Methodologie van sociaal-wetenschappelijk
onderzoek
Cursus inhoud: samengevat
1. Onderzoek doen:
Doel: vragen beantwoorden en kennis vergaren.
We onderscheiden voor het gemak vaak twee manieren: “kwalitatief” (bijv.
etnografie) en “kwantitatief” (bijv. enquêtes).
2. Onderzoeksmethode is hulpmiddel, niet een doel op zich:
Je moet eerst een onderzoeksvraag/doelstelling formuleren, daarna beslis je welke
methode je het beste kunt gebruiken.
3. Een onderzoek is nooit 100% perfect en volledig ...
Tijd en middelen zijn beperkt, tijdens het uitvoeren van onderzoek moeten we soms
lastige keuzes maken.
In deze cursus bediscussiëren we de redenen en consequenties van de verschillende
keuzes.
Week 1
Module 1 kennisclips: De stappen in het onderzoeksproces
De elementen van het onderzoeksproces
“We will not attempt to set them [the main stages of a research project] out in a particular order, as
the order in which things happen varies according to different research strategies and approaches”
(Bryman’s SRM, p.8)
1. Onderzoeksvraag
2. Literatuur bestuderen (literature review)
3. Concepten en theorie
4. Selectie van onderzoekseenheden (=sampling)
5. Dataverzameling
6. Data-analyse
, 7. Rapportage (writing up)
Stappen in het onderzoeksproces
De cyclus van empirisch-wetenschappelijk onderzoek
Ontwerp onderzoek (is stap 4 Selectie van onderzoekseenheden): o.a. selectie van cases, maar bevat
veel meer!
Literature review & theory: speelt overal tijdens het onderzoeksproces een rol, dus:
Stappen in het onderzoeksproces: focus question
Onderzoeksvraag: heel belangrijk!
• Aanleiding en relevantie
– Wetenschappelijk probleem? Of juist focus op de praktijk?
• Type vragen
– Descriptive study (beschrijving)
– Explanatory study (verklaring)
– Exploratory study (verkenning)
– Evaluative study (evaluatie)
• Beïnvloedt alle overige fasen van het onderzoeksproces
– Welke literatuur ga je bestuderen?
– Onderzoeksdesign? (o.a. populatie en sample)
, – Welke analyses?
– Conclusies en aanbevelingen
Stap 1 in het onderzoeksproces: focus question
Formuleer onderzoeksvragen
1. Exploratief = inventarisatie: welke soorten mentale gezondheidsproblemen zijn er? welke
factoren zouden een rol kunnen spelen?
a. Je weet nog niet echt wat er speelt
2. Beschrijving = “Hoe groot is de groep studenten in Nederland die psychosociale problemen
heeft?”
3. Verklaring (“waarom..?”) = “Welke factoren hebben een negatieve of positieve invloed op de
psychosociale gezondheid van Nederlandse studenten?”
4. Evaluatie (“hoe effectief..?”) = hoe effectief is een interventie om stress onder studenten te
verminderen? Wat zijn voor- en nadelen van verschillende interventies?
a. Heeft te maken met dat je een interventie pleegt of beleid hebt ontwikkelt en je wilt
weten of deze effectief zijn (geweest). Je weet waarschijnlijk al welke factoren een rol
spelen en je wilt sturing uitvoeren op die factoren en met een evualitieve vraag kan
je nagaan of zo een interventie effectief is.
Wat kunnen we doen als er geen onderzoeksvraag is?
Bryman’s SRM:
“very open-ended research is risky and can lead to confusion … So, unless your supervisor advises you
otherwise, I would strongly suggest that you formulate some research questions, even if they turn out
to be less specific" (p.74) “Formulating suitable research questions” (p.74-84).
“...So, even if your supervisor advises you otherwise, I would suggest that you formulate one or more
research questions” Ookal is het een globale, zonder vraag is het heel lasting een onderzoek uit te
voeren.
Het onderscheid tussen sociaal-wetenschappelijk onderzoek en
"alledaags" onderzoek (kennisclip 2 van module 1):
‘Alledaags’ onderzoek vs wetenschappelijk onderzoek? (het verschil)
Het verschil tussen 'het zoeken naar antwoorden' op een alledaagse manier en het zoeken naar
antwoorden door het doen van wetenschappelijk onderzoek.
“Attention to these steps (7 stappen figuur 1.1), particularly to the ideas and intellectual traditions of
the social sciences (their theories and concepts), is what distinguishes academic social research from
other kinds of social research” (Bryman’s SRM, p.14)
Systematisch: bewuste planning, duidelijk onderzoeksproces.
Contrast (met alledaags): intuïtief, ad hoc. Dit kan bijv leiden tot “confirmation bias” (bevestigings-
vertekening): selectief zoeken naar informatie en/of alleen waarde hechten aan informatie die je
eigen idee en overtuiging bevestigt.
Transparant, controleerbaar, open voor kritiek: duidelijke uitleg en reflectie over hoe je tot
kennis bent gekomen.
Contrast: ondoorzichtig en dogmatisch.
Empirisch bewijs (“data”) geeft de doorslag (vs. speculatie, eigen ideeën).
Contrast tussen empirisme (kennis vergaren via onze zintuigen / waarnemingen, zie key concept 2.1)
en rationalisme (kennis vergaren via denken / redeneren).
, Samengevat, wetenschappelijk onderzoek is:
Systematisch: bewuste planning, duidelijk onderzoeksproces.
Transparant, controleerbaar, open voor kritiek: uitleg en reflectie over hoe je tot kennis bent
gekomen.
Empirisch bewijs (“data”) geeft de doorslag (vs. speculatie, eigen ideeën).
In praktijk is onderzoek veel rommeliger. Niet iedereen volgt nauwkeurig het stappenplan. Vooral bij
kwalitatief onderzoek kan je heen er weer switchen tussen de stappen 3 en 6, omdat je tijdens het
onderzoek erachter komt dat een andere methode beter werkt of door ontwikkelingen in de
omgeving.
Er zijn dus als ware eigenlijk twee modellen van het onderzoeksproces:
Stappen in het onderzoeksproces
The messiness of social research
“Reconstructed logic” (navolgbare logica): een duidelijke stap-voor-stap procedure.
versus
“Logic in practice” (logica vd praktijk): Rommeliger, verschilt per project, meer flexibel, meer
ambachtsschap.
Kortom: “Social research is often a lot less smooth than it appears when it is set out in books”
(Bryman’s SRM, p.13).
Daarom: “Reflexivity, not recipes, is the hallmark of the good social science researcher” (Somekh ea
2005, p.4). (Dus het reflecteren over de verschillende keuzes die je hebt gemaakt, wat de gevolgen
zijn etc.)
Rol van theorie in onderzoek
Richting van theorie-ontwikkeling
Er zijn 2 richtingen waarin theorie wordt gebruikt voor onderzoek:
deductie = van theorie naar data-verzameling, concrete hypothese.
- Deductie is gebaseerd op logica/logische afleiding.
inductie = van specifieke observaties naar theorie.
- Conclusie is startpunt
Deductie
U1. Alle mensen zijn sterfelijk.
U2. Socrates is een mens.
Conclusie: Socrates is sterfelijk.
• Dus: “Hypothesis to be tested”: Socrates is sterfelijk.
U1. Hoe meer tijd een student studeert, des te groter de kans op een hoog tentamencijfer.
U2. Socrates studeert langer voor MTSWO dan Plato.
Conclusie: Socrates heeft een grotere kans op een hoog tentamencijfer voor MTSWO dan Plato.
Inductie
O1. Alle zwanen die ik eergisteren zag, waren wit.
O2. Alle zwanen die ik gisteren zag, waren wit.
Conclusie: alle zwanen zijn wit.
O1. Henk: lang gestudeerd en hoog cijfer.
O2. Ingrid: gemiddeld gestudeerd en gem. cijfer.
O3. Jasper: kort gestudeerd en laag cijfer.
Conclusie: Hoe meer tijd een student studeert, des te groter de kans op een hoog tentamencijfer