Evidence-based interventies
Inhoudsopgave
Artikel 1 – Overview of research designs – Clancy, M.J. (2002)................................................................................................. 2
Artikel 2 – Evidence-based werken binnen de klinische psychologie : efficiënt informatie zoeken 2.0 (Koster et al., 2018)........6
Artikel 3 – Evidence-based practice: De verhouding tussen clinicus, patiënt en wetenschap (Bouman et al., 2018)...................9
Artikel 4 – Evidence based medicine: what it is and what it isn’t (Sackett et al., 1996)............................................................10
Artikel 5 - Developing clinical guidelines for adults (Pilling, 2012)........................................................................................... 12
Artikel 6 – Het terugdringen van therapeutische dwaling (Waller & Turner, 2018)..................................................................17
Artikel 7 – A survey of clinical psychologists’ attitudes toward treatment manuals (Johnson & Hoffart, 2016).........................22
Artikel 8 – Hoe evidence-based werken cognitief gedragstherapeuten in de praktijk? (Greeven & Sambeek, 2018).................25
Artikel 9 – Evidence-based werken in de kinder- en jeugdpsychotherapie: richtlijnen en trends (Protocollenwijzer)...............26
Artikel 10 – Introduction: What are meta-analyses and why are they important? (Cuijpers, 2016)..........................................28
Artikel 11 - What is 'quality of evidence' and why is it important to clinicians? (Guyatt et al., 2008)........................................30
Artikel 12 - The PRISMA 2020 statement: an updated guideline for reporting systematic reviews (Page et al., 2021)...............32
Artikel 13 - What five decades of research tells us about the effects of youth psychological therapy: A multilevel meta-analysis
and implications for science and practice (Weisz et al., 2017)................................................................................................. 36
Artikel 14 - The cumulative effect of reporting and citation biases on the apparent efficacy of treatments: The case of
depression (de Vries et al., 2018)........................................................................................................................................... 39
Artikel 15 - Van artikel tot klinische praktijk (Hoorelbeke et al., 2018)....................................................................................41
Artikel 16 - A systematic appraisal of allegiance effect in randomized controlled trials of psychotherapy (Dragioti et al., 2015)
.............................................................................................................................................................................................. 44
Artikel 17 – Why randomised controlled trials of psychological treatments are still essential (Lilienfeld et al., 2018)...............47
Artikel 18 – Measuring and analyzing treatment integrity data in research (Gresham, 2014)...................................................47
Artikel 19 - CONSORT-SPI 2018 Explanation and Elaboration: guidance for reporting social and psychological intervention trials
(Grant et al., 2018)................................................................................................................................................................. 52
Artikel 20 - An Introduction to the Science and Practice of Evidence-Based Psychotherapy (David et al., 2018).......................54
Artikel 21 – CEBMa Guideline for Critically Appraised Topis.................................................................................................... 57
Artikel 22 - What Works in the Psychotherapy Relationship: Results, Conclusions, and Practice (Norcross et al., 2019)...........60
Artikel 23 - Evidence-based behandelen bij kinderen en adolescenten (Liber, 2020)...............................................................65
Artikel 24 – Manual-based treatments: the clinical application (Wilson, 1996)........................................................................69
Artikel 25 - Mind the gap: Improving the dissemination of CBT (Shafran et al., 2009)..............................................................74
1
,Artikel 26 – What to do when evidence-based treatment manuals are not enough? Adapting evidence-based psychological
interventions for primary care (Sawchuck et al., 2020)........................................................................................................... 77
Artikel 27 – The cruelest cure? Ethical issues in the implementation of exposure-based treatments (Olatunji et al., 2009)......82
Video 1 – VGCT uitleg over gedachten uitpluizen.................................................................................................................... 86
Video 2 – VGCT uitleg CGT bij depressie................................................................................................................................. 86
Video 3 – Maartje Schoorl: De sterkte schakel! Opleiding verbindt wetenschap en praktijk (2022)..........................................87
Artikel 1 – Overview of research designs – Clancy, M.J. (2002)
Doelen van het artikel:
- Obstakels beschrijven die de onderzoeker in de weg staan bij het vaststellen van de waarheid + hoe deze
kunnen worden aangepakt in termen van onderzoeksopzet
- Overzicht geven van verschillende ontwerpen en de betrokken afwegingen
De onderzoeksopzet zou erop gericht moeten zijn om bedreigingen voor de interne validiteit van het onderzoek te
minimaliseren/uit te sluiten -> conclusies zijn gerechtvaardigd door de observaties. De bedreigingen zijn:
- Bias
- Confounding
- Toeval
Bias
= een systematische afwijking van de waarheid die de resultaten van onderzoek vervormt. Bias kan overal in het
onderzoeksproces voorkomen.
Selection bias
Dit treedt op als de proefpersonen systematisch verschillen van de populatie met dezelfde aandoening. Selection
bias heeft invloed op de generaliseerbaarheid en dus op de externe validiteit.
Voorkomen mbv randomisatie
Intervention bias
Bijv: het grote gebruik van diagnostische procedures of behandelprocedures in een onderzoek kan het voordeel
van interventie overschatten. Omgekeerd verkleinen patiënten die hun interventie slecht naleven de kans dat
deze effectief is.
Follow up bias
Patiënten die in een onderzoek blijven, kunnen verschillen van degenen die zijn gestopt, zowel in persoonlijke
kenmerken als in uitkomststatus. De mensen die zijn gestopt, zijn mogelijk overleden of wilden niet gevolgd
worden vanwege behandeling.
Verminderen door meerdere contactmethoden (mail, telefoon, …) en het uitvoeren van
gezondheidsanalyses
Measurement and information bias
Er wordt verkeerd geclassificeerd obv ziekte of blootstelling of beide. Dus als een onderzoeker op de hoogte is
van de blootstellingen/behandelingen die zijn ontvangen, kan dit zijn beoordeling + uitkomst beïnvloeden.
Kennis van de uitkomst kan ook de beoordeling van blootstelling beïnvloeden.
Measurement bias kan verminderd worden door herhaalde metingen en het gebruiken van meer dan 1
informatiebron
Bias verminderen -> identificeren van de mogelijke gebieden die beïnvloed kunnen worden en zodoende het
aanpassen van het ontwerp.
Bias is een kwestie van het onderzoeksontwerp. Het vergroten van de steekproef zal de bias niet verminderen.
Blinderen van de proefpersonen, onderzoekers en statistici kan bias verminderen als kennis van de
behandeling/blootstelling of case-controlstatus van een proefpersoon de resultaten kan beïnvloeden.
Confounding
= een situatie waarin de effecten van 2 processen niet worden gescheiden, zodat het schijnbare effect niet het echte
effect is en onze interpretatie van de resultaten waarschijnlijk foutief is.
2
,Epidemiologisch perspectief: falen van de ruwe (of deels gecorrigeerde) associatie om de omvang en soms de
richting van een exposure-effect correct weer te geven vaanwege een verschillende verdeling van externe
risicofactoren tussen wel en niet blootgestelde proefpersonen.
De relatie tussen blootstelling en ziekte kan worden toegeschreven aan een andere variabele die wordt geassocieerd
met zowel blootstelling als ziekte.
Confounding by way of work (Lecky & Driscoll): overlijden door trauma is waarschijnlijker als u wordt behandeld
door een consultant dan door een junior coassistent. Als deze ruwe informatie voor waar wordt aangenomen,
kunnen er onjuiste conclusies worden getrokken. De associatie wordt verstoord door de ernst van de ziekte -> dit
gaat gepaard met een verhoogde mortaliteit + een senior arts die betrokken is bij de zorg voor deze patiënten.
Met RCTs kan de balans tussen bekende en onbekende externe factoren die de beoordeling van relatieve effectiviteit
van de ene dienst tov de andere dienst verstoren, bij benadering in evenwicht worden gebracht -> vooral in grote
onderzoeken.
De effecten van eventuele verkeerde verdelingen die optreden als gevolg van toeval worden automatisch
opgenomen in de statistische tests van de waarschijnlijkheid dat toeval verantwoordelijk is voor het algehele verschil
in uitkomst tussen de willekeurig toegewezen groepen.
Confounding is een valkuil in alle soorten observationele onderwerpen. Het kan gedeeltelijk gecontroleerd worden
in de ontwerp- of analytische fase van de studie -> groepen moeten zo veel mogelijk op elkaar lijken mbt de
verstorende factor.
In de ontwerpfase kunnen de patiëntgroepen worden beperkt. Hier wordt het niveau van de verstorende factor in
de groepen constant gehouden door selectie van proefpersonen Verbetert interne validiteit, beperkt
generaliseerbaarheid.
Als alternatief kunnen pp worden gematcht -> voor elk geval worden 1 of meer controles met dezelfde waarde van
de verstorende factor geselecteerd. Het vermogen om te generaliseren blijft behouden en de kracht van de studie
wordt verbeterd. Maar:
- Matchen is duur
- Niet-gematchte pp worden uitgesloten
- Het effect van de gematchte variabele op de uitkomst kan niet worden bestudeerd
Matchen moet spaarzaam gebruikt worden, omdat het onomkeerbaar.
Matchen moet worden gebruikt om te controleren op zeer sterke verstorende factoren of verstorende factoren
die gemakkelijker te matchen dan te meten zijn
In de analysefase kan (mits de vereiste gegevens worden verzameld) een poging gedaan worden om te corrigeren
voor verstorende factoren. De volgende methoden kunnen worden toegepast op zowel RCT’s als observationele
studies.
Stratificatie: proefpersonen met vergelijkbare kenmerken of vergelijkbare niveaus van een verstorende
factor worden gegroepeerd en de relatie tussen blootstelling en uitkomst binnen elk stratum afzonderlijk
wordt geschat.
Het aantal verstorende factoren dat gelijktijdig kan worden gecontroleerd is beperkt, omdat het aantal
strata zich vermenigvuldigt en er in sommige strata kleine aantallen overblijven
Statistische modellering mbv meervoudige lineaire en logistieke regressie maakt aanpassing voor meerdere
verstorende factoren tegelijk mogelijk.
De effecten van verstorende factoren in observationele studies nemen niet af met toenemende steekproefgrootte,
in tegenstelling tot RCT’s die voldoende groot gemaakt kunnen worden om de mogelijkheid van toevallige
onevenwichtigheid te verkleinen.
3
, Kans
Toeval kan zeer verschillende groepen creëren. Een onevenwichtigheid van verstorende factoren kan een
uitgesproken effect hebben op de resultaten -> kan leiden tot een onnauwkeurige schatting van het effect. Het effect
van toeval/kans kan worden verminderd door grotere aantal te verzamelen of door correctie voor bekende factoren
in de analyse.
Study design overview
De brede categorieën van de onderzoeksopzet zijn hieronder weergegeven:
In experimentele studies brengt de onderzoeker een verandering aan in de onderzoekspopulatie en verzamelt
gegevens over de uitkomsten van die verandering. Primaire manier om nieuwe behandelingen te bestuderen.
RCT’s worden gezien als de gouden standaard. Maar ze zijn duur en kunnen vanwege uitsluitingscriteria niet
generaliseerbaar zijn. ze kunnen ook enigszins kunstmatig zijn, omdat ze verklarend zijn (-> bewijs leveren van wat er
kan worden bereikt in de meest gunstige omstandigheden) ipv pragmatisch (-> weerspiegelen de echte wereld van
de gezondheidszorg).
Experimentele non-RCT’s/community trials zijn studies waarbij experimentele eenheden (vaak grote
huisartspraktijken) niet-willekeurig worden toegewezen aan verschillende soorten diensten. Ze zijn vaak extern
geldig, maar intern niet vanwege bias en confounding.
RCT’s zijn de gouden standaard als ze passend, praktisch en ethisch zijn Heeft geleid tot denigratie van niet-
experimentele methoden. RCT’s zijn niet altijd de beste methode en observationele studies zijn nodig om de delen te
evalueren die RCT’s niet kunnen bereiken.
RCT’s kunnen zijn:
- Onnodig als het effect van een interventie dramatisch is en de kans op confounders klein
- Ongepast. Ze zijn zelden groot genoeg om nauwkeurig onregelmatige uitkomsten of interventies te meten
die zijn ontworpen om zeldzame gebeurtenissen te voorkomen. Bij onderzoeken waarbij de effectiviteit van
de interventie afhankelijk is van de overtuigingen en voorkeuren van de proefpersonen, kan de randomisatie
zelf de effectiviteit van de interventie verminderen.
- Onmogelijk. Vanwege de terughoudendheid van clinici om deel te nemen, ethisch onaanvaardbaar, politieke
kwesties vormen een belemmering. Contaminatie is een probleem dat zo’n onderzoek zou vereisen om het
te overwinnen, dat het niet haalbaar zou zijn.
- Ontoereikend. RCT’s zijn intern vaak geldig, maar missen externe validiteit omdat de zorgprofessionals,
patiënten of de setting van het onderzoek atypisch zijn. Of omdat patiënten een betere behandeling kunnen
krijgen, omdat ze aan een onderzoek deelnemen.
Bij observationele onderzoeken controleert de onderzoeker de behandeling of blootstelling niet, maar probeert hij
vergelijkingen te maken tussen mensen met en zonder ziektes of tussen mensen die wel en niet zijn blootgesteld.
4