100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Inleiding in de Kunstgeschiedenis III - aantekeningen €8,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Inleiding in de Kunstgeschiedenis III - aantekeningen

5 beoordelingen
 193 keer bekeken  34 keer verkocht

Volledige aantekeningen van Inleiding in de Kunstgeschiedenis III. Zelf een 8.9 gehaald, alleen door gebruik te maken van deze aantekeningen, zonder Janson's raad te plegen.

Voorbeeld 4 van de 101  pagina's

  • Onbekend
  • 5 februari 2020
  • 101
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (17)

5  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: 123456789s • 11 maanden geleden

review-writer-avatar

Door: monamarijke • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: charlottejanssen77 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: charlotteverweij • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: renskekasma • 3 jaar geleden

avatar-seller
robinalberts1
Inleiding in de Kunstgeschiedenis III
Aantekeningen colleges

College I – 4 februari 2019
Architectuur van de neo-stijlen
Periode 19de eeuw
Drie ontwikkelingen uit Janson – scheidslijn tussen hetgeen voor 1800 en de
nieuwe tijd:
 Industriële revolutie
o Hier begint de scheidslijn volgens Janson.
 Politieke revoluties
o Revolutie in de VS van … en 13 jaar later in Frankrijk.
 ‘Doctines of progress’
o Vooruitgangsgeloof – idee dat wetenschap en kennis zorgt voor
voortdurende verbetering van de gehele maatschappij (vooruitgang,
beschaving).
Nieuwe opvattingen over schoonheid: einde van het klassieke ideaal. Het nieuwe
schoonheidsideaal heeft alles te maken met de nieuwe neo-stijlen.

Industriële revolutie
Nieuwe vormentaal
Wat had de industriële revolutie te maken met de architectuur van deze tijd? Er
werden nieuwe materialen geproduceerd, eveneens kwamen er nieuwe bouw- en
productietechnieken.
 Hierdoor ontstaat er een nieuwe idee over de inhoud van het vak
‘architectuur’.
o Er ontstaat een nieuwe vormentaal – bijvoorbeeld de Eiffeltoren
(1889), bestaande uit staal, een nieuw bouwmateriaal: kan hoger,
dunner: monumentaal groot, tegelijk vrij dun en iel.
 Over de nieuwe vormentaal die mogelijk was werd enorm veel
gediscussieerd, veel mensen vonden dat de Eiffeltoren
bijvoorbeeld d schoonheid van Parijs te niet deed.
Ambachtelijk vak wordt juist een heel industrieel vak – architectuur gaat zich
verhouden tot de bouwindustrie. Massaproductie, standaardisering en
bouwarbeid zijn begrippen die hierbij staan. Je krijgt de architect tegenover de
ambachtsman (kent de materialen, weet hoe je iets in elkaar zet), deze staat
tegenover de architect als intellectueel.
 Arts & Crafts zet zich erg af tegen de industriële kant van de
architectuur.

Politieke revoluties
Revolutie in de VS en in Frankrijk (1789)
Volgens Janson komt er een einde, door de politieke revoluties, aan twee hele
grote machtsblokken: namelijk de aristocratie (het hof, adel) en de kerk. Dit
zorgt voor een nieuwe situatie in het opdrachtgeverschap.
 Er komt een andere opdrachtgeversituatie voor de architectuur: nieuwe
opdrachtgevers zorgen voor nieuw type gebouwen, maar ook voor nieuw
soort publiek.
o De nieuwe opdrachtgever is de samenleving zelf: de burgerij. Zijn
heel belangrijk in de 19de eeuw. Er wordt niet meer geschreven in
termen van onderdanen, maar over de bourgeoisie (burgers):
inwoners van de moderne democratieën die zichzelf besturen.
Burgerij was een grote groep met veel kapitaal in de middenklasse. De hele
groep met divseriteiten (enorm rijk, tot zichzelf onderhoudend) is de burgerij.

,Peter Gay, The Bourgeois Experience (1984-1998)
De Burgerij werd als groep heel erg belangrijk. Er vindt een verschuiving plaats
van het privé-domein naar het publiek-domein. Door de nieuwe opdrachtgevers,
krijg je een nieuw soort gebouwtype. Deze hebben alles te maken met de
verschuiving van privé naar publiek. Een nieuw voorbeeld is bijvoorbeeld het
Altes Museumgebouw in Berlijn (1824-1830). Had te maken met de confiscatie
van de staat en het adellijk bezit.
 Iets waar je vroeger niet bij kon komen, werd nu publiek tentoon gesteld.
Ook bijvoorbeeld de muziek verschoof naar het publiek-domein: de burgerij
kon naar de opera of het concertgebouw.
o Andere voorbeelden zijn het stadspark – in de 19de eeuw wordt dit
pas echt gebruikelijk, eerst ook al soms park van Versailles
opengesteld. Ook bibliotheken worden openbaar en toegankelijk,
denk bijvoorbeeld aan de Bibliotheek Ste. Genevieve in Parijs.
 Er komen ook nieuwe functies, die voorheen niet bestonden:
denk aan het warenhuis, waarbij alle winkels samen in één
gebouw zitten (La Samaritaine, Parijs). Ook het Grand-Hotel
werd belangrijk: dit is eigenlijk een soort ministad, waar van
alles valt te doen. Dit is van een schaal die voorheen
ongekend was.
De samenleving besefte zelf ook dat ze zich bevonden in een moderne, nieuwe
tijd, waarin fundamentele verandering en verschuivingen plaatsvonden.


Doctrine of Progress
Volgens Jansons is de Doctrine of Progress typerend voor de nieuwe wereld: het
alomvattende idee van vooruitgang.. Geloof wordt opgevat als bijgeloof en de
wetenschap staat centraal en wordt daardoor het nieuwe geloof.
 Eeuw van de encyclopedie, kranten staan vol met ontdekkingen en
wetenschap, boeken van Darwin werden bijvoorbeeld op station verkocht.
Wetenschappers reisden over de hele wereld en hielden lezingen, Doctrine
of Progress was dus enorm belangrijk.
Consequenties voor de architectuur waren dat de studie van
natuurwetenschappen enorm belangrijk werd voor de architectuur. Vroeger
leerde je het vak op de bouwplaats – in de leer bij een architect, maar bij de
bouw zelf aanwezig: hoe wordt iets bewerkt etc. Het was dus heel praktisch en
ambachtelijk.
 Dit verandert in de loop van de 19de eeuw – lesboeken van architecten
waren niet meer ambachtelijke receptenboeken, maar staan vol met
natuurwetenschappelijke kennis.
o De architect moet opeens alles weten van statica, biologie,
geologie etc.
Een andere consequentie was dat er een kritische studie plaatsvindt naar het
klassieke schoonheidsideaal. Alles staat ter discussie en alles wordt
onderzocht. Men onderzocht waarom de klassieke architectuur de universele
norm zou zijn voor schoonheid.
 Men probeerde wetenschappelijk te bewijzen waarom de klassieke
architectuur het voorbeeld was voor mooie, goede architectuur.

, o Gaandeweg het onderzoek staat het geloof van de klassieke
architectuur steeds meer ter discussie.
 Vanuit de kritische studie wordt dit uiteindelijk de vormgeving
van de neo-stijlen.
Het klassieke schoonheidsideaal werd weer ingesteld in de Renaissance, waar
de herontdekking van de Oudheid plaatsvond. Men leerde weer ontwerpen
volgens de klassiek orde. Dat ideaal, dat al eeuwen lang gerespecteerd werd,
kwam ter discussie te staan.



Nieuweopvattingen over schoonheid: einde van het klassieke ideaal volgt uit
1. Studie van nieuwe schoonheidservaringen: sublime en picturesque.
2. Studie van oorsprong en ontwikkeling in de architectuur – architectuur is
niet universeel, maar is voortdurend in ontwikkeling. Er is geen tijdloze
architectuur, er is geen statisch universeel schoonheidsideaal, maar er
ontstaat een dynamische architectuur.

Sublime
De man die verbonden is met de term sublime is Edmund Burke, A Philosophical
Enquiry into the Origin of our Ideas of the Sublime and the Beautiful (1756). The
Beautiful is het klassieke schoonheidsideaal, maar daarnaast bespreekt hij het
idee van de Sublime.
 Neemt je stap voor stap mee in toenemende twijfel: hij zegt dat er geen
vaste definitie van smaakt bestaat, maar ‘enquiry’. Smaak is volgens
Burke gebaseerd op zowel talent, als ervaring. De ervaring bestaat uit
beelden aangereikt te krijgen, die je gaat associëren met schoonheid.
o Dit idee van talent en ervaring staat lijnrecht tegenover het idee dat
iedereen de universele schoonheid zou herkennen.
De ervaring die ten grondslag ligt aan smaak, is aan de ene kant pleasure: dit
wordt veroorzaakt doordat je bijvoorbeeld lichtheid, harmonie, gladheid,
elegantie etc. ervaart en waarneemt. Dit vinden wij aangenaam en dit brengt ons
pleasure. Alles wat deze pleasure bezit, noemen we beautiful.
 Burke zegt ook dat we in onze waarneming een bepaald plezier en genot
kunnen ervaren door de ervaring van pain. Dit staat tegenover pleasure.
We zien duisternis, ruwheid, grofheid, chaos – een grenzeloosheid, denk
bijvoorbeeld aan het heelal. Dit veroorzaakt geen dreiging, maar er gaat
iets schijnbaars vanuit. De schijnbare dreiging van pijnt veroorzaakt bij ons
een bepaald genot, dit noem je sublime.
Deze tijd is ook de tijd van de opkomst van de Gothic-novels, denk bijvoorbeeld
aan Dracula. Sublime is een hele interessante categorie. Op het moment dat
Burke de term onderzocht, zie je dat het heeft overgenomen door de kunstenaars
van zijn tijd.

Strawberry Hill, Twickenham (1749 – 1777)
Dit is een voorbeeld van Sublime. De opdrachtgever, Horace Walpole, van
Strawberry Hill, schreef zelf ook een gothic novel. De Middeleeuwen stonden
centraal voor alles wat over het algemeen sublime was.

De architectonische kenmerken van sublime zijn:
 Algehele indruk van een gebouw is onregelmatig: is in zijn
onregelmatigheid schijnbaar natuurlijk. Het is organisch gegroeid, stap
voor stap – denk aan vergankelijkheid, je associeert het met het verloop

, van de tijd. Het gebouw doet er alles aan om eruit te zien alsof het door de
tijd uitgebreid is en niet in één keer zo is neergezet.
 Asymmetrisch – geldt zowel voor gevels als voor plattegrond. Dit
betekent dat je geen overzicht hebt, je komt telkens weer voor
verassingen te staan. Dit verrassingseffect is ook belangrijk in de sublime.
 Contrasten in schaal – zorgt voor onregelmatigheid, je zet kleien
gebouwen naast grotere gebouwen of vormen.
 Contrasten in materiaalgebruik – gebruik ruw naast glad, maar ook
verschillen in kleur.




James Wyatt, Fonthill Abbey, Fonthill Gifford (1796-1813)
Hier zie je duidelijker het contrast in schaal met een heel groot en een klein
gebouw.
Het werd een ruïne doordat de toren instortte in 1985 – een ruïne is ook typisch
voor de sublime, want het zorgde voor sublime door de vergankelijkheid en de
donkerte.
De sublime in Frankrijk is anders, doordat ze meer aan de symmetrie en de
geometrie hingen. Het was dus wél symmetrisch en geometrisch. Neem als
voorbeeld Project voor een graftombe van Isaac Newton van Étienne-Louis
Boullée (1784).
 Je ziet een gigantische bol, met in het bovenste deel van de koepel gaten.
Als je hierin zou staan zou je door het hemelse gewelf van de sterren
kunnen zien. Er zijn drie ringen omheen, net zoals planeten hebben. Je ziet
geen asymmetrie of onregelmatigheid, maar je ziet wel de monumentale
grootheid van dit ontwerp, zelfs de grote ingang valt in het niet: er is dus
wel veel contrastwerking (groot – klein, licht – donker).
o Spelen met oneindigheid, die werkt op je eigen nietigheid – wordt
als sublime ervaren.

Picturesque (schilderachtige)
Is ook wel de milde variant van ‘the sublime’. Het is gecommercialiseerd en wat
makkelijker te verteren. Beiden gaan uit van het feit dat je je smaak en
schoonheidsgevoel baseert op ervaringen. Een veelheid aan ervaringen wordt
dan ook als spannend ervaren. Er zijn vier kenmerken van sublime, die ook
gelden voor picturesque:
 Smaak wordt ontwikkeld op basis van ervaringen – doelstelling is dus
veelheid van ervaringen aanbieden. Volgens veel kunstenaars werd deze
veelheid van ervaringen aangeboden door de natuur. Hierdoor ontstaat er
een nieuw tuinontwerp, de landschapstuin of het landschapspark.
o Voorbeeld: Park at Stourhead (1743-1765). Alles is hier
asymmetrisch en heeft het doel om jou in een schijnbaar natuurlijk
landschap te laten verkozen. Het schijnbaar natuurlijke landschap is
‘schijnbaar’, doordat de natuur op alle mogelijke fronten is
geperfectioneerd: mooier en gevarieerder gemaakt dan de natuur
zelf al is.
 Refereert aan de natuur vanwege de sublime
(vergankelijkheid, natuurbeelden van grote wouden,
rotspartijen en watervallen), maar ook de plek waar de mens
als eerst kennis maakt met zijn ervaringen. De natuurmens is

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper robinalberts1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75323 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,49  34x  verkocht
  • (5)
  Kopen