Inleiding in de psychologie
Tentamen vrijdag 1 november 2024 van 09:00-11:00 uur in het USC =
meerkeuze
Hertentamen maandag 16 december 2024 van 12:00-14:00 in het USC
Dinsdag 22 oktober zijn de colleges pas terug te kijken!
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1: Introduction (1)....................................................................2
Hoorcollege 2: Learning (5)..........................................................................9
Hoorcollege 3: Thought and language (7)..................................................18
Hoorcollege 4: Personality (13)..................................................................29
Hoorcollege 5: Intelligence (8)...................................................................40
Hoorcollege 6: Social psychology (16).......................................................54
Hoorcollege 7: Motivation and emotion (10)..............................................66
Hoorcollege 8: Memory (6).........................................................................77
Hoorcollege 9: Health, stress and coping (12)...........................................93
Hoorcollege 10: Consciousness (9)..........................................................104
Hoorcollege 11: Psychological disorders (14)...........................................115
Hoorcollege 12: Sensation and perception (4).........................................128
Hoorcollege 13: Treatment of psychological disorders (15).....................136
Hoorcollege 14: Neuropsychology (18)....................................................151
Oefentoets...............................................................................................165
,Hoorcollege 1: Introduction (1)
Waarom psychologie (bij pedagogische wetenschappen)?
1. Pedagogiek; psychische stoornissen, behandelingen, neuro, opvoeden,
kind in interactie met omgeving, onderwijs, preventie, leerproblemen
2. Psychologie; organisatie psychologie, kind als individu. Daarnaast net
iets breder dan de pedagogiek. Psychologie richt zich ook louter op
volwassenen. Bij de pedagogiek staat vaak het kind centraal.
3. Behoorlijke verlapping tussen deze twee vakgebieden.
Leerdoelen van dit vak:
Basiskennis over theorieën en uitkomsten uit wetenschappelijk
onderzoek
Inzicht in waarom deze basiskennis relevant is voor het werkveld van
de pedagogiek
De vaardigheid deze basiskennis op basaal niveau toe te passen op
pedagogische casuïstiek
Leerdoelen college 1:
De belangrijkste deelgebieden van de psychologie benoemen
Beschrijven wat elk deelgebied inhoudt
Onderzoeksonderwerpen categoriseren (één van de) deelgebieden
Wat is psychologie?
Wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van:
1. Menselijk GEDRAG. Waarneembaar.
2. Menselijke MENTALE processen. Niet waarneembaar; wat speelt er in
iemands hoofd? O.a. kijken naar iemands brein (bv. prefrontale
cortex bij kinderen nog niet ontwikkelt).
Doel van beiden: Kijken naar de relatie tussen normaal gedrag én
abnormaal/afwijkend/ongezond gedrag. Wanneer krijgt iets een van
deze stempels? Hoe kom je van het ene gedrag naar het andere
gedrag? Dit laatste abnormaal/afwijkend/ongezond gedrag
behandelen en voorkomen.
,Waarom wetenschap?
Voorbeeld van kind die opgroeit met twee ouders van hetzelfde geslacht
(vader en vader of moeder en moeder) versus een kind die opgroeit met
twee ouders van verschillende gedrag (vader en moeder)
Jaren ’70 heftig bekritiseerd
Verschillende psychologische theorieën spreken elkaar tegen (wat
moeten we dan geloven? Wat moeten we dan als rechter beslissen?)
Onderzoek ’90-nu: Even goede ouders, kind functioneert normaal
(even goede opgroei kwaliteit, dus hoeven we ons hier niet druk om
te maken. Kortom een voorbeeld waaruit de meerwaarde van
wetenschap blijkt)
Deelgebieden psychologie:
1. Ontwikkelingspsychologie
= Bestudeert hoe en waarom gedrag en mentale processen
veranderen gedurende de levenscyclus van een mens, en wat de
gevolgen daarvan zijn.
Vb. Op welke leeftijd zouden kinderen gehoord moeten worden bij
een rechtszaak om voogdij bij een scheiding. Dit was 12 jaar, maar
zou dit ook eerder mogen? Waarom niet bij 8 jaar? Zijn ze al zo ver
om bepaalde consequenties in te zien?
Vb. Boek superkrachten voor je hoofd. Een preventief boek voor als
je kind geneigd is tot piekeren/dingen groter maakt dan ze zijn.
Vanaf welke leeftijd kun je dit doen? Bij 6 jaar namelijk al lezen?
Maar kunnen ze dit dan al wel inzien of pas vanaf 12 jaar?
In dit vak gaan we hier niet op in (namelijk in het vak inleiding in
de ontwikkelingspsychologie)!!
2. Onderwijspsychologie
= Bestudeert hoe mensen leren en hoe onderwijs het beste
vormgegeven kan worden.
Vb. Kun je het beste lesstof klassikaal uitleggen of kun je beter
kinderen in groepjes aan de slag laten gaan en dan eventuele
vragen klassikaal laten stellen?
3. Cognitieve psychologie
= Bestudeert mentale processen zoals perceptie, geheugen, leren,
denken, bewustzijn, intelligentie, etc.
Vb. Hoe maak je nou een verkeersbord dat zo snel mogelijk door
mensen geïnterpreteerd kan worden? Zoals de sanitaire borden in
coronatijd. Welke icoontjes, etc.
,4. Klinische psychologie
= Bestudeert de oorzaken, gevolgen en behandelingen van
psychische stoornissen. (Zie college 11 en 13).
Vb. Wat voor gevolgen heeft de depressiviteit van de moeder met de
opvoedstijl van het kind? Is dit iets zorgelijks? Hoe kunnen we
diegene het beste helpen? Pillen? Praattherapie? Etc.
5. Gezondheidspsychologie
= Bestudeert hoe gedrag en mentale processen de lichamelijke
gezondheid kunnen beïnvloeden, en andersom. (Zie college 8).
Vb. Wat als jouw jonge kindje leukemie krijgt? Wat doet dit met jou
als ouder, broer, zus, het kind zelf, etc.
6. Persoonlijkheidspsychologie
= Bestudeert de stabiele karaktereigenschappen van personen en
hoe die samenhangen met bijvoorbeeld psychische problemen
(zelfde: temperament). (Zie college 12).
Vb. Verschil tussen kinderen die heel outgoing/ontdekkend zijn
versus kinderen die meer verlegen zijn. Dit heeft genetische
oorzaken, maar ook wat we vanaf kleins af aan meemaken heeft
invloed hierop gehad.
7. Sociale psychologie
= Bestudeert hoe mensen elkaars gedrag en mentale processen
beïnvloeden, individueel en in groepen. (Zie college 6).
Vb. Hoe richten kleine kindjes zich op hun ouders bij het reageren op
bepaalde gebeurtenissen. Waarom gaan kinderen huilen als hun
vader dat bijvoorbeeld ook doet? Is dit genetisch bepaald?
Vb. Pestgedrag? Waarom doen mensen dit? Wat heeft dit voor
invloed?
8. Biologische- en neuropsychologie
= Bestudeert hoe het brein en processen in ons lichaam ons gedrag
en mentale processen beïnvloeden, en andersom! (Zie college 5 en
14).
Vb. Extra hormonen krijgen voor het opgang krijgen van
borstvoeding. Wat doet dit met je?
Vb. Phineas Gage; staaf door hersenen (prefrontale cortex).
Vervolgens veranderde zijn hele persoonlijkheid.
Vb. Waarom is een student vaak verkouden naar een
tentamenperiode? Stress en immuunsysteem.
, 9. Organisatiepsychologie
= Bestudeert hoe de efficiëntie, productiviteit en tevredenheid van
werknemers en werkgevers vergroot kan worden.
Vb. Hoe vergroten van de werktevredenheid van werknemers?
Vb. Hoe kun je de veiligheid bevorderen in bedrijven?
Komt in dit vak niet echt terug. Doen we namelijk niet zo veel
mee in de pedagogiek.
Er is sprake van een overlap tussen deze deelgebieden:
Onderzoekers werken vaak in meerdere velden, bijvoorbeeld:
Filmpje kinderen docent. Hoe ontwikkelt een broer en zus relatie zich
over de tijd heen? Onderzoek opzetten: broer en zus volgen over de
tijd. Bron van stress? Voorbeeld? Coach? Etc.
= Sociale psychologie meets ontwikkelingspsychologie.
Wat is het effect van chaos in het huishouden op de stressniveaus
van ouder en kind en ontwikkeling kind?
= Organisatiepsychologie, gezondheidspsychologie,
ontwikkelingspsychologie.
Hoeveel eet je als je gedachteloos of met aandacht eet, en heeft dit
invloed op glucoseniveaus?
= Cognitieve psychologie en biologische psychologie.
Heeft de relatie tussen leerkracht en leerling invloed op het
leergedrag en -prestaties van leerling? (Martin vraagt zich af of de
relatie tussen leerkracht en leerling invloed heeft op het leergedrag
en de leerprestaties van de leerling. Welke deelgebieden komen in
Martins vraag aan bod?)
= Sociale psychologie en onderwijspsychologie.
Boek geeft na elk hoofdstuk expliciet deze verbindingen tussen
gebieden weer.
Gedrag en mentaal functioneren in context van:
Cultuur
Land (voorbeeld over opgroeien bij twee vaders is geaccepteerd in
Westerse landen, maar zeker niet overal ter wereld)
Sociaal economische status (opleidingsniveau, werk, inkomen)
Geslacht
Leeftijd
Religie
, Tijdsgeest
Etc. etc. (buurt, gezin, school)
Psychologie is een wetenschap:
Maar wel een jonge wetenschap!
Wilhelm Wundt (1879) eerste psychologische
onderzoekslaboratorium bij Universiteit Leipzig.
Bestonden al wel theorieën en filosofieën maar nog geen onderzoek.
Eerste onderzoek vooral cognitief: hoe nemen wij de wereld waar?
Op welk niveau kun je een bepaald lichtpuntje onderscheiden van
een ander lichtpuntje?
Daarna meer onderzoek naar gedrag (behaviorisme en leren).
Hoe dan wetenschap?
Over mentale processen kun je niet een (simpel Scheikundig) proefje doen.
Hoe meet je dan nou die mentale processen? Hoe meet je nou dat gedrag?
Bijvoorbeeld door:
Vragenlijsten over gedrag of gedachten (bv. pijn is niet te zien)
Cortisolmetingen om stress te meten (speeksel/haar)
Computertaakjes om onbewuste gedachten te meten
fMRI om hersenactiviteit te meten
Behandelingen uitvoeren en toetsen of het werkt
Experiment uitvoeren en gedrag observeren (handig om oorzaak en
gevolg aan te kunnen tonen!)
Oefenvragen:
Vraag 1
Je bent samen met een vriendin aan het kijken naar een film, waarin de
hoofdpersoon uit het niets een verschrikkelijke moord pleegt. Na afloop
van de film praten jullie na over hoe het toch mogelijk is dat de
hoofdpersoon dit deed. Je vriendin suggereert dat de hoofdpersoon
misschien last had van onbewuste conflicten uit de kindertijd. Met de
ideeën van welke psycholoog komt haar theorie overeen?
A) Wilhelm Wundt (= de grondlegger van de cognitieve psychologie. Hij
richtte het eerste psychologische laboratorium ter wereld op, waar hij
onderzoek deed naar hoe mensen de wereld om zich heen waarnemen.)
B) Sigmund Freud
C) John Watson (= één van de grondleggers van het behaviorisme. Het
,behaviorisme bestuurt gedrag dat we direct kunnen observeren/zien.)
D) Max Wertheimer (= één van de grondleggers van de
Gestaltpsychologie. De Gestaltpsychologie bestuurt mentale processen,
het bewustzijn van personen. Het gaat ervan uit dat je om het
(lichaams)bewustzijn te kunnen bestuderen, of om menselijke ervaringen
te kunnen begrijpen, naar het geheel moet kijken, en dat je niet alleen
naar de ervaring opgedeeld in kleine stukjes kunt kijken.)
* Heel goed! Sigmund Freud is de grondlegger van de psychoanalyse, en
het idee dat probleemgedrag voortkomt uit onbewuste conflicten uit de
kindertijd past typisch binnen het psychoanalytische denken. Je leest meer
over Freud op pagina 13 van je boek. In hoofdstuk 13 (persoonlijkheid), 14
(psychische stoornissen) en 15 (behandeling van psychische stoornissen)
komt hij ook weer terug.
Vraag 2
Een onderzoekster bestudeert welke factoren beïnvloeden hoe vaak
kinderen verkouden worden. Ze wil ook weten of die factoren hetzelfde zijn
voor kinderen op de basisschool als voor kinderen op de middelbare
school. De psychologische factoren die ze onderzoekt, zijn:
1) hoe gestrest kinderen zijn tijdens het maken van proefwerken, en
2) hoe populair kinderen zijn in de klas
Welke drie deelgebieden van de psychologie worden in dit onderzoek
gecombineerd?
I. Ontwikkelingspsychologie
II. Neuropsychologie
III. Gezondheidspsychologie
IV. Klinische psychologie
V. Sociale psychologie
VI. Persoonlijkheidspsychologie
A) I, III en V
B) I, IV en VI
C) II, IV en VI
D) II, III en V
* Juist! Welke psychologische factoren invloed hebben op de lichamelijke
gezondheid (= verkouden worden) is een typische vraag voor de
gezondheidspsychologie. De ontwikkelingspsychologie wordt in dit
onderzoek betrokken omdat er wordt bekeken of deze factoren veranderen
naarmate kinderen zich verder ontwikkelen (vergelijking basisschool en
middelbare school). Tenslotte speelt ook de sociale psychologie hier een
rol; populariteit in de klas en meer in het algemeen hoe mensen
functioneren in groepen wordt bestudeerd binnen de sociale psychologie.
,Vraag 3
De psychologie is een wetenschap die het menselijke gedrag en
menselijke mentale processen bestudeert. Dit wordt vaak gedaan in
context door rekening te houden met allerlei externe factoren uit onze
omgeving die invloed kunnen hebben op ons gedrag en onze mentale
processen. Welke van onderstaande factoren is NIET zo’n contextuele,
externe factor?
A) Culturele achtergrond van mensen
B) Sociale economische positie van mensen
C) Het land waarin men woont
D) Iemands persoonlijkheid
* Klopt! Iemands persoonlijkheid is geen EXTERNE factor die zich buiten de
persoon zelf afspeelt, maar is een eigenschap van een persoon en is dus
onderdeel van de persoon zelf; een INTERNE factor.
Vraag 4
Patrick is psycholoog en doet onderzoek naar de vraag of rechtshandige
mensen vaker geheugenproblemen hebben dan linkshandige mensen.
Binnen welk deelgebied van de psychologie valt het onderzoek van
Patrick?
A) Cognitieve psychologie
B) Ontwikkelingspsychologie
C) Klinische psychologie
D) Persoonlijkheidspsychologie
* Klopt! De werking van het geheugen is iets dat typisch binnen het veld
van de cognitieve psychologie past. Je leest hier meer over op pagina 4-5
en pagina 18, en in o.a. hoofdstuk 6 en 9.
,Hoorcollege 2: Learning (5)
Deel 1: globophobia /mechanophilia…?
Globophobia is angst voor ballonnen. Dit bestaat wel, maar hebben niet
enorm veel mensen last van hoe kan dit?
Mechanophia is seksueel opgewonden raken van mechanische
voorwerpen. Waarom kan dit / hoe kunnen we dit verklaren?
(termen zijn verder niet relevant)
UR & US
Unconditioned Response (UR): niet geleerd gedrag dat volgt op een
Unconditioned Stimulus. We spreken ook wel over reflexen. Dit kan
genetisch en evolutionair worden verklaart.
Unconditioned Stimulus (US): stimulus (dingen die ons overkomen
zoals lichtjes, geluid, etc.) die een Unconditioned Response uitlokt.
Voedsel (US) -> Speeksel aanmaken (UR)
Fel licht (US) -> Ogen dichtknijpen (UR)
Habituation
Eerst een hele sterke respons, maar na meerdere herhaling stop je met de
respons ook al is de stimulus er.
Bv. klappen voor ogen waardoor je gaat knipperen (unconditioned
response). Na vijf keer stop je met knipperen.
Bv. apparaat dat geluid maakt voor vogels om ze weg te jagen. Blijf je dit
vaak genoeg doen dan treedt er habituation op en reageren de vogels er
niet meer op en blijven ze dus gewoon zitten.
, Respondent Conditioning (Pavlov)
Pavlov is een enorm exacte precieze man. Hij deed onderzoek naar
speeksel. Conclusie: Alleen de geluidsvork (fluitje) doet er dus alleen al toe
dat de hond gaat kwijlen na de respondent conditioning.
Little Albert
Experiment Watson;
Little Albert was een klein jongetje. Bij het tonen van dieren toont het
jongetje geen stressreactie, hij lijkt niet bang. Zelfs eerder nieuwsgierig.
Conditioneren: als er vervolgens een rat dichtbij Little Albert komt, laat
Watson een heel hard geluid horen door pannen tegen elkaar te klappen.
Hierdoor wordt hij bang voor het ratje.
Conclusie: angsten kun je aanleren! Hoeft niet bij geboorte aanwezig te
zijn. We kunnen Little Albert aanleren bang te zijn voor een ratje.
Bij mensen
Angsten aanleren is niet alleen negatief.
Kijken naar mooie mensen (US), want dat geeft ons een bepaalde kick in
de hersenen. Reclame mensen maken hier graag gebruik van bij de
verkoop van hun producten. Als je vaak genoeg knappe mensen koppelt
aan een auto, worden mensen dan ook opgewonden van auto’s? Ja.
Verminderen van angsten;