
haar betekend.
Mammacarcinoom
Mammacarcinoom is bij vrouwen de meest voorkomende kwaadaardige aandoening.
Mammacarcinoom komt vooral voor bij vrouwen tussen de 45 en 71 jaar. Ook bij mannen komt de
ziekte voor alleen het is zeldzaam (Van Spil, van Muilekom & Geijn, 2013).
Incidentie/Prevalentie
In 2018 werd er bij 17.332 personen in Nederland de diagnose mammacarcinoom vastgesteld. Dit
betrof 17.201 vrouwen en 131 mannen. Er zijn steeds meer behandelmogelijkheden en de
overlevingskans stijgt, maar toch overlijden er jaarlijks ruim 3000 personen aan de gevolgen van
mammacarcinoom (Integraal Kankercentrum Nederland, z.d.a).
Oorzaken/risicofactoren
De oorzaak van mammacarcinoom is onbekend, maar waarschijnlijk speelt een combinatie van
hormonale, erfelijke en omgevingsfactoren een rol (van de Velde, van Asperen, et al., 2017).
Hormonale factoren
Uit onderzoek is gebleken dat er een relatie bestaat tussen het ontstaan van
mammacarcinoom en langdurige blootstelling aan oestrogene factoren. Risicofactoren die
hierbij een rol spelen zijn o.a.: vrouwen die jong hun eerste menstruatie hebben en vrouwen
die laat in de overgang komen (Van Spil et. al, 2013).
Erfelijke en familiaire factoren
Van alle patiënten waarbij mammacarcinoom wordt vastgesteld is er bij 5-10% sprake van
erfelijke aanleg. Er zijn twee genen bekend waarbij er sprake is van een verhoogde kans op
mammacarcinoom, namelijk: het BRCA1-gen en het BRCA2-gen. Bij vrouwen die draagster
zijn van één van deze genen is de kans op mammacarcinoom 60-80%. Bij mannen is dit bij het
BRCA1-gen +/- 1% en bij het BRCA2-gen is dit +/- 7% (Van Spil et. al, 2013).
Beroepsproduct keuzecursus Oncologische Zorg – Januari 2020
2
, Omgevingsfactoren
Ook de volgende risicofactoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van
mammacarcinoom:
- Eerder doorgemaakt mammacarcinoom. Bij 15-20% van de vrouwen die genezen van
borstkanker is er sprake van een recidief binnen 20 jaar (Kanker.nl, 2018a).
- Ovarium-, endometrium-, of coloncarcinoom in de voorgeschiedenis (Van Spil et. al,
2013).
- Bestraling van het bovenlichaam, vooral op jonge leeftijd (Van Spil et. al, 2013).
- Ongezonde leefstijl: overmatig alcoholgebruik, overgewicht, roken en straling (Kanker.nl,
2017b).
Lichamelijke symptomen
Patiënten met mammacarcinoom kunnen de volgende klachten hebben (Pink Ribbon, z.d.):
Een knobbeltje in de borst.
Verandering van de tepel: ingetrokken tepel, pijn in de tepel, vocht uit de tepel, zweren
op/rond de tepel, verdikking aan de tepel.
Veranderingen van de borst: deukjes in de huid, pijnlijke plek aan de borst, warme/rode
borst, veranderde vorm van de borst, slecht genezend plekje aan de borst, verandering van
de textuur van de huid.
Preventie
Het voorkomen van mammacarcinoom is niet mogelijk. Als er sprake is van een zeer hoog risico op
mammacarcinoom wordt er in sommige gevallen een preventieve borstamputatie gedaan. Om
mammacarcinoom curatief te kunnen behandelen is het belangrijk dat de ziekte in een vroeg
stadium ontdekt wordt. In Nederland worden daarom alle vrouwen tussen de 50-75 jaar elke twee
jaar opgeroepen om deel te nemen aan het landelijke bevolkingsonderzoek om een mammografie te
(röntgenonderzoek) van beide borsten te laten maken. Wanneer er mogelijk sprake is van
mammacarcinoom worden de vrouwen doorverwezen naar het ziekenhuis om een diagnose vast te
kunnen stellen (Borstkankervereniging Nederland, 2018). Verder is het van belang dat vrouwen zelf
regelmatig hun borsten controleren op mogelijke afwijkingen (Van Spil et. al, 2013).
Diagnostiek
Om de diagnose mammacarcinoom te kunnen stellen moet er klinisch, beeldvormend en
pathologisch-anatomisch onderzoek worden gedaan (Van Spil et. al, 2013).
Klinisch onderzoek:
- Anamnese: hierbij wordt gevraagd naar o.a. pijnklachten, aard van de klachten,
menstruatiecyclus, voorgeschiedenis, hormoongebruik en familiegeschiedenis (Van Spil
et al., 2013).
Lichamelijke onderzoek: Borstonderzoek waarbij de borsten worden geïnspecteerd op
zwellingen. Ook de klieren in de oksels en de klieren boven/onder het sleutelbeen worden
gecontroleerd op zwellingen om mogelijke uitzaaiingen op te sporen (Van Spil et. al, 2013).
Beeldvormend onderzoek:
Er wordt radiologisch onderzoek gedaan om de afwijking zo nauwkeurig mogelijk in beeld te
krijgen. Dit wordt gedaan d.m.v. een mammografie en een echografie. Ook kan er eventueel
Beroepsproduct keuzecursus Oncologische Zorg – Januari 2020
3