TENTAMEN STRAFRECHT – 27 MAART
Week 1: introductie van het materiele strafrecht en de structuur van het strafbare feit
Het strafrecht is democratisch besloten (Sv en sr)
Het strafrecht:
- Normeert:
o Door het uitvaardigen van wetten met strafrechtelijke feiten
o Het regelt wat we wel en niet mogen doen
o Niet alleen van burgers maar ook van de overheid
- Wordt genormeerd
o Door het IGH in Straatsburg, ze bewaken de juiste toepassing van het
EVRM.
o Het past de nationale regel aan conform het EVRM
Het strafrecht heeft meerdere doelen:
- Vergelding morele genoegdoening
- Preventie (bijv. Eigeninrichting)
o Generale preventie: om burgers af te schrikken
o Speciale preventie: het voorkomen van recidive
Materieel strafrecht (Sr)
Gaat over de strafbare fouten, de inhoud van het strafrecht
strafuitsluitingsgronden, vormen van deelneming, voorwaarden voor strafrechtelijke
aansprakelijkheid.
Formeel strafrecht (strafprocesrecht) (Sv)
Geheel van voorschriften dan aangeeft hoe het (materieel) strafrecht op de concrete
feiten moet worden toegepast. Welke procedures en onderzoeken uitgevoerd moeten
worden en de voorwaarden hiervoor in Sv (art. 68, 15 Sv)
- Inquisitoir proces rechter en justitie zijn actief opzoek naar de waarheid. De
verdachte is het object van onderzoek. De partijen zijn niet gelijkwaardig.
- Accusatoir proces twee gelijkwaardige partijen strijden tegen elkaar, de
rechter staat meer op de achtergrond.
- NL gematigd accusatoir proces
o Voorbereidend onderzoek inquisitoir (onderzoekend)
o Onderzoek ter terechtzitting accusatoir (beschuldigend)
Opsporing moet voldoen aan de wettelijke vereisten van de desbetreffende
opsporingsbevoegdheid. Soms mag opsporing gebaseerd worden op de algemene
taakstelling van de politie (art 3 Pw jo. art. 141, 142 Sv). Twee vereisten:
1. Inbreukcriterium: er mag slechts beperkt inbreuk worden gemaakt op de
grondrechten van de verdachte.
2. Integriteitscriterium: methode is niet zeer risicovol voor de integriteit en
beheersbaarheid van de opsporing.
Sanctierecht (sr)
De inhoud van de strafrechtelijke sancties en hoe en door wie deze worden ten
uitgevoerd.
Commuun strafrecht: het strafrecht in de wetboeken (Sr, Sv) klassieke strafrecht.
Bijzonder strafrecht: alle bepalingen buiten de wetboeken: wegenverkeerswet,
Opiumwet, wet wapens en munitie gelaagde structuur: delictsomschrijving,
,sanctienorm en kwalificatie op verschillende plekken. Ook Apv’s zijn deel van
bijzonder strafrecht.
Wetboek van Strafrecht Wetboek van
Strafvordering
Boek 1: Algemene leerstukken Belangrijke bevoegdheden
(opsporingsbevoegdheden)
Boek 2: Misdrijven Vervolgbeslissing OvJ,
procedure van berechting
Boek 3: Overtredingen Rechtsmiddelen (bijv. Hoger
beroep)
Vier voorwaarden voor strafbaarheid:
1. Menselijke gedraging
o Handeling moet door een (rechts)persoon gedaan zijn
o Er moet sprake zijn van een gedraging iets doen, nalaten of een
toestand (bezitten). Alleen denken is niet genoeg, moet een concrete
handeling zijn.
2. Wettelijke delictsomschrijving
o De menselijke gedraging moet aan een wettelijke delictsomschrijving
voldoen alle bestanddelen vervullen. Waarom deze regel?
Art. 1 Sr legaliteitsbeginsel
Alleen feiten/gedragingen zijn strafbaar
‘Wettelijke strafbepaling’ eis van geschreven recht (lex scripta) en
eis van toegankelijke en voorzienbare wetten (lex certa).
Verbod op terugwerkende kracht niet voor iets worden
aangesproken wat nu wel strafbaar is.
o Wat is een wettelijke delictsomschrijving?
Wettelijk: in formele en niet-formele zin
Bestaat uit bestanddelen die allemaal vervuld moeten worden voor
strafbaarheid
3. Wederrechtelijkheid (element)
o ‘In strijd met het recht’ niet te rechtvaardigen (HR Veearts). Dit wordt
aangenomen als de delictsomschrijving is vervuld, anders vrijspraak.
4. Schuld/verwijtbaarheid (element)
o ‘Als iemand zich redelijkerwijs anders had kunnen gedragen’. Dit wordt
aangenomen als delictsomschrijving is vervuld, anders OVAR (HR Melk en
Water).
Bestanddeel vrijspraak (in de wet)
Element OVAR (uit de praktijk)
Legaliteitsbeginsel (art. 1 Sr, art. 7 EVRM, art. 15 IVBPR, art. 16 Gw)
4 deelvormen:
1. Lex certa-gebod: wettelijke strafbepalingen moeten helder afgebakend en
begrijpelijk zijn dan kunnen ze lang mee en zijn ze op meer situaties
toepasbaar.
2. Lex scripta-gebod: strafrechtelijke aansprakelijkheid mag alleen gesteld worden
o.g.v. een wettelijke strafbepaling niet op gewoonterecht.
3. Lex stricta-gebod: rechterlijke interpretatie en -toepassingsvrijheid kent grenzen
interpretatiemethoden. Bij het interpreteren en kwalificeren van een
gedraging is extensief (ruim) interpreteren wel toegestaan, maar analoog (naar
voorbeeld van iets) interpreteren niet.
, 4. Het verbod op terugwerkende kracht: opleggen van straf is alleen toegestaan
indien de gedraging ten tijde van het begaan strafbaar was.
Bestanddelen en elementen
Waarom wederrechtelijkheid/verwijtbaarheid soms een bestanddeel?
Omdat het dan bepaalde gevallen uitzonderen die letterlijk onder de
delictsomschrijving beschreven staan, maar daar niet thuishoren ruit in tikken met
toestemming, art. 350 Sr, niet wederrechtelijk.
Gevolgen bestanddeel i.p.v. element?
Verschil voor strafuitsluitingsgronden:
- Bestanddeel vrijspraak
- Element OVAR
Misdrijven overtreding van maatschappelijke normen
Overtredingen minder ernstig, poging tot/medeplichtigheid van overtreding is niet
strafbaar.
Materieel omschreven delict resultaat is van belang, er wordt een niet nader
geconcretiseerde handeling geformuleerd.
Formeel omschreven delict een uitgesproken, schept getypeerde handeling wat
strafbaar wordt gesteld.
Commissiedelict ‘doen’: je maakt jezelf schuldig door te doen wat in de
delictsomschrijving staat.
Omissiedelict ‘nalaten’: je maakt jezelf schuldig door niet te doen wat je wel moet
doen.
Oneigenlijk omissiedelict commissiedelict die verricht wordt door iets niet te doen
je kind geen eten geven waarna die dood gaat.
Gekwalificeerde delicten delicten die door omstandigheden worden verzwaard t.o.v.
hun gronddelict
Geprivilegieerde delicten delicten die door omstandigheden worden verlicht t.o.v.
hun gronddelict.
Causaliteitstheorieën:
1. Conditio sune qua non
- Wanneer een van de schakels in een causale keten ontbreekt, en het gevolg
daardoor uitblijft, wordt het aangenomen dat de missende schakel kennelijk
onmisbaar is en dus de oorzaak is. Dit werkt niet je zou eeuwig terug
kunnen redeneren.
2. Causa-proxima leer
- De factor die het dicht bij het gevolg ligt, is de oorzaak problemen bij
langere keten van gebeurtenissen.
3. Voorzienbaarheidsleer
- De handeling die een gevolg heeft dat naar algemene ervaringsregels
redelijkerwijs voorzienbaar was, wordt gezien als oorzaak. Werkt niet toeval
speelt grote rol.
4. De leer van de redelijke toerekening
- Momenteel geldend recht: het is van de specifieke omstandigheden
afhangend of de toerekening ‘redelijk’ is.
Strafbepaling
Delictsomschrijving omschrijving van de bij wet verboden gedraging (feit)
, Sanctienorm omschrijving van de maximale gegeven straffen.
Kwalificatie naam van het delict (‘moord’)
Normaliter staan deze 3 in hetzelfde artikel, bij bijzonder strafrecht staat ze vaak
verspreid in het boek gelegde normstelling.
Fundamentele rechten = mensenrechten + grondrechten
Belangrijke verdragen: EVRM, IVBPR, IVESCR, ESH.
Mensenrechten hebben geen absolute werking er mag een gerechtvaardigde
inbreuk op worden gemaakt door een belangenafweging te maken.
Art. 93, 93 Gw: eenieder verbindende verdragsbepalingen hebben interne werking
binnen de Nederlandse rechtsorde monistisch stelsel.
EVRM 1950
Om het EVRM te handhaven is het gerecht EHRM in het leven geroepen. Het zit in
Straatsburg en heeft rechters van elke lidstaat. Art. 6 EVRM: recht op eerlijk proces
vanaf het moment dat iemand wordt vervolgd, hebben deze rechten werking.
Wanneer is er sprake van criminal charge?
1. EHRM kijkt eerst naar nationale recht. Behoort de gedraging tot het strafrecht?
a. Ja criminal charge.
b. Nee dan kan er alsnog sprake zijn van criminal charge: het EHRM let op:
De aard van het feit
Soort sanctie waarmee de gedraging wordt bestraft
Processuele rechten uit art. 6 EVRM:
1. Behandeling binnen redelijk termijn
- De strafzaak moet binnen redelijk termijn aan de rechter voorgelegd worden.
Redelijk termijn hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
- Algemeen: einduitspraak binnen twee jaar na aanvang van de vervolging.
Einduitspraak Hoger Beroep binnen twee jaar na instelling van hoger beroep.
In de cassatieprocedure moeten relevante stukken binnen 8 maanden naar de
HR zijn gestuurd.
2. Het recht kan zichzelf niet bezwaren
- Nemo-tenur beginsel: iemand mag niet gedwongen worden om een strafbaar
feit toe te geven.
3. Onafhankelijke en onpartijdige rechter
4. Onschuldpresumptie
- Verdachte is pas dader als rechters hebben vastgesteld dat hij het feit heeft
begaan. Onschuldig tot schuldig bewezen.
5. Op de hoogte gebracht worden van de beschuldiging
- Verdachte moet geïnformeerd worden over de reden van arrestatie en zijn
vervolging.
6. Verdediging en rechtsbijstand
- Recht op verdedigen tegen beschuldiging, wel effectieve verdediging
advocaat mogelijk.
7. Ondervraging van de getuigen
- Getuigen verzoeken hoeven niet gehonoreerd te worden
Art. 8 EVRM: recht op privacy
Mag alleen beperkt onder drie voorwaarden:
1. Wet
- Er moet een wettelijke regeling zijn die de inbreuk toelaat, volgens onze
Grondwet (niet volgens EVRM) moet dit een wifz zijn. EVRM zegt alleen in de
wet, dit moet: