Wat is metafysica?
Metafysische vragen
Metafysische vragen zijn vragen die niet gaan over de direct waarneembare werkelijkheid -
dat wat je kunt horen, voelen, aanraken, proeven, zien - maar over wat daarachter ligt, het
wezen ervan.
Arthur Schopenhauer
Deze Duitse denker schreef over de ‘metafysische behoefte van de mens’. De meeste
mensen proberen hun behoefte te bevredigen door middel van religie. Hij beschouwt religie
als een ‘volksmetafysica’. Verschillen tussen de wijsgerige metafysica en religie:
1. Religie verpakt haar antwoorden op dit soort vragen in mythen en allegorieen.
2. Religie berust op geloof, filosofie op weten
Schopenhauer kwam als eerste met een atheïstische metafysica: een metafysica zonder
god of goden. Al zijn voorgangers meenden dat het voor metafysische verklaringen
onontkoombaar is het bestaan van een god of goden aan te nemen.
Metafysica en wetenschap
De meeste wetenschappers beschouwden metafysica als de hoogste vorm van wetenschap.
René Descartes
Hij stelde de wetenschappelijke kennis voor als een boom, waarvan de metafysica de
wortels vormde, de fysica of natuurkunde de stam en de andere wetenschappen de takken.
Metafysica is dus het fundament. De hoogste, maar ook de diepste wetenschap.
Metafysici wilden de beperkingen van de ‘gewone’ wetenschap overstijgen, die immers
gebonden is aan de zintuiglijk waarneembare wereld, waardoor ze slechts beperkte kennis
kan verwerven. Ze kan vaststellen dat dingen bestaan en die in categorieën indelen; nagaan
hoe dingen ontstaan en werken, maar niet waarom ze er zijn.
Wetenschap is in staat tot ware kennis, maar blijft door haar aard altijd beperkt: binnen de
grenzen van de waarneming.
Metafysici meenden de volle waarheid, de Waarheid met een grote W, te kunnen bereiken.
Maar hoe? Tegen dat probleem liepen ze op. Waar wetenschappen hun kennis baseren op
zintuiglijke waarnemingen, onttrekken de objecten van de metafysica zich aan die
waarneming. Ze deden beroep op andere, hogere kennisbronnen dan de zintuigen: de rede,
de schouwende geest, aangeboren ideeën. Metafysische beschouwingen gingen gepaard
met een grondige analyse van de menselijke kenvermogens en de mogelijke objecten van
kennis.
, Klassieke metafysica
De natuurfilosofen
De oudste Griekse filosofen, tot Plato, rekenen we niet tot de metafysici, maar tot de
allereerste natuurwetenschappers. Deze natuurfilosofen baseerden hun theorieën op
filosofische bespiegelingen over de wereld die zij waarnamen, in plaats van op
wetenschappelijke experimenten. Zij wilden weten:
1. Hoe is de wereld ontstaan?
2. Welke beginselen liggen aan de wereld ten grondslag?
3. Uit welke oerstof bestaat de wereld?
Ze gingen als volgt te werk:
1. Ze keken goed om zich heen en concludeerden dat het universum een
onderliggende orde vertoont. Zij spreken dan ook van de kosmos, wat Grieks is voor
orde, harmonie en schoonheid.
2. Zij stelden dat die kosmos het resultaat is van onpersoonlijke, natuurlijke oorzaken.
3. Ze vonden dat de onderliggende orde in principe te begrijpen valt.
Zo kwam de logos (rede), wat in eerste instantie rechtvaardiging, verantwoording
betekende, in de plaats van de mythos (mythe). Dit betekende beredeneerde theorieën,
waarover je kon discussiëren, tegenover kritiekloos overgeleverde verhalen.
Leukippos en Demokritos
Zij hielden in hun verklaringen geen rekening met een god. De wereld is ontstaan doordat
ontelbare atomen op elkaar zijn gebotst.
Anaximander
Hij kwam met een voorloper van de evolutietheorie. Uit verhit water en aarde zijn visachtige
wezens ontstaan. In die vissen groeiden mensen. Als puber waren die mensen zo groot
geworden dat de visachtige wezens openbarsten en de mensen eruit kunnen.
Metafysica en ethiek bij Socrates
De metafysica ontstond nadat Socrates, zelf geschoold in de natuurfilosofie, tot de conclusie
kwam dat er nooit en te nimmer eensgezindheid zou komen over hoe de wereld nu werkelijk
in elkaar zit. Hij besloot zich daarom voortaan te wijden aan de ethiek. Historici vonden
Socrates zo belangrijk dat ze nog een naam bedachten voor de natuurfilosofen: de
presocraten (zij die voorafgingen aan Socrates).
Worden en zijn, schijn en werkelijkheid
Plato ontwikkelde zich van een filosoof die zich verdiepte in de ethiek, naar een die zich
verdiepte in metafysica.
Van Herakleitos leerde hij dat in de zintuiglijk waarneembare wereld alles voortdurend in
verandering is. Panta rhei (alles stroomt).
Van Parmenides n am Plato de gedachte over dat onze veranderlijke wereld een
schijnwereld is. Daarachter gaat de werkelijkheid van het eeuwige en onveranderlijke Zijn
schuil, die alleen inzichtelijk is voor het intellect.
Bij Pythagoras v ond hij hoe die onveranderlijke werkelijkheid achter de zintuiglijk
waarneembare wereld eruit ziet: het wezen van de dingen valt uit te drukken in getallen en
wiskundige verhoudingen. Daardoor verkeert de kosmos, de wereld als geheel, in een
toestand van eeuwige orde en harmonie.