D1: Vraag en Aanbod
1.1 Betalingsbereidheid als de maximale prijs die een vrager bereid is te betalen voor
één eenheid van een goed + 1.2 De individuele vraaglijn die het verband weergeeft
tussen de gevraagde hoeveelheid van één vrager bij uiteenlopende prijzen.
Negatief verband tussen prijs en vraag. Kruising prijs as = maximale betalingsbereidheid en
kruising gevraagde hoeveelheid as = maximale vraag.
Betalingsbereidheid = prijs die de consument maximaal bereid is te betalen voor een product
1.3 Het verband tussen de individuele vraaglijn en de collectieve vraaglijn.
Als de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid.
Individuele vraaglijn = verband tussen prijs van product en gevraagde hoeveelheid naar dat
product voor 1 persoon.
Collectieve vraagfunctie = wanneer vraagfunctie van alle kopers van hetzelfde product wordt
behandeld.
1.4a Het verband tussen betalingsbereidheid van alle vragers en het verloop van de
collectieve vraaglijn. + 1.4b Verschuiving van collectieve vraaglijn als gevolg van
verandering van inkomen, behoeften, prijzen van andere goederen en aantal vragers.
Meer vraag bij iedere prijs → collectieve vraaglijn evenwijdig naar rechts & minder vraag bij
iedere prijs → collectieve vraaglijn evenwijdig naar links aan de oude.
Verschuivingen van de vraaglijn veroorzaakt door:
- Verandering van de behoeften van de vragers
- Verandering van het budget (inkomen) van de vragers
- Prijsverandering van substitutie- en complementaire goederen
- Verandering in het aantal vragers
Verschuiving op of langs de vraaglijn:
- Verandering van de prijs van het product
1.5 Prijselasticiteit (alleen segmentelasticiteit) als een maat voor de relatieve
verandering van de gevraagde hoeveelheid als gevolg van relatieve prijsverandering.
Prijselasticiteit (Ev) van -1,5 betekent prijs 10% omhoog dan vraag 15% omlaag.
Prijsverandering van vraag = de relatieve verandering van de vraag naar een product door
een prijsverandering van het product. Ev = %△Q : %△P.
Substitutie-effect = bij prijsdaling worden producten vervangen door goedkopere producten.
Inkomenseffect = bij prijsdaling van product stijgt de koopkracht.
De mate waarin vraag reageert op de prijs, hangt af van:
- Zijn het primaire goederen of luxe goederen
- De aanwezigheid van substituten
- Deel van inkomen dat een product wordt besteed
- Tijdshorizon: kun je op korte termijn reageren op een prijsverandering
1.6 Het onderscheid tussen een prijselastische- en een prijsinelastische vraag.
Inelastisch = Ev 0 tot –1 (primaire goederen), vraag reageert zwak op prijsveranderingen
Elastisch = Ev lager dan –1 (luxe goederen), vraag reageert sterk op prijsveranderingen
Volkomen inelastisch = (verslavende middelen, medicin), reageert niet op prijsveranderingen
,1.7 Inkomenselasticiteit (alleen segmentelasticiteit) als maat voor relatieve
verandering van gevraagde hoeveelheid als gevolg relatieve inkomensverandering.
Inkomenselasticiteit van de vraag Ey = geeft de relatieve verandering van de vraag naar een
product weer door inkomensveranderingen. Ey = %△Q : %△Y.
1.8 Het onderscheid tussen inferieure, normale en luxe goederen, in relatie met de
waarde van de inkomenselasticiteit.
Primaire goederen = Ey tussen 0 en 1, positief verband, je koopt niet meer brood bij hoger Y.
Luxe goederen = Ey groter dan 1, positief verband, drempelinkomen voor iPad/ dure auto.
Inferieure goederen = Ey kleiner dan 0, negatief verband, van B naar A-merk bij hoger Y.
1.9 Substitueerbaarheid en complementariteit van goederen, in relatie tot de vraag
naar een (ander) goed; kruislingse elasticiteit.
Kruislingse prijselasticiteit Ek = relatieve verandering van de vraag naar een product door
prijsverandering van ander product. Ek product A = %△Qa : %△Pb ten opzichte van B.
Substitutiegoederen = Ek > 0, concurrentie, consumptie van een gaat ten koste van ander
Complementaire goederen = Ek < 0, goederen vullen elkaar aan (benzine en auto)
1.10 De individuele aanbodlijn die het verband weergeeft tussen de aangeboden
hoeveelheid van één aanbieder bij uiteenlopende prijzen. + 1.11 Het verband tussen de
individuele aanbodlijn en de collectieve aanbodlijn.
Individuele aanbodfunctie = betrekking tot één aanbieder.
Collectieve aanbodfunctie = beslaat alle aanbieders van een product.
Leveringsbereidheid = prijs die producent minimaal wil ontvangen.
1.12 De verschuiving van de collectieve aanbodlijn als gevolg van een verandering van
de prijzen van productiefactoren, technische ontwikkeling en aantal aanbieders. + 1.13
Verschuiving van de collectieve aanbodlijn als gevolg van heffingen of subsidies.
Verschuiving op of langs aanbodlijn als de prijs van het product verandert. Aanbod omhoog
bij dezelfde prijs → aanbodlijn verschuift naar rechts.
Verschuivingen van de aanbodlijn door:
- Verandering in het aantal aanbieders (als omhoog, lijn naar rechts)
- Verandering kostprijs per product (als omhoog, lijn naar links)
- Ingrijpen overheid (accijns/ heffingen, lijn naar links; subsidies, lijn naar rechts), we
bekijken dit ceteris paribus = we bekijken de invloed van één grootheid
- Technologische verbeteringen
- Door scholing → arbeidsproductiviteit stijgt → kosten per product omlaag
1.14 De samenhang tussen prijs, afzet en totale opbrengst (omzet).
Totale opbrengst (TO) = prijs (p) x afzet (Q). Gemiddelde opbrengst (GO) = TO : afzet
(Q). → GO-lijn = prijsafzetlijn = verband tussen de prijs van het product en de afzet.
1.15 De betekenis van de prijselasticiteit van de vraag voor de verandering van de
totale opbrengst (omzet) bij prijsveranderingen.
Bij elastische vraag → prijs van grote invloed op afzet product → prijs omhoog, dan daalt de
omzet → gevraagde hoeveelheid relatief meer omlaag dan de prijs omhoog. (Luxe goed).
Bij inelastische vraag → prijs omhoog, neemt omzet toe (noodzakelijke en primair goed).
, 1.16 Onderverdeling van totale kosten in vaste/constante kosten en variabele kosten.
Variabele kosten afhankelijk van afzet (proportioneel). TVK = GVK x Q ; GVK = TVK : Q.
Vaste kosten onafhankelijk van afzet. TCK (: totaal want onafhankelijk ; GCK = TCK : q).
1.17 Onderscheid en de samenhang tussen totale, gemiddelde en marginale kosten.
Totale kosten (TK) = TCK + TVK ; GTK = kostprijs van een product.
Marginale opbrengst = opbrengst 1 extra verkocht product. MO = △TO : △Q en MO = TO’.
Marginale kosten = kosten van één extra verkocht product. MK = △TK : △Q en MK = TK’.
Proportioneel variabel Progresief variabel Degressief variabel
TVK TVK stijgt evenredig TVK stijgt meer dan TVK stijgt minder dan
met q evenredig met q evenredig met q
GVK GVK blijft steeds GVK neemt toe als q GVK neemt af als q
hetzelfde toeneemt toeneemt
MK MK = GVK MK > GVK; MK stijgt MK < GVK; MK daalt sneller
sneller dan GVK dan GVK
Vb Inkoopkosten van die Overwerken; inhuren Inkoopkortingen; efficiënter
altijd gelijk blijven dure uitzendkrachten produceren
MO gelijk bij uitbreiding productie = constante marginale opbrengsten
MK stijgend bij toenemende productie = afnemende marginale winst
MK dalend bij toenemende productie = toenemende marginale winst
1.18 Het verband tussen de individuele aanbodlijn en het verloop van de marginale
kosten(lijn) bij hoeveelheidsaanpassing.
Als GTK > GO > GVK wordt er door geproduceerd → deel GVK wordt gecompenseerd.
1.19 De invloed van het verloop van opbrengst en kosten voor de omvang van de
winst, zowel gemiddeld als totaal.
TW = TO – TK = (P – GTK) x Q en GW = TW : Q.
1.20 De bepaling van de break-even-afzet bij een gelijkheid van totale kosten en totale
opbrengsten
Break-evenafzet is TO = TK en GO = TK.
1.21 Invloed van marginale opbrengsten en marginale kosten op de (maximale) winst.
MO > MK = winst stijgt; MO = MK = winst gelijk (max winst) ; MO < MK = winst daalt.
1.22 De betekenis van de markt als coördinatiemechanisme van vraag en aanbod.
Op de markt komen vraag en aanbod samen (= concreet/ abstracte markt).
1.23 Marktevenwicht als zijnde de gelijkheid van de gevraagde en aangeboden
hoeveelheid bij de evenwichtsprijs.
Marktevenwicht = geeft Qa = Qv oftewel evenwichtsprijs = evenwichtshoeveelheid.
1.24 De invloed van veranderingen in vraag en aanbod op de evenwichtsprijs, de
evenwichtshoeveelheid en de totale evenwichtsopbrengst (omzet).
Aanbod > vraag = aanbodoverschot → P oml. → asked Q omh. → nieuw marktevenwicht.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper laraiw. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.