Hierbij verkoop ik mijn samenvatting van de volledige lesbrief 'economische crisis' van LWEO. Het betreft een overzichtelijke samenvatting, waarbij de begrippen vetgedrukt zijn. Formules staan veelal duidelijk aangegeven in een andere kleur. Voor mijn samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 3 van economis...
De val van een grote Amerikaanse zakenbank veroorzaakte grote paniek op de financiële markten en
wordt als het begin gezien van de wereldwijde kredietcrisis. Veel landen kregen nu te maken met
een krimpende economie, dat wil zegen dat er minder goederen en diensten werden geproduceerd.
Er is dan ook veel werkeloosheid. Als een krimp minstens twee kwartalen aanhoudt, spreken we van
een recessie.
Het Centraal Planbureau (CPB) onderzoekt de gevolgen van de crisis voor de ontwikkeling van de
inkomens. Het CPB bekijkt hiervoor gegevens over het eurogebied, de eurozone en dan voornamelijk
naar het bruto binnenlands product (bbp).
Reëel bbp: bbp is gecorrigeerd voor veranderingen in het prijspeil (inflatie en deflatie).
Nominaal bbp: bbp is niet gecorrigeerd voor veranderingen in het prijspeil (inflatie en deflatie).
Bbp = totale productie in een jaar = totale inkomen in dat jaar
Eén van de oorzaken van de crisis die vaak wordt genoemd is de lage rente in de jaren vóór de crisis.
Paragraaf 2.
De vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen. De rente is de
prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt. De vraag naar vermogen is vooral afkomstig van
bedrijven, maar ook gezinnen. Het aanbod van vermogen is afkomstig uit besparingen. Sparen is het
niet-besteden van inkomen. Je hebt twee soorten besparingen:
1. Gedwongen besparing, bijv.: de verplichte pensioenpremie die wordt betaald aan het
pensioenfonds.
2. Vrijwillige besparing, bijv.: oppotten, geld op een spaarrekening zetten, beleggen (aandelen
of obligaties).
De spaarquote is het deel van het inkomen dat wordt gespaard. Er wordt steeds meer gespaard. De
verklaringen hiervoor zijn:
1. De groei van de welvaart in grote delen van de wereld i.c.m. de vergrijzing van de
bevolking.
Bijv. in China zijn er weinig overheidsvoorzieningen voor de oude dag, dus wordt een groot
deel van het inkomen gespaard.
2. De groei van de investeringen blijft achter bij die van de besparingen.
Verklaring: veranderende aard van de economische groei.
Je hebt het omslagstelstel en het kapitaaldekkingsstelsel:
Kapitaaldekkingsstelsel: in dit stelsel worden de premies niet meteen uitgekeerd maar
belegd op de vermogensmarkt.
Omslagstelsel: pensioenen worden betaald uit de lopende premieontvangsten. Er is dus geen
opbouw van pensioenvermogen.
,Spaardeposito’s kunnen zowel langlopend als kortlopend zijn. Een hypothecaire lening of een
hypotheek is een langdurige lening met een onroerend goed als onderpand. De geldgever is meestal
de bank en de geldnemer is bijv. een huiseigenaar. Omdat het bouwen van een huis lang duurt,
reageert het aanbod van nieuwe woningen met vertraging op prijsveranderingen.
Prijsschommelingen op de woningmarkt ontstaan vooral door veranderingen in de vraag. Er is daar
vaak sprake van selffulfilling prohecy: een voorspelling die uitkomt omdat mensen zich ernaar gaan
gedragen. Als dit lang genoeg aanhoudt kan er een zeepbel ontstaan: de prijzen drukken niet langer
de werkelijke waarde uit. Voor de werkelijke waarde kijken we bij huizen naar de verhouding tussen
de huizenprijs en het inkomen. Als de huizenprijs veel hoger is dan het inkomen, is de zeepbel verder
opgeblazen.
Als op een huis een hypotheek rust die gelijk is aan de waarde van het huis noemen we dat een 100%
hypotheek. Als een dergelijk huis in waarde stijgt, ontstaat overwaarde. De hypotheek kan dan
verhoogd worden. Als de prijzen van huizen lager zijn dan te betalen hypotheek, spraak men in zo’n
geval van een onderwaterhypotheek.
Kenmerk Aandeel Obligatie (deel van een lening)
Status Eigenaar Schuldeiser
Recht op Dividend (deel winst) Aflossing lening.
Zeggenschap. Rente.
Risico Koersdaling. Weinig/geen risico: aflossing is
Faillissement (bedrijf is verplicht en rentepercentage
niet-privé ligt vast.
aansprakelijk).
Rendement Dividend Rente (ligt vast).
Rendement
schommelt.
Koers wordt bepaald door Winst. Rente op de markt.
Beleggers in aandelen en obligaties kopen deze effecten tegen een bepaalde (beurs)koers, dat is de
prijs op de beurs op een bepaald moment. Beleggers in aandelen letten niet alleen op het dividend,
maar ook op veranderingen van de koers. De koersen reageren op winstverwachtingen. Als de prijs
van de verkoop boven die van de inloop ligt maakt de belegger koerswinst. Om rekening te kunnen
houden met alle opbrengsten gebruiken we het begrip rendement. Het rendement van een
belegging is het totaal van de opbrengsten in procenten van het belegde bedrag. Ook hierbij maken
we onderscheid tussen reëel en nominaal rendement.
Ook op de aandelenmarkten kunnen zeepbellen ontstaan. Als de koers/winst verhouding te hoog
wordt, is er sprake van een zeepbel.
Het verbeteren van de opbrengst van het eigen vermogen door met geleend geld een opbrengst te
halen die groter is dan de interest die over het geleende geld betaald wordt (financiering).
Voorbeeld: Ik heb 1000 euro eigen geld en leen 1000 euro tegen 10% interest (rente) per jaar. Voor
2000 euro koop ik aandelen en deze zijn na 1 jaar 2500 euro waard.
Bij verkoop levert het mij dan een winst op van 2.500-2.000 = 500 - 100 interest = 400 netto op.
Het eigen vermogen wordt verschaft door de eigenaars van de onderneming. Het zijn alle bezittingen
minus alle korte en langlopende schulden. Eigen vermogen is permanent beschikbaar voor de
onderneming. Eigen vermogen wordt ook risicodragend vermogen genoemd. Door het maken van
winst neemt het eigen vermogen toe, maar door verliezen neemt het af. Het eigen vermogen van
een vennootschap ontstaat door het uitgeven van aandelen. Het aantrekken van vreemd vermogen
betekent: geld lenen. Dit kan bij bedrijven d.m.v. obligaties.
, Als de rente daalt wordt het voor bedrijven goedkoper om te lenen. Door de lagere rentekosten zijn
investeringen eerder rendabel. De investeringen kunnen daardoor toenemen. Zolang het gemiddelde
rendement hoger is dan de rente over de leningen, ontstaat een positief hefboomeffect. Echter, de
leningen verslechteren de solvabiliteit. De solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in staat is
haar schulden terug te betalen. Bij een solvabele onderneming vormt het eigen vermogen voldoende
buffer om al haar schulden te kunnen betalen.
Solvabiliteit = eigen vermogen / totale vermogen
De vermogensmarkt bestaat in de praktijk uit een verzameling deelmarkten met zijn eigen
kenmerken.
Kenmerk Geldmarkt Kapitaalmarkt
Tijdsduur Kortlopende kredieten met een Langlopend en soms permanent vermogen.
looptijd tot 2 jaar.
Onroerend goed (huizen, kantoren, grond)
en hypotheken, obligaties en aandelen.
Rente Korte rente Lange rente
In de economie is er vaak sprake van een positieve tijdsvoorkeur, je wilt een goed of dienst z.s.m. of
direct, in plaats van hetzelfde goed of dienst over een aantal jaren. Dit komt omdat de toekomst
onzeker is.
De rente verschilt per deelmarkt. De verschillen zijn terug te voeren op verschillen in risico:
1. De geldgever loopt het risico dat hij geen rente en aflossing ontvangt. Dit noemen we het
risico van wanbetaling of het debiteurenrisico. De geldgever let daarom op de
kredietwaardigheid en de reputatie van de geldnemer.
2. Naarmate de geldgever langere tijd afstand doet van zijn geld neem het debiteurenrisico toe.
De rente op de geldmarkt (korte rente), verschilt daarom van de rente op de kapitaalmarkt
(lange rente).
3. Door inflatie verliezen de rentes en aflossingen die de geldgever ontvangt een deel van hun
koopkracht. Ook het inflatierisico is groter naarmate de looptijd langer is. Het inflatierisico
speelt bij leningen met een vaste rente, bijv. obligatieleningen.
Door inflatie daalt niet alleen de reële rente, maar ook de reële waarde van de lening. Voor de
schuldenaars, degenen die hebben geleend, is een hogere inflatie goed nieuws: de nominale waarde
van de schuld blijft gelijk, terwijl de reële waarde afneemt.
Mensen die het geld niet op de juiste waarde schatten, lijden aan geldillusie. Inflatie is een
belangrijke veroorzaker van geldillusie, want inflatie versluiert de reële waarde van geld. Als mensen
alleen naar de nominale waarde kijken, hebben ze geen zich op de reële waarde van geld.
Paragraaf 3.
De banken spelen een dubbele rol op de vermogensmarkt:
1. Ze bemiddelen tussen de vraag en het aanbod.
2. Ze zijn zelf actief als vrager en aanbieder.
De oprichting van een bank begint met het aantrekken van vermogen, bijv. door uitgifte van
aandelen. Vervolgens trekt de bank spaargeld aan. De hypotheekleningen zijn voor een bank
vorderingen. Ze staan daarom aan de linkerkant op de balans.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper myrthek59. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.