Hoorcolleges criminologie voor niet-juristen
Hoorcollege week 1
Bij criminaliteit gaat het over goed en kwaad en gaat het over allemaal morele
onderwerpen. Deze onderwerpen kun je ook koppelen aan emoties.
Criminologie heeft als onderwerp criminaliteit, maar de definitie van criminaliteit is lastig te
bepalen. 3 beperkingen van de definitie:
1. Criminaliteit gaat alleen over wat in het strafrecht staat, dus het gaat over strafbare
delicten. Het is een verzamelnaam van gepleegde delicten, maar vaak weten we niet
of het in het strafrecht staat en hoe. Wat voor ons telt is of wij het crimineel vinden,
maar dat gaat niet altijd op.
2. De grens tussen baldadigheid en criminaliteit is vaak onduidelijk. Jongeren leren
normen in hun ontwikkelingsfase, maar normen worden geleerd door iets te doen,
door grenzen op te zoeken. Wanneer grenzen worden opgezocht, worden deze vaak
overtreden; dit wordt afwijkend gedrag of jeugddeviant gedrag genoemd.
3. Criminaliteit is een verzamelterm voor iets wat strafrechtelijk wordt vervolgd. Het
onderwerp criminaliteit bevat totaal verschillende gedragingen van criminaliteit. Er
zijn zo veel verschillende fenomenen waar criminologie zich mee bezig moet of wil
houden die ook ver weg staan van de strafrechtelijke definitie. Deze verschillen
moeten wij zichtbaar maken voordat wij iets kunnen verklaren. We moeten hierbij
niet te snel generaliseren, omdat we anders het fenomeen op zich niet kunnen
begrijpen. We moeten inzoomen en afbakenen om te kunnen verklaren.
Hoe we criminologie moeten afbakenen:
1. Criminologie is een empirische wetenschap. Criminologie is een wetenschap die gaat
over de betrouwbare en precieze kennis over criminaliteit, over mensen die
misdaden plegen en over hoe daarop gereageerd kan worden.
- Er wordt meegenomen hoe erop gereageerd wordt.
- Het is een alomvattende definitie, omdat er meer vakken zijn die zich
bezighouden met criminaliteit maar die niet tot de criminologie worden
gerekend. Politie maakt wel gebruik van criminologische inzichten, maar
criminologie is geen politiewetenschap. Criminologie is geen hulpwetenschap,
maar het is een zelfstandige en onafhankelijke wetenschap (niet een wetenschap
die de politie dient).
- Criminologie haalt kennis uit de waarneembare werkelijkheid wat betekent dat
het een empirische wetenschap is. Het is gegrond op ervaring, bevinding en
observering. Hiervoor zijn methoden die de werkelijkheid op een bepaalde
manier waarnemen.
- Het gaat bij criminologie erom hoe het is, dus ‘sein’, het gaat niet om het kijken
hoe het hoort, dus ‘sollen’ (wat juist een normatieve manier van kijken is). Deze
manier van criminologie is een open en neutrale houding. Er zijn wel normatieve
criminologische vragen, maar die worden empirisch beantwoord. Criminologen
kijken niet naar de rechtvaardigheid, want dat is een meer juridische manier van
kijken.
, 2. Criminologie is een multidisciplinaire wetenschap. Dit betekent dat ze inzichten uit
verschillende wetenschapsgebieden gebruikt. Als je een fenomeen gaat
onderzoeken, ga je verschillende disciplines samennemen.
- Criminologie heeft als basis de sociale wetenschappen. Er is geen specifieke
onderzoeksmethode.
- Criminologie ontleent haar begrippen, theorieën en onderzoeksmethoden aan
verschillende andere sociale wetenschappen.
De maatschappelijke opdracht van criminologie is betrouwbare en precieze kennis te leveren,
zodat er een realistische beeldvorming bestaat. Hierdoor is er een zinvolle discussie over
politieke en morele vraagstukken mogelijk. Criminologen moeten een neutrale, objectieve
houding aannemen en daarbij moraal en emoties buiten laten.
Belangrijke personen voor de criminologie:
Cesare Beccaria: hij voerde een pleidooi tegen de willekeur in de strafoplegging en de
wreedheid van de straffen. Hij probeerde te zeggen hoe strafrecht in de maatschappij
in elkaar moest zitten.
Adolphe Quetelet: hij heeft als eerste empirisch onderzoek voor de criminologie
gedaan. Hij wees op de grote regelmaat die in criminaliteit zit; hij ontdekte
criminaliteitspatronen. Dit was belangrijk voor de statistiek. Dit was het begin van de
empirische criminologie. De ontwikkeling van de criminaliteit heeft ook veel meer
met maatschappelijke wetmatigheden te maken dan met wilsbesluiten van
individuen.
Cesare Lombroso: hij heeft gesproken over biologisch determinisme. Hij ontwikkelde
de typologie van de delinquent, wat ging over de uiterlijke kenmerken van criminelen.
Hij zei dat criminelen zijn achtergebleven in het evolutieproces, wat zichtbaar is in
uiterlijke kenmerken. Hier kwam kritiek op na de Tweede Wereldoorlog omdat dit
sterk aansluit bij de rassenleer. Lombroso heeft wel veel gedaan voor de empirische
wetenschap: hij heeft data verzameld, gedocumenteerd, etc.
Historische inzichten:
Alexandre Lacassagne: hij stelde dat de sociale omgeving iemand crimineel maakt en
dat iedere maatschappij de criminaliteit krijgt die zij verdient. Deze benadering staat
bekend als de milieuschool (milieu: sociale omgeving).
Willem Bonger: hij stelde dat sociaaleconomische omstandigheden invloed hebben
op criminaliteit. Als sociaaleconomische omstandigheden verbeteren, zou
criminaliteit volgens hem afnemen. Bij een toenemende welvaart zou de criminaliteit
wel toenemen, want dan zijn er toenemende begeerten (marxisme: kapitalisme heeft
nadelen als gevolg).
Chicago 1920 immigrantenbeweging:
Er was grote economische schade.
Er was sprake van een explosie van de bevolking binnen een korte periode. Hierdoor
was er een toename van sociale problemen, zoals corruptie, georganiseerde
criminaliteit, werkloosheid, dakloosheid.
Werkloosheid en slechte omstandigheden leidde ertoe dat mensen in getto’s gingen
wonen. Er werd aangenomen dat de migranten hiervoor verantwoordelijk waren.
, Robert Park en Ernest Burgess deden onderzoek naar het verband tussen de
verschillende bevolkingsgroepen en de problemen in Chicago. Ze onderzochten de
hele stad, niet slechts één bevolkingsgroep. Ze deden statistisch onderzoek op lange
termijn. Ze deden participerende observaties door zelf in de stad te gaan. De
resultaten van hun onderzoek waren dat de kenmerken van de sociale structuur van
invloed zijn op de omvang van de criminaliteit, ongeacht de bevolkingsgroep.
Sociale structuur is het overgangsgebied waar veel desorganisatie is. Desorganisatie:
situatie waarin er geen gemeenschapsgevoel, geen stabiele relaties, lage sociale
controle, zwakke en ineffectieve instituties en geen harmonie binnen de
gemeenschap en haar waarden is.
Er zijn heel veel verschillende fenomenen en criminaliteit is heel divers: er zijn meerdere
theorieën nodig. Onderwerpen van criminaliteit zijn niet eenduidig.
De functie van een theorie is dat het uiteindelijk de vraag gaat beantwoorden. Het helpt ons
doelgericht onderzoek te doen (hoe we vragen verantwoorden bijv.). Om vragen te
beantwoorden, kun je verschillende invalshoeken kiezen. Bijv. bij het onderzoeken hoe
criminele bendes ontstaan, zijn er meerdere invalshoeken van toepassing. Er is een
theoretische aanleiding nodig die ons gaat sturen, waarnaar we gaan kijken: bijv. SES,
woonomstandigheden, gezinsomstandigheden, opvoeding. Er is een theoretische aanleiding
nodig die ons gaat sturen. We moeten keuzes maken en deze theoretisch onderbouwen.
Zonder theorie kunnen we niet beginnen met onderzoeken: we kunnen dan niet doelgericht
onderzoeken. We zijn dan alleen bezig met verschillende waarnemingen die we gaan
verzamelen, maar dit is helemaal niet gesorteerd, gestuurd en er zit geen logica achter. Een
theorie is een wetenschappelijk model of een wetenschappelijke uitspraak over
waarnemingen in de werkelijkheid. Het doel is om de onderlinge samenhang van de
waarneming te beschrijven (hoe) en te verklaren (waarom).
Als onderzoeker zetten we eigenlijk een bril op: de theorie bepaalt wat wij weten, waar we
naar kijken en hoe we ernaar kijken. Door de bril zien we een bepaalde sociale werkelijkheid
en gaan we die onderzoeken.
Hoorcollege week 2
Criminologie: criminaliteit en de beheersing daarvan. Achter het fenomeen criminaliteit
zitten verschillende andere sociale fenomenen en gedragingen. Dit kan normovertredend
zijn; het kan iets zijn wat maatschappelijk schadelijk is (al dan niet strafbaar).
Willem Bonger: volgens hem is criminaliteit immoreel antisociaal gedrag waarop de overheid
met strafoplegging reageert. Het is dus gedrag wat maatschappelijk schadelijk kan zijn
(immoreel). Hierbij is er een probleem: niet alles wat we criminaliteit noemen is immoreel.
Bonger zegt dat dit klopt, want criminaliteit is een subcategorie van alle immorele en
maatschappelijk schadelijke handelingen. Moraal is niet statisch: plaats en tijd veranderen de
moraal. Er zijn wel handelingen die maatschappelijke schade veroorzaken maar die niet
crimineel zijn (bijv. gaswinning in Groningen want dat leidt tot aardbevingen, maar dit zou
niet geframed worden als crimineel gedrag). Theoretisch zouden alle dingen strafbaar
kunnen worden gesteld.