Week 1 – Opzet en voorbedachte raad
Opzet en voorbedachte raad
Wettelijke opzetvormen
Opzet zit, net als schuld, altijd in de subjectieve zijde van het delict. Het schuldbeginsel geeft vorm aan
hoe we een delictsomschrijving opstellen, dit schrijft voor dat een misdrijf altijd een subjectief bestanddeel
moet hebben in de delictsomschrijving. Hiermee kunnen we onderscheiden tussen de ernst van de
gedragingen. Opzettelijk handelen is ernstiger dan culpoos handelen (nalatigheid).
a. Opzettelijk: “hij die opzettelijk” – zuivere opzet. Hierbij komt het aan op zowel willen als weten.
b. Oogmerk: “met het oogmerk…” – ook wel ‘gekwalificeerd opzet’. Voorwaardelijk opzet is
onvoldoende om het oogmerk te kunnen bewijzen. Om te zorgen dat sommige gedragingen, die
niet onder het strafrecht horen te vallen, hiervan worden uitgesloten, door het oogmerk toe te
voegen, de reden waarmee de gedraging wordt gedaan. Dit is een bijzondere vorm van opzet.
c. “Wetende dat, wist, wetenschap” – hierbij staat het weten centraal, dus niet het willen. Dit is
ook een bijzondere vorm van opzet.
d. Ingeblikt – bijvoorbeeld in art. 131 Sr. (opruiing) – hierbij zit de opzet in de gedraging zelf, het
kan eigenlijk niet anders dan dat het opzettelijk is gedaan, het is dus impliciet. Een ander
voorbeeld hiervan is mishandeling. In de “handeling” wordt de opzet gereflecteerd.
Voor opzet is altijd vereist dat het gevolg is gewild.
Gradaties van opzet
De wettelijke opzetsvormen moeten worden bewezen, met de volgende gradaties:
1. Dolus directus (zuiver / vol opzet): willens en wetens handelen. De nadruk ligt hierbij op de wil,
maar ook nog steeds op het weten.
a. Bij het beoordelen van een casus altijd hiermee beginnen. Is er sprake van vol opzet? Als
hier sprake van is hoeven de andere vormen van opzet niet meer te worden uitgewerkt.
Als er geen sprake van is, doorgaan naar dolus indirectus.
2. Dolus indirectus (noodzakelijkheids- of zekerheidsbewustzijn): het gevolg is niet primair gewild,
maar wel het noodzakelijke gevolg van zijn handelen. Er was wel een wil op een ander gevolg, dit
kwam daar bij.
3. Dolus eventualis (voorwaardelijk opzet / kansopzet) – dit is de ondergrens van opzet. Volstaat
als bewijs voor opzettelijk, ‘wetende dat’ en ingeblikt opzet, en dus onvoldoende voor het
oogmerk. Voorwaardelijk opzet is het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans
a. De voorwaarden voor het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans
worden voor het eerst opgesomd in het arrest HR HIV I
,Voorwaardelijk opzet
Zoals uiteengezet in het HIV I arrest.
1. Aanmerkelijke kans vaststellen
a. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval – per risico moet er worden bepaald of
er sprake is van een aanmerkelijke kans.
i. Er moet worden gekeken naar de aard van de gedraging, en de omstandigheden
waaronder deze gedraging is verricht.
b. Niet afhankelijk van de aard van het gevolg – het doet er niet toe hoe ernstig het gevolg
is, als het gevolg ernstiger is, is de aanmerkelijke kans niet direct groter.
i. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te
achten is. Bijvoorbeeld het schieten op vitale lichaamsdelen van een ander.
ii. Het vaststellen van de aanmerkelijke kans is niet altijd eenvoudig, sommige
situaties komen heel weinig voor, en kan er niet worden gekeken naar
vergelijkbare situaties.
iii. Aanmerkelijk = reële en niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Bewust
c. Wetenschap van de aanmerkelijke kans – er moet een zekere wetenschap zijn van het
gevolg dat in het leven wordt geroepen. Totale wetenschap over het risico is niet vereist,
maar er moet wel een globaal bewustzijn aanwezig zijn. Indien hij aangeeft dit niet te
weten, kan er worden gekeken naar of we dit kunnen veronderstellen.
i. Was deze wetenschap aanwezig bij de verdachte, of;
ii. (Criteriumfiguur) Kan deze wetenschap bij hem aanwezig worden verondersteld?
Kan deze wetenschap bij hem worden geconstrueerd? Is dit iets wat elk
weldenkend mens weet? Zo ja, dan mag er worden verondersteld worden dat
deze wetenschap aanwezig was.
2. Aanvaarden
a. Enkele wetenschap is onvoldoende
b. De aanvaarding moet worden vastgesteld op basis van oa;
i. Verklaringen van de verdachte – uit een verklaring kan worden afgeleid dat de
verdachte de aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Als een verdachte niets
verklaart kan er verder worden gekeken.
ii. Getuigenverklaringen – heeft de verdachte iets gezegd? Kan hieruit (of andere
dingen) worden afgeleid wat de verdachte op het moment heeft gedacht?
iii. Feitelijke omstandigheden van het geval
1. Aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is
verricht – bepaalde gedragingen zijn naar hun uiterlijke
verschijningsvorm zo duidelijk gericht op het intreden van het gevolg, dat
het niet anders kan dat de aanmerkelijke kans ook bewust is aanvaard,
behoudens eventuele contra-indicaties (HR Porsche)
De Hoge Raad zegt dat de enkele wetenschap van de aanmerkelijke kans niet voldoende is voor de
voorwaardelijke opzet. Het verschil tussen opzet en schuld is in de wil gelegen. De wil zit in het
aanvaarden van deze aanmerkelijke kans. Dit aanvaarden is nodig om het onderscheid tussen opzet en
bewuste schuld te maken.
, Voorbedachte rade (plaatsbepaling)
1. Geen gradatie van opzet
a. Voorbedachte raad is een strafverzwarende omstandigheid van een minder zwaar
gronddelict. Een voorbeeld hierbij is moord / doodslag. Indien de doodslag met opzet en
voorbedachte raad is gepleegd, spreken we van moord. De maximumstraf voor moord is
ook hoger dan de maximumstraf voor doodslag.
2. Ontwikkeling van voorbedachte raad
a. 1886: een tijdstip van kalm overleg, van bedaard nadenken, het tegenovergestelde van
een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Deze definitie zien we altijd terug in de
jurisprudentie.
i. De voorbedachte raad zegt iets over de kwaliteit van de opzet, en niet over
‘bijzondere’ of ‘slechte’ motieven. Het hebben van kwade motieven betekent nog
niet meteen dat er ook voorbedachte raad aanwezig is.
ii. Voorbedachte raad kan ook samengaan met voorwaardelijke opzet, het is
dus niet beperkt tot bepaalde gradaties van opzet, zoals zuiver opzet.
b. Rond 2012 was er een kantelpunt: eerst veel strenger, daarna schoof het meer naar de
vraag of er gelegenheid was tot nadenken. Er ontstond een hele ruime invulling van de
voorbedachte raad, hierdoor werd het strafverzwarende element van moord minder
evident. Het nadenken zou zelfs tijdens het plegen van de handelingen nog kunnen.
c. Na 2012 heeft de Hoge Raad het Arrest Voorbedachte Raad II gewezen, met daarin een
strengere toelichting van de voorbedachte raad – zie uitwerking arrest andere document.
De verdachte moet zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of genomen
besluit, en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Er moet altijd worden
vastgesteld of er überhaupt tijd was, en of hij dus in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling handelde.
Belangrijke contra-indicaties zijn onder andere;
a. De omstandigheid dat wordt gehandeld in hevige drift
b. Slechts sprake van een hele korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering
c. Gelegenheid tot beraad is pas voor het eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaan – dit is
ook weer afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De rechter mag altijd extra gewicht toekennen aan contra-indicaties.