Dit meesterlijk document van 101 pagina's is een uiterst complete samenvatting op basis van: - De slides uit de les. - Aantekeningen uit de les en extra informatie van de professor. De examenvragen zoals gesteld in voorgaande jaren met volledig antwoord staan steeds vermeld bij het bijpassende stuk...
H1 EN H2: GESCHIEDENIS VAN PSYCHOPATHOLOGIE EN PSYCHOLOGISCHE DENKKADERS
INLEIDING
W AAROM MEDISCHE PSYC HOLOGIE EN PSYCHOPAT HOLOGIE VOOR DE TAND A RTS?
• Tandarts:
– Moet gezondheidsproblemen onderkennen.
– Heeft kennis en technische vaardigheden.
– Moet goed kunnen communiceren met patiënt.
– Heeft speciale vaardigheden nodig om ook probleempatiënten te behandelen.
• Vanaf het moment dat je met andere mensen in contact komt, zit je in het psychologisch functioneren. Als je 10 mensen in een kamer zet,
dan zie je vanaf het begin al met wie het klikt, en met wie niet. Je moet met de patiënt omgaan, of je het nu leuk vindt of niet.
• Liggende houding patiënt is eigenlijk vreemde houding creëert vreemd contact met elkaar. Je moet technische daad tussen grens binnen
en buiten (de mond) lijkt op grensoverschrijdend gedrag. De liggende houding kan ook traumatische ervaringen terug naar boven brengen.
• De tandarts moet basale kennis hebben van:
– Motivationele processen.
– Factoren die gedrag en gedachten beïnvloeden.
– Interactie modellen tussen tandarts en patiënt: bij THK behandeling wordt er samenwerking opgezet tussen patiënt en tandarts.
– Psychosociale factoren in de tandzorg: de thuisfactoren zijn belangrijk voor de algemene gezondheid van de patiënt. Mensen van lagere
socio-economische klassen hebben vaak een slechtere mondgezondheid.
– Psychologie en psychopathologie vooral van die stoornissen die relevant zijn voor tandheelkundige praktijk.
• Tandarts is emotioneel gekleurd:
– Mensen associëren de tandarts met pijn, ook al hebben ze daar geen voorgaande negatieve ervaring bij. Vaak gebaseerd op verhalen.
– Tegelijkertijd kunnen stress en angst normaal zijn, want angst is in de populatie normaal verdeeld. Weinig mensen hebben weinig angst
en weinig mensen veel angst. Angst en stress kunnen ook een teken zijn van iets onderliggend.
– De manier waarop je met angst of stress omgaat zal anders zijn wanneer de stress veroorzaakt wordt door een onderliggende pathologie
(psychologische stoornissen) of het ontstaat vanuit een situationele context. Het belangrijk om hier een onderscheid te kunnen maken.
De interactie zal tussen de twee situaties verschillen.
VEEL VOORKOMENDE PRO BLEMEN IN DE TANDARTS PRAKTIJK W AAR PSYCHOLOGIE EE N ROL SPEELT
• Perspectief van de tandarts:
– Geringe motivatie voor mondhygiëne.
– Angst van patiënten vermijdingsgedrag: patiënten zeggen afspraken af door angst, desondanks feit dat ze weten dat ze moeten gaan.
Dit uitleggen heeft vaak geen zin, want de mens is vastberaden. Zelfde geldt voor roken.
– Problemen met patiënten (en hun ouders): problemen met de patiënt zeggen vaak ook iets over problemen met hun ouders (vooral bij
kinderen). Hoe de tandarts met de patiënt omgaat, is ook een spiegel van de tandarts zijn thuissituatie. Als je stress hebt thuis, ga je ook
stress overbrengen op je patiënt. Tandartsen met veel stress zullen geen goede zorg verlenen.
• Perspectief van de patiënt:
– Publieksattitude: tandarts heeft negatieve connotatie want tandarts doet pijn. De. Dit zegt iets over hoe maatschappij kijkt naar tandarts.
Persoonlijk contact tandarts is belangrijk want patiënt zal ook u evalueren. Goed contact is essentieel om goede relatie op te bouwen.
– Ongeveer 1/3 van patiënten niet helemaal tevreden zijn met hun tandarts. Meestal zijn ze niet tevreden over interactie met tandarts.
1
,W AT IS PSYCHOLOGISCH FUNCTIONE REN?
EXA: Wat is psychologisch functioneren?
• Wat is psychologisch functioneren?
− Psychologisch functioneren is het vermogen om zijn of haar doelen te bereiken in zichzelf en externe omgeving.
− Het omvat het gedrag, de emotie, sociale vaardigheden en de algehele geestelijke gezondheid van een individu.
− Het is een combinatie van psychische functies:
a) Cognitieve functies (= denken): bewustzijn, aandacht, oriëntatie, waarneming, denken, geheugen.
b) Affectieve functies (= voelen): emoties.
c) Conatieve functies (= willen): psychomotoriek, motivatie, gericht gedrag (= doen).
EXA: Waarom is gedrag multifactorieel?
• Gedrag is multifactorieel:
– Denken en voelen zijn onderlagen die het effectieve gedrag sterk beïnvloeden. Als je wil dat je patiënt dit of dat doet, moet je zorgen
dat de patiënt dit ook wil en denkt. Je gaat niks doen wat je niet wil en niet denkt.
– Mensen met slechte relatie, weten dit, maar stoppen niet. Het weten is soms niet in lijn met wat men voelt.
– Je moet alle componenten hebben om je gedrag te evalueren. Het is een laag van denken, voelen en willen.
• Doel van psychologie:
− Doel van psychologie is de hele wereld, want we doen altijd iets voor ons zelf met goede skills.
− Je probeert altijd te fitten aan de norm, anders straft de maatschappij je.
• Psychologisch functioneren bestaat uit 4 verschillende lagen:
1) Laag 1: neuropsychologisch / cognitieve functies.
2) Laag 2: symptomen en syndromen: DSM stoornissen.
3) Laag 3: persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen: De twee pijlen duiden aan dat de ene laag conditioneel
a) Denkkader 1: psychoanalyse. zijn met de andere. Je kan pas naar laag 2 gaan, mits je
b) Denkkader 2: leertheorie. laag 1 hebt bereikt (er is een strikte gelaagdheid).
,LAAG 1: NEUROPSYCHOLO GISCHE/COGNITIE VE FUNCTIES
• Intact cognitief functioneren:
– De eerste belangrijke laag is een intact cognitief functioneren.
– Deze laag kan verder opgedeeld worden in taalfunctie, geheugenfunctie, intelligentie, aandacht en een vijfde superfunctie.
➢ Deze vijfde superfunctie: maakt dat je de vorige 4 tegelijk kan uitoefenen (= executief functioneren). Deze superfunctie maakt dat
het organisme kan plannen en feedback geven. Deze functie maakt communicatie met anderen dus mogelijk, want dat bestaat
uit een feedback op een bepaalde situatie. Vanuit nature gaan we ervan uit dat de ander even rationeel denkt als wijzelf.
• Slecht cognitief functioneren:
– Bij oudere patiënten zeg je soms iets en heb je het gevoel dat de patiënt het niet begrepen heeft.
– Bij mensen met cognitieve stoornissen werken deze componenten niet of loopt de samenwerking mis.
– Bij sommige mensen met slechte mondhygiëne zou je denken dat patiënt slechte cognitieve functie heeft, maar onderliggende probleem
is eigenlijk depressie. Het is niet noodzakelijk zo dat iemand die slecht cognitief functioneert dat dat meteen somatische aandoening is.
• Meten van executieve functies:
– Kloktest: meest eenvoudige test om executieve functies te testen is een A4 geven met cirkel op en dan vraag je patiënt om klok te
tekenen om 10 voor 4 te tekenen. Bij patiënten met een cognitieve stoornis, tekenen een vertekende klok. Voor de buitenwereld lijkt
het alsof deze patiënten niet gemotiveerd zijn, maar in realiteit hebben ze een cognitieve stoornis.
– Wisconsin Card Sorting test: rangschik kaarten op eender welke manier je wil. Na verloop van tijd vraag je de patiënt om de kaarten op
een andere manier te klasseren. Als de patiënt dit niet kan, dan is er cognitief niet gezond.
LAAG 2: SYMPTOMEN EN SYNDRO MEN
SYMPTOMEN
EXA: Bespreek angst in de tandartspraktijk. (2019)
• Symptomen bij tandartspatiënt:
Stress • Vaak voorkomend symptoom is stress:
– Stress kan echt ook goed zijn, het scherpt de aandacht aan.
– Stress is niet slecht mits er een periode van rust komt, waarin je je stresspijl naar beneden kan brengen.
– Stress is essentiële deel van het leven, die enkel soms pathologisch is, maar die vaker zorgt voor goed functioneren.
– Stress helpt bij betere resultaten. Iemand die door leven gaat zonder stress doet het over algemeen slechter.
Angst • Vaak voorkomend symptoom is angst:
– Complex geheel van gevoelens en met hoge mate van negatieve impact.
– Angst is normaal verdeeld in de populatie: sommigen hebben meer angst dan normaal anderen minder.
➢ Wat voor de ene normale angst is, is voor de andere niet normaal. Aanwezigheid veel angst is niet normaal.
➢ Mensen die hun leven laten lijden door angst, vinden dit heel normaal.
➢ Mensen die angst hebben om lift te nemen en daardoor nooit lift nemen, zullen ook nooit vastzitten in de lift.
➢ De interactie is persoonspecifiek. De angst van een tandarts om iets fout te doen, interageert met de angst van
de patiënt. Als behandelaar moet je voldoende zeker zijn van de dingen die je gaat doen of niet gaat doen en je
moet bestand zijn tegen de angst van de patiënt. Je mag je eigen angst nooit tonen aan de patiënt.
– Angst voor tandarts: ligt lager bij kinderen omdat volwassenen in contact komen met anderen met slechte verhalen
over de tandarts. De kinderen zijn nog niet voldoende beïnvloed door deze verhalen.
➢ Volwassenen: 40% angst, 12% extreme angst.
➢ Kinderen: 15% angst, 6% extreme angst.
3
, • Angst is een combinatie van verschillende dimensies:
a) Contextgebonden of persoonsgebonden: zowel persoon tandarts als de context rond een tandarts induceren angst.
Angst zal makkelijker te hanteren zijn als deze enkel persoons of contextgebonden is, niet als beiden aanwezig zijn.
➢ Contextgebonden: angst is gekoppeld aan een toestand (= toestandsangst).
➢ Persoonsgebonden: als patiënt altijd angstig is, dan maakt dit deel uit van persoonlijkheid (= dispositieangst).
b) Gebonden aan object of ‘free floating anxiety’: patiënt kan van alles bang zijn, of kan specifiek zijn. Hoe specifieker
de angst, hoe beter je ermee mee kan omgaan. Je kan dit conditioneren. Vb. angst voor boor kan komen door vorm
van boor, het geluid ervan of combinatie. Je kan de persoon leren te relaxeren wanneer hij/zij de boor ziet of hoort.
• Realiteitsgebonden of niet: heeft de angst te maken met iets echt of heeft het te maken met iets gefantaseerd? Patiënten
die verleden hebben van ernstig misbruik, zijn bang dat het opnieuw gebeurt in de praktijk. Deze angst is echter niet
realistisch. Hoe minder de angst realiteitsgebonden is, des te moeilijker deze te behelpen is.
• Dreigende context bij de tandarts ontlokt veel reacties:
– Cognitieve reactie: specifieke gedachten en schema’s komen naar boven. Het beeld van naar tandarts gaan, ontlokt
nieuw beeld: wat is er vroeger gebeurd bij tandarts? Het feit dat de patiënt ligt, zal veel traumatische herinneringen
naar boven brengen. De context op zich is voldoende om deze gedachten terug op gang te zetten. Het terug op
gang zetten van deze gedachten is een schema. Kortom, bij een schema zijn we in staat om emoties of beelden aan
iets vast te klikken wanneer we in bepaalde situatie zitten.
– Emotionele reactie: emoties zoals angst en boosheid komen naar boven omdat bepaalde tandarts iets fout heeft
gedaan. Als patiënt naar u komt van bij andere tandarts, dan komt deze vaak met boosheid wegens vorige tandarts.
– Gedragsmatige reacties: rusteloosheid, gespannen, irritatie
– Fysiologische component: verhoogde bloeddruk/hartslag, zweten, hartklopping, vreemd gevoel, klamme handen, …
• Toestandsangst bouwt op hoeveelheid dispositieangst die er reeds is:
– Als je iemand hebt die zegt dat die levenslang al gestresseerd is en die komt in een stressvolle context terecht, dan
wordt de angst dubbel zo hoog, want het bouwt op.
– Je moet inschatten of de patiënt angstig is en waarmee de angst te maken heeft (met de persoonlijkheid, jeugd of
met de context van het gebeuren). Als de angst te maken heeft met de context van het gebeuren dan kan ja
navragen wat je kan doen om het minder angstig te maken.
• Pathways tot angst:
– Via het leerproces: een slechte ervaring blijft vaak voor eeuwig bij. Het is een van de weinige gevoelens die niet
wegebben. De slechte ervaring lijkt alsof die van gisteren was terwijl die al jaren geleden is.
– Modelleren (modeling): wat je ziet gebeuren bij de anderen. Vb. wat de ouders zeggen wat er zal gebeuren. Mensen
zijn eerder geneigd om negatieve ervaringen te onthouden dan de positieve.
– Overdracht van negatieve en bedreigende informatie: overdreven verhalen van anderen.
• Wanneer is de angst voor de tandarts pathologisch?
– Iedereen is wel angstig of staat open voor de ontwikkeling van angst. Angst maakt dat we dingen niet doen omdat
we er angstig voor zijn. Angst is geen goed element om een keuze op te baseren.
– Met angst leren leven is het hoogste goed van mens, als je alle angst toelaat, kan je niet meer leven. Als je klein beetje
angst toelaat, dan sta je voor alles open. Het is belangrijk dat je de angsten probeert te overwinnen (Kierkegaard).
– Angst is een gateway naar meer. Iemand die angstig is, kan je makkelijk nog angstiger maken.
– Angst is een pseudoveiligheid waarmee je mensen immobiliseert.
– Als iemand bang is om te vliegen dan zal die niet vliegen en voelt die zich veilig.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper THKmaster. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €35,44. Je zit daarna nergens aan vast.