Psychodiagnostiek
Paars = echt de kern (moet je kennen)
Geel = namen van personen
Blauw= semi-belangrijk
HOORCOLLEGE 1
Psychodiagnostiek = in diagnostiek gaat het over een systematische en
wetenschappelijke onderbouwede manier om na te gaan wat de beste oplossing
zou kunnen zijn voor deze specifieke situatie van de client.
Twee leerdoelen:
1. Psychologisch handelen als praktijkwetenschapper over systematische,
onderbouwde diagnostische oordeels- en besluitvorming
2. Communicatie en professionaliteit in het aangaan van een
hulpverleningsrelatie over gespreksvoering en behandelrelaties in de
diagnostische context
Psychologische gespreksvoering
Basishouding
Gebaseerd op de cliëntgerichte benadering van Carl Rogers
Basisprincipe = zelfactualisering iedereen snakt naar zelfactualisering (ware
waarde realiseren)
Bepaalde condities zijn nodig om dit te realiseren hier zorgt therapeut voor,
voor deze condities zodat client kan zelfactualiseren
Therapeutische relatie schept condities die mogelijk maken dat C (client)
sterkten, moeilijkheden, oplossingen kan exploreren
HV (hulpverlener) faciliteert & C (client) helpen zichzelf te helpen –
waarom?
Valkuil: “Ik moet iets doen syndroom” dat wil zeggen niet meteen advies
geven en met een oplossing komen, want dit advies hebfben ze vaak al
lang gehoord van famillie of vrienden. Dus niet te snel willen ingrijpen,
onmiddellijke verandering is vaak niet meteen nodig.
wel: exploratie + relatie investeer vooral in een goede klachtanalyse en
goede relatie
Dit doe je door:
3 essentiële condities voor groei:
,1) Onvoorwaardelijke positieve waardering
2) Echtheid
3) Empathie
1. Onvoorwaardelijke positieve waardering
a. Cliënt appreciëren als een persoon met waarde en waardigheid
b. Hoe tonen?
i. Betrokkenheid tonen t.a.v. cliënt
1. Op tijd zijn op afspraak, tijd vrijmaken voor cliënt,
privacy voor cliënt reserveren, vertrouwen respecteren
2. Barrières – gebrek aan tijd – gebrek aan
zorg/bezorgdheid (bv. annuleren v afspraken)
ii. Inspanning doen om cliënt te begrijpen
1. Empathie, vragen te stellen, interesse tonen – bv.:
postnatale depressie & opname
2. Actief luisteren is belangrijk medium: Parafraseren en
Reflecteren
iii. Onvoorwaardelijke aanvaarding
1. Attitude HV om gedachten/gevoelens cliënt niet af te
keuren
2. NIET onvoorwaardelijk goedkeuren, WEL gezichtspunt
(intenties) van cliënt ernstig nemen –Bv.:
overbeschermende ouder
3. Ga uit van de goede wil van de cliënt
4. HV moet (covert) gedachten/gevoelens rond cliënt bij
zichzelf nagaan
Voorbeeld aanvaarding:
C: “ik zeg wat er in me
opkomt, wanneer ik dat wil.
Als anderen dat niet prettig
vinden, is dat hun probleem”
HV niet: hoe kun je
verwachten dat andere
mensen met je opschieten als
je er zon egocentrische
filosofie op nahoud
HV wel: jezelf zijn is een
prioriteit voor jou en daar
hoort bij dat je geen blad
iv. Warmte uitdrukken en voor de mond houd
nabijheid
1. Reduceert onpersoonlijk karakter
2. Reflecteren op gedachte, gevoel, gedrag van (1)
hulpverlener of (2) cliënt, of (3) de relatie –
a. HV: “Blij u te zien; sorry, ik kan niet goed volgen,
laat we het nog eens overlopen, …”
, b. C: “Je lijkt zenuwachtig en wat onwennig om
rond dit onderwerp te praten; Je lacht nu, je
moet er heel blij om zijn”
c. Relatie: “Ik ben blij dat je dat met mij kan delen,
ik heb het gevoel dat we ergens geraken
vandaag”
3. Nabijheid bruikbaar bij overdracht en tegenoverdracht
– Beschrijven wat er in de situatie afspeelt
Voorbeeld beschrijven wat er in de sessie afspeelt
Twijfel bij cliënt “…het voelt aan alsof je je woorden wikt en weegt”
Vijandigheid, irritatie, boosheid “...ik voel me behoorlijk geïrriteerd
omdat je niet op de afspraak verschijnt”
Aantrekking “…het is goed dat je me mag, maar ik vraag me af of het
ons nu niet tegenhoudt de dingen te vertellen zoals ze zijn”
Vastzitten, gebrek aan richting “…op dit moment heb ik de indruk dat
we vastzitten”
Spanning “…ik ben er me van bewust dat we nu beiden met een
vervelend gevoel zitten”
2. Echtheid
a. = HV is zichzelf zonder een rol te spelen
b. Refereert naar mens zijn en samenwerken met cliënt vs. training om
professioneel te zijn
c. Maakt emotionele afstand t.a.v. C kleiner
d. Belangrijke facetten:
i. Rolgedrag: geen klemtoon op jouw rol, autoriteit en status
ii. Congruentie: Woorden, gedrag en gevoelens van HV zijn
consistent
1. Inhoud vs. betrekkingsniveau: Wantrouwen bij C bij
detectie van incongruentie bv. negatief gevoel/ergernis
niet uiten, maar wel afstandelijk reageren
2. Erkennen van negatieve/positieve gevoelens in sessie
iii. Spontaneïteit
1. Niet elke gedachte die bij je opkomt ongecontroleerd
verwoorden
2. Wel: op natuurlijke wijze uitdrukken & toch tactvol
omgaan met cliënt
iv. Openheid en zelfonthulling
1. Vaardigheid om open te zijn over zelf t.a.v. C
(verbaal/non-verbaal)
2. Waar begin en einde? Regels?
3. Capaciteit cliënt om iets uit zelfonthulling te halen (!
Welzijn C) –Bv.: Perceptie op probleem en gedrag bij
cliënt veranderen
, 4. Parallel aan gevoelens C (qua inhoud & intensiteit) –Bv.:
“Ik voel ook niet alleen positieve gevoelens t.a.v. mijn
kinderen”, “ik heb het vaak ook moeilijk met
beslissingen nemen zonder advies van anderen”
5. Moderaat niveau: Niet te veel (indiscreet, teveel met
zelf bezig) of weinig (afstand)
3. Empathie
a. Mogelijkheid om iemand te begrijpen vanuit zijn/haar
belevingswereld & laten merken dat je begrijpt wat er in hem/haar
omgaat
b. Sta je open voor de C? Eigen kwetsbaarheden/persoonlijkheid,
voorkeuren en omstandigheden. Bv. persoonlijke problemen,
stress, …
c. Hoe verbaal en non-verbaal communiceren?
d. Belangrijke en noodzakelijke facetten:
i. Intrapersoonlijke beleving door HV
ii. Communicatie door HV
iii. Receptie door cliënt
e. Monitor reactie van C op jouw empathische toenaderingen + stem
jouw reacties af op proces cliënt. Bv.: moeite met verbinding
Algemene klinische vaardigheden
A. Niet-selectieve luistervaardigheden
B. Selectieve luistervaardigheden
C. Regulerende vaardigheden
D. Nuancerende vaardighede
Niet selectieve luistervaardigheden