Ontwikkelingspsychologie
Hoorcolleges Samenvatting
Docent: Gerrit Breeuwsma
Academiejaar 2024/2025
Rijksuniversiteit Groningen
,College 1 Week 1: Inleiding in de Ontwikkelingspsychologie en
Tentameninformatie
Tentamen
• Boek: Experience Human Development (15e of 14e druk).
• Tentamenmateriaal: PowerPoints, collegestof, filmmateriaal.
• Vragen: Mogelijk tijdens het college of in de pauze.
• Opzet: Thematische behandeling van week 1 tot en met week 7, waarin de
verschillende hoofdstukken en theorieën worden behandeld.
Doelstellingen van de cursus
• Inleiding in de ontwikkelingspsychologie: De cursus biedt een overzicht van de
basisconcepten en theorieën binnen de ontwikkelingspsychologie en de herkomst van
deze stromingen.
• Veranderingsprocessen: Inzicht verkrijgen in de fysieke, cognitieve en
psychosociale ontwikkeling van mensen, en hoe deze samenhangen binnen de
levensloop.
• Complex proces van ontwikkeling: Ontwikkeling is een voortdurend proces van
verandering. Zoals Heraclitus stelde: "There is nothing permanent, except change."
Dit idee wordt ondersteund door Willem de Kooning: "Om dezelfde te blijven, moet
ik voortdurend veranderen."
De levensloop als sociale constructie
• De levensloop is het product van een specifieke cultuur en samenleving. Denk
bijvoorbeeld aan hoe het concept van kindertijd of adolescentie varieert tussen
culturen.
• Elke fase van de levensloop, zoals kindertijd, adolescentie en volwassenheid, is
verbonden met cultuurspecifieke verwachtingen, beperkingen, rechten en plichten.
• Ontwikkelingspsychologie onderzoekt hoe deze contexten veranderingen beïnvloeden
en hoe deze zich voltrekken door biologische invloeden (nature) en
omgevingsinvloeden (nurture).
Contexten van ontwikkeling
• Gezin: Het gezin, in verschillende vormen zoals het kerngezin (nuclear family),
uitgebreide familie (extended family), en samengestelde gezinnen (blended family),
speelt een cruciale rol in de ontwikkeling.
• Socioeconomische status (SES): SES, gebaseerd op inkomen, opleiding en beroep,
beïnvloedt de ontwikkelingsmogelijkheden en het welzijn van individuen.
• Cultuur en etniciteit: Deze factoren spelen een rol bij het bepalen van de normen en
verwachtingen gedurende de levensloop.
• Historische context: Ontwikkeling wordt ook beïnvloed door de historische tijd
waarin iemand leeft, wat de manier kan beïnvloeden waarop mensen hun leven
structureren.
De menselijke ontwikkeling en domeinen
, • Ontwikkelingspsychologie richt zich op het in kaart brengen van de veranderingen
die plaatsvinden in de levensloop, evenals de mechanismen die deze veranderingen
sturen.
• De menselijke ontwikkeling wordt onderverdeeld in drie domeinen:
o Fysieke ontwikkeling: Motoriek, breinontwikkeling en lichamelijke
veranderingen.
o Cognitieve ontwikkeling: Ontwikkeling van denken, probleemoplossing en
taal.
o Psychosociale ontwikkeling: Ontwikkeling van persoonlijkheid en interactie
met anderen.
• Deze domeinen worden bestudeerd om ontwikkeling te beschrijven (wat er gebeurt),
te verklaren (waarom het gebeurt), te voorspellen (wat de uitkomst zal zijn) en te
interveniëren (hoe de ontwikkeling kan worden beïnvloed).
Oorzaken van ontwikkeling
• Nature en nurture: Ontwikkeling is het resultaat van een complex samenspel tussen
biologische factoren (nature) en omgevingsfactoren (nurture). Biologische invloeden
omvatten genetica en erfelijkheid, terwijl omgevingsinvloeden te maken hebben met
opvoeding, cultuur en SES.
Timing van invloeden en kritische perioden
• Imprinting (inprenting) werd onderzocht door Konrad Lorenz. Hij toonde aan dat er
een kritische periode is waarin jonge dieren leren wie hun ouderfiguur is. Dit is een
voorbeeld van een kritische periode, een specifieke tijd waarin een gebeurtenis een
essentieel effect heeft op de ontwikkeling.
• Sensitieve periode: Dit is een periode waarin de gevoeligheid voor bepaalde
ervaringen groter is. Dit betekent dat de invloed van ervaringen tijdens deze tijd
cruciaal kan zijn voor een gezonde ontwikkeling.
Domeinen van ontwikkeling en benaderingen
• Ontwikkelingspsychologen onderzoeken:
o Fysieke ontwikkeling: Groei en veranderingen in het lichaam, zoals motoriek
en hersenontwikkeling.
o Cognitieve ontwikkeling: Veranderingen in denkvermogen, geheugen en
taalvaardigheid.
o Psychosociale ontwikkeling: Ontwikkeling van persoonlijkheid, emoties en
sociale relaties.
Algemene ontwikkeling vs. individuele verschillen
• De ontwikkelingspsychologie richt zich niet alleen op de algemene patronen in de
ontwikkeling, maar ook op de individuele verschillen. De nadruk ligt op hoe
algemene trends (bijvoorbeeld in motorische ontwikkeling) kunnen variëren
afhankelijk van genetische of omgevingsinvloeden.
, • Er wordt een verschuiving gezien van kinderpsychologie naar
levenslooppsychologie, waarbij niet alleen de kindertijd maar de gehele levensloop
wordt bestudeerd.
Stapsgewijze en geleidelijke ontwikkeling
• Stapsgewijs: Ontwikkeling kan worden gezien als een proces dat in fasen verloopt
(kwalitatieve verandering), zoals beschreven in stadia.
• Geleidelijk: Ontwikkeling kan ook vloeiend en continu zijn, zoals bij kwantitatieve
veranderingen in groei en vaardigheden.
,College 2 Week 1: Invloedenmodel van de Ontwikkeling
• Normatieve en niet-normatieve invloeden op ontwikkeling:
o Normatief betekent dat ze voor iedereen gelden.
§ Leeftijdsgebonden normatieve invloeden: Bijvoorbeeld de
ontwikkeling van taal en motoriek, die voor kinderen volgens een vast
patroon plaatsvinden.
§ Historische normatieve invloeden: Invloeden uit de geschiedenis die
doorwerken op iemands leven, zoals het al dan niet volgen van
onderwijs bij de invoering van de leerplicht. Zelfs gebeurtenissen zoals
COVID-19 hebben invloed; de lockdown zorgde bijvoorbeeld voor
sociale gevolgen.
§ Klassieke kinderpsychologie besteedt hier minder aandacht aan, omdat
kinderen minder onderhevig worden geacht aan historische invloeden.
o Niet-normatieve invloeden: Gebeurtenissen die specifiek voor een individu
plaatsvinden en invloed hebben op de levensloop. Bijvoorbeeld, iemand die
zich volledig richt op sport of iemand die door een ongeval motorische
problemen krijgt; dit kan de levensloop drastisch veranderen.
Baltes' Levensloopbenadering
• Ontwikkeling:
o Woordenschat blijft zich ontwikkelen tot in de volwassenheid. Ontwikkeling
is multidimensioneel en multidirectioneel; het kan meerdere richtingen
opgaan. Later in de ontwikkeling zijn we meer afhankelijk van culturele
hulpmiddelen, zoals een bril of contactlenzen. Dit zijn hulpmiddelen om ons
functioneren op peil te houden.
o Voor kinderen zorgen betere fietsen ervoor dat ze sneller leren fietsen. We
maken gedurende de levensloop gebruik van steeds veranderende bronnen die
invloed hebben op de ontwikkeling.
o Plasticiteit: De hersenen zijn flexibel. Op jonge leeftijd zijn ze plastischer,
waardoor nieuwe dingen makkelijker geleerd worden. Dit vermogen neemt af
met de leeftijd, hoewel volwassenen meer discipline kunnen hebben. Bij
kinderen is de plasticiteit hoog, wat helpt bij herstel na hersenletsel.
Ontwikkeling in Theorie en Onderzoek
• Een theorie over ontwikkeling is een set van logisch gerelateerde concepten en
uitspraken die samenhangen en dienen als basis voor onderzoek.
Voorvaders van het Ontwikkelingsdenken
• John Locke:
o Kinderen worden als een onbeschreven blad geboren. Ontwikkeling vindt
plaats onder invloed van de omgeving die het gedrag van een kind vormt.
• Jean-Jacques Rousseau:
o Kinderen worden als goede mensen geboren en moeten in hun eigen tempo
kunnen ontwikkelen. Opvoeders moeten deze natuurlijke ontwikkeling volgen
, en niet forceren. Rousseau zag kinderen als het beginpunt van
maatschappelijke verandering.
Basismodellen van Ontwikkeling
• Mechanistisch vs. organismisch model:
o Mechanistisch: Ontwikkeling moet ondersteund worden.
o Organismisch: Ontwikkeling volgt een natuurlijk proces en moet niet
geforceerd worden (zoals Rousseau stelt).
• Continue vs. discontinue ontwikkeling:
o Continue ontwikkeling: Capaciteiten ontwikkelen geleidelijk (zoals Locke
beschrijft).
o Discontinue ontwikkeling: Elke stap is kwalitatief anders (zoals bij
Rousseau).
• Kwantitatieve en kwalitatieve verandering:
o Kwantitatieve verandering: Toename van kennis of vaardigheden, zoals de
groei van de woordenschat (Locke).
o Kwalitatieve verandering: Niet de hoeveelheid kennis, maar wat we met die
kennis doen (Rousseau).
Theoretische Perspectieven
• Sigmund Freud:
o Introduceerde de psychoanalyse en de invloed van emoties.
o Legde de nadruk op de vroege kindertijd en psychoseksuele ontwikkeling.
Volgens Freud ontstaan fobieën en ideeën in de volwassenheid uit ervaringen
in de kindertijd. Hij introduceerde termen zoals het Oedipuscomplex en
benadrukte het belang van onbewuste processen.
• Erik Erikson:
o Richtte zich op de psychosociale ontwikkeling gedurende de levensloop, in
tegenstelling tot Freud die de nadruk legde op kindertijd en seksualiteit.
o Erikson introduceerde verschillen met Freud:
§ Seksueel vs. sociaal
§ Es/Id (Freud) vs. Ich/Ego (Erikson)
§ Kindertijd vs. levenslange ontwikkeling
Andere Theoretische Perspectieven
• Leertheorie (Pavlov) en klassieke conditionering.
• Behaviorisme (John Watson) en het experiment met Little Albert om klassieke
conditionering te demonstreren.
• Operante conditionering (Skinner): Complex gedrag aanleren door middel van
shaping. Voorbeelden zijn de Skinner Box en de Air Crib, een uitvinding om baby’s
in een gecontroleerde omgeving op te voeden.
• Sociale leertheorie (Albert Bandura):
o Introduceerde de black box: zowel de omgeving als de persoon beïnvloeden
elkaar. Kinderen leren niet alleen door stimuli, maar ook door imitatie van
modellen (zoals het experiment met de Bobo-doll).
• Jean Piaget's theorie van cognitieve ontwikkeling:
o Introduceerde stadia, zoals het sensomotorische en preoperationele stadium.
,• Information-processing benadering:
o Tegenhanger van Piaget en richt zich op de basisprocessen bij zowel kinderen
als volwassenen.
• Lev Vygotsky's socioculturele theorie:
o Zone van de naaste ontwikkeling: Het verschil tussen wat een kind kan met
en zonder hulp.
o Scaffolding: Tijdelijke ondersteuning om kinderen te helpen een vaardigheid
onder de knie te krijgen.
• Contextueel perspectief van Bronfenbrenner:
o Richt zich op de invloed van verschillende contexten op de ontwikkeling.
, College 3 Week 2: Prenatale Ontwikkeling en Invloeden
Vorige week
• Baltes' invloedenmodel:
o Het in kaart brengen van de verschillende facetten van de levensloop en
aandacht schenken aan normatieve en niet-normatieve invloeden
(persoonsgebonden).
• Basismodellen van ontwikkeling (Locke vs. Rousseau):
o Mechanistisch (Locke) vs. organismisch (Rousseau).
• Theoretische perspectieven op ontwikkeling:
o Waarom, hoe en met welke theorie is iets onderzocht? Bijvoorbeeld, de
benadering van evolutionaire psychologie kijkt naar welke stimuli
verantwoordelijk zijn voor bepaald gedrag.
• Klassieke conditionering vs. operante conditionering:
o Klassieke onderzoeksmethoden uit de ontwikkelingspsychologie, zoals cases
en longitudinaal gecombineerd onderzoek (bijvoorbeeld de Lifelines
BioBank), worden gebruikt om lange termijn veranderingen te bestuderen.
Echter, longitudinaal onderzoek is vaak moeilijk uit te voeren vanwege de
lange tijdspanne.
Het Beginpunt van Ontwikkeling
• Waar begint de ontwikkeling?
o Locke stelde dat kinderen als een onbeschreven blad worden geboren, maar
dit verklaart niet de snelle ontwikkeling in de vroege kindertijd.
o Hoe ziet de vroegste ontwikkeling eruit, en hoe mogen we ingrijpen?
§ Ontwikkeling beïnvloeden betekent deze veranderen. Maar wie bepaalt
wat een goede ontwikkeling is en hoe deze gestuurd moet worden?
Ontwikkeling is het resultaat van een complexe interactie van vele
factoren.
Prenatale Ontwikkeling
• Stadia in de prenatale ontwikkeling:
o Germinaal stadium (0-2 weken): Bevruchting en innesteling in de
baarmoederwand. Vrouwen ervaren weinig symptomen, en veel embryo’s
overleven dit stadium niet.
o Embryonaal stadium (2-8 weken): Snelle ontwikkeling van het lichaam. Er
vindt een enorme celdeling plaats, waarbij het aantal cellen snel toeneemt.
o Foetaal stadium (vanaf 8 weken): Verdere ontwikkeling en groei van de
foetus.
• Teratogene invloeden:
o Teratogenen zijn schadelijke invloeden van buitenaf die een monsterlijke
misvorming kunnen veroorzaken bij de baby. Risicofactoren zijn onder
andere:
§ Voeding en gewicht van de moeder
§ Ondervoeding
§ Zwaar fysiek werk
§ Alcohol- en drugsgebruik