Een uitgebreide samenvatting van CE3, hoofdstukken 9 tot en met 16, waarin alle belangrijke begrippen, modellen en theorieën zijn uitgelegd, met voorbeelden per hoofdstuk. Dankzij deze gedetailleerde samenvatting heb ik de toets gemakkelijk gehaald met een score van 8,5.
Hoofdstuk 9
In dit hoofdstuk staat de eerste P van de marketingmix centraal: het product en het
bijbehorende product beleid.
Product: Alles wat onder de aandacht van de markt kan worden gebracht of aangeboden
voor aankoop, gebruik of verbruik en wat voorziet in een behoefte of een wens; dit kunnen
zowel materiële objecten zijn als diensten, personen, plaatsen, organisaties en ideeën.
Diensten: Activiteiten, benefits of vormen van behoeftebevrediging die te koop worden
aangeboden, ontastbaar zijn en waarvan de consument geen eigenaar kan worden.
Marketeers moeten het product op drie niveaus bezien. Elk niveau voegt meer waarde
voor de klant toe:
- Kernproduct: Het antwoord op de vraag: ‘wat koopt de afnemer in feite’. De
oplossing of een verzameling kern benefits die de klant verwerft wanneer hij het
product aankoopt.
- Tastbaar product: De componenten van het product die fysiek waarneembaar zijn.
De onderdelen, het kwaliteitsniveau, de functies, de stijl, de merknaam, de
verpakking en andere kenmerken die tezamen de benefits van het kernproduct
leveren. De Iphone is bijvoorbeeld een tastbaar product, een perfecte combinatie van
naam, onderdelen, stijl, functies en verpakking.
- Uitgebreid product: De toegevoegde eigenschappen zoals extra dienstverlening,
en benefits, die rond het kernproduct en het tastbare product worden gecreëerd.
Consumenten product: product dat door de finale afnemers (eindconsumenten) voor
persoonlijk gebruikt wordt gekocht.
Convenience product: Een product waar de consument geen inspanning wilt leveren bij
het aankopen. Vaak een routine aankoop waar de consument geen tijd wilt besteden aan het
vergelijken met andere producten. Bijvoorbeeld Douwe Egberts koffie.
Industriële producten: Producten die worden gekocht door personen of organisaties voor
verdere verwerking of gebruik in een bedrijf of instelling.
Organisatie Marketing: Marketingactiviteiten die worden ondernomen om de houding en
het gedrag van een doelgroep ten opzichte van een organisatie te creëren, in stand te
houden of te veranderen.
Personen marketing: Marketingactiviteiten die worden ondernomen om de houding en het
gedrag van doel consumenten ten opzichte van bepaalde personen te creëren, in stand te
houden of te veranderen. Door een bekende persoonlijkheid te creëren of zich ermee te
associëren bereiken deze organisaties beter hun doel.
Maatschappelijke marketing: marketingactiviteiten om het gedrag van mensen te
beïnvloeden voor hun eigen bestwil of in het belang van de samenleving. Voorbeelden
hiervan zijn volksgezondheids campagnes om het roken terug te dringen of de natuur te
beschermen.
,Total quality management (TQM): Beleid dat is gericht op voortdurende verbetering van
algemene bedrijfsprestaties, en dat zich focust op het voldoen aan klanteisen en de
bedrijfsstrategie.
Product Ondersteunende diensten: Dienstverlening met betrekking tot een bepaald
product waarbij de nadruk ligt op de voor- en nazorg, inclusief controle, onderhoud en
reparatie.
Assortiment: Het totaal van productgroepen en producten dat een bedrijf aan de klant
aanbiedt, ook wel productmix genoemd. Het assortiment heeft een bepaalde breedte, lengte,
diepte en consistentie.
Vijf kenmerken van diensten:
- Ontbreken van eigendom: diensten gaan niet in eigendom over op de koper of de
gebruiker.
- Onscheidbaarheid: Diensten kunnen niet worden gescheiden van de dienstverlener.
- Vergankelijkheid: Diensten kunnen niet voor later gebruik of latere verkoop worden
opgeslagen
- Ontastbaarheid: Diensten kunnen niet worden gezien, geproefd of vastgepakt
voordat zij worden gekocht.
- Heterogeniteit of variabiliteit: Kwaliteit van de dienst is afhankelijk van degene die
hem verleent en van wanneer, waar en hoe.
Drie extra P’s: People, physical environment en process.
Interne marketing: Het marketingbeleid van een dienstverlenend bedrijf om het
dienstverlenend personeel en ondersteunende medewerkers op te leiden en te motiveren,
zodat zij samenwerken als een team om de klant tevreden te stellen.
Merkwaarde (brand equity): De strategische en financiële waarde die een merk kan
hebben voor de aanbieder.
Merk Waardebeoordeling (brand valuation): Het proces waarin een bedrijf de totale
financiële waarde van een merk probeert te schatten.
Evidence management: het presenteren van informatie die duidelijk maakt welke voordelen
het bedrijf biedt.
Breedte: met breedte bedoelen we het aantal verschillende productlijnen dat het bedrijf
voert.
Neerwaarts uittrekken: het aanbieden van goedkopere producten.
Consistent: consistentie geeft aan hoe nauw verwant de diverse productlijnen zijn.
Hoofdstuk 10
, Het proces van de ontwikkeling van nieuwe producten:
1. Strategie voor nieuwe producten
2. Ideeën generen
3. ideeën screenen
4. Het concept ontwikkelen en testen
5. Marketingstrategie Ontwikkeling
6. Bedrijfseconomische analyse
7. Productontwikkeling
8. Testmarketing
9. Commercialisering
Klantgerichte ontwikkeling van nieuwe producten: Ontwikkeling van nieuwe producten
die erop gericht is nieuwe manieren te zoeken om klantproblemen op te lossen en
bevredigender klantervaringen te creëren.
Stijl: een elementaire, kenmerkende vorm van expressie.
Mode: Een geaccepteerde of populaire stijl op een bepaald terrein op een bepaald moment.
Rage: Een korte periode van ongebruikelijke hoge omzet door het enthousiasme van de
consument en directe populariteit van het product of merk.
Hoofdstuk 11
Prijs: De ruilwaarde van een goed of dienst uitgedrukt in een rekeneenheid (meestal geld).
De prijs kan worden beschouwd als opbrengst drager en als element in de marketingmix.
Waardepropositie: Het geheel van de benefits van het aanbod.
Waardeperceptie: De waarde die de consument hecht aan de benefits van het product.
Variabele kosten: Kosten die rechtstreeks met het productieniveau op en neer gaan.
Vaste kosten: Kosten die bij een bepaalde capaciteit niet fluctueren met de productie of de
omzet.
Totale kosten: De som van de vaste en variabele kosten voor een bepaald productieniveau.
Ervaringscurve (leercurve): Lijn die de daling van de gemiddelde productiekosten per
eenheid weergeeft. naarmate een bedrijf meer productie-ervaring opdoet. Er treden leer- of
ervaringsvoordelen op.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veenstrajelter1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,92. Je zit daarna nergens aan vast.