Celbiologie en immunologie
IMM 1 - Introductie in immunologie en innate immuniteit
Bij immunologie zijn de colleges leidend, bij celbio is het boek leidend. Het zijn gesloten
vragen in het Engels.
De eerste drie hoorcolleges gaan over het eerste deeltentamen.
Aangeboren = aspecifiek, innate immunity
Aangeleerd = specifiek, adaptive immunity
Er is geen immuuncel die het alleen kan, daarom worden er signalen afgegeven. Cytokine
(signalering molecuul voor activatie) en chemokine (signalering molecuul voor migratie).
De tweede lijn van bescherming, innate immunity
De derde lijn van bescherming, adaptive immunity
Je T- en B-cellen kunnen ervoor zorgen dat je klieren opzetten als je ziek bent. Heel
belangrijk is het lymfesysteem:
Primaire; ontwikkeling van het adaptive immuunsysteem. In de B-cellen ontwikkelen
de bone marrow en in de T-cellen de thymus.
Secundaire; activering B-cellen en T-cellen.
Al je immuuncellen komen uit je beenmerg. Myeloïde en Lymphoide is de voornamelijke
voorloper van de adaptive immuunsysteem.
Part II: complement systeem
Complement systeem zorgt ervoor dat immuuncellen hun werk nog beter gaan doen. De
belangrijkste factor is C3 en wordt geactiveerd wanneer hij geknipt wordt in:
C3a anaphylatoxine.
C3b complement fixation. C3b fixeert op het membraan van het pathogeen, vaak
ligand. C3b kan daarna opgenomen worden, fagocytose.
Er zijn drie manieren waarop C3 geactiveerd wordt, ze kunnen nooit tegelijk geactiveerd
worden, ze leiden alle drie tot activatie van C3 convertase (die knipt C3):
Alternatieve route, start altijd aan het vlak waar het pathogeen zich bevindt. Zodra in
de buurt komt van watermoleculen, volgt hydrolyse. In de tussentijd worden er
eiwitten geproduceerd, waardoor de rest ook actief wordt.
Lectine route, eerst bindt MBL aan het pathogeen oppervlak, waardoor er
complementfactoren geknipt worden die C3 convertase kunnen vormen.
Klassieke route, CRP bindt aan het pathogeen oppervlak. De complement factor C1
bindt aan CRP, ?
Membrane attack complex
Part III: innate cellular response
Macrofagen zitten in alle weefsels, eten grote moleculen.
Neutrofiel leeft kort, een macrofaag leeft langer.
Nk-cel is actief bij virussen.
Nk-cellen altijd op het oppervlakte, verandert niet.
,IMM 2 - Adaptieve immuniteit: T cell ontwikkeling
CLR is een suiker en bindt aan de receptor van het pathogeen.
TLR geven een intercellulair signaal, waardoor de macrofaag signaalmoleculen uit kan
scheiden.
Een deel van de cytokines dat de macrofaag maakt, gaat het bloed in naar de lever, die
eiwitten maken.
Een NK-cel moet kunnen zien welke cel beschadigd is en welke gezond zijn. Hij heeft op zijn
oppervlak receptoren voor activatie en inhibitie, ze hebben deze receptoren altijd. Het ligt er
alleen aan welke liganden ze tegen komen.
Type I IFN zorgt voor het remmen virus geinfecteerd cel replicatie, signaleren dat ze moeten
stoppen met celdeling. En zorgt voor geactiveerde liganden.
Een geïnfecteerde cel heeft activerende liganden.
Interferon response
T-cellen hebben een specifieke receptor, bovenin bevindt zich het antigen bindend deel.
Verschillende T-cellen:
CD4+ is de helpercel en zal extra signalen geven.
CD8+ is de Tc cel (killen), deze laten de cytosine in apoptose gaan.
Een antigen kan herkend worden door receptoren van het adaptieve immuunsysteem of
antilichamen. T-cellen herkennen specifiek kleine delen, waardoor de adaptieve
immuunsysteem erg specifiek ik.
B-cellen en antilichamen kunnen binden met een pathogeen, humorale respons.
T-cellen kunnen niks met een pathogeen, cellulaire respons. Het stukje epitope (klein stukje
antigeen) blijft vastzitten.
MHC klasse I en MHC klasse II. Een MHC I kan alleen aan een CD8 binden (target cell) en
een MHC II aan een CD4 (APC).
Ontwikkeling van T-cellen vindt plaats in primaire lymfoïde organen.
T-cell receptor bestaat uit twee ketens: TCR alpha en TCR beta. Deze twee ketens bestaan
uit drie regio's: V (variabele region), C (constant region) en een transmembrane region. Het
C deel is voor elk receptor hetzelfde, het V deel varieert en is op een andere plek in het DNA
te vinden.
Je RAG-enzymen knippen je DNA in het variabele deel tijdens de ontwikkeling van je B-
cellen en T-cellen en knippen random. Dit gebeurt in de thymus.
T-cellen binnen nooit een intact antigen, het moet gepresenteerd worden door een MHC cel.
Zonder TCR, antigen en MHC kan het T cel niks.
MHC moleculen
Verschillende genen
Genen familie
drie per MHC subtype
, making isotypes
Genetische variaties binnen de populaties
polymorphisms
making allotypes
Grote variatie in HLA moleculen is goed. HLA molecuul zorgt voor antigeenpresentatie. Een
MHC molecuul kan veel verschillend peptidebindingen presenteren, het verschilt door de
anker residuen. Zelf en niet-zelf peptides kunnen gepresenteerd worden door MHC cellen.
In de thymus vindt selectie plaats op basis van binding van het antigen en MHC. De cortex is
de uiterste rand en de medulla is het middelste, daartussen bevindt zich de corticomedullaire
junction.
De meeste T cellen (blauwe cellen) zitten in de cortex en daar worden ook de meeste
verwijderd. Er zijn twee selectie: eerste binding is positief en de tweede negatieve selectie.
Eerste: binding eigen MHC. Geen binding -> 98% gaat in apoptose. Wel binding ->
kan binden aan ons MHC cellen en 2% overleefd (gaan naar de medulla). Binding is
goed, dit moet nog getest worden door de negatieve selectie.
Tweede: binding zelf peptides. Sterke binding -> autoreactief, apoptose. Moderate
binding -> overleven. Het verwijderen van de autoreactieve cellen, tolerantie ?.
Verlaten de thymus via het bloed, waarna ze recirculeren.
IMM 3 - Dendritische cellen en T cel gemedieerde immuniteit
Je T cel receptor is specifiek voor een type antigen.
Een HLA molecuul is een MHC molecuul.
We hebben maximaal 12 verschillende MHC moleculen.
Als er geen infectie is presenteren je MHC moleculen altijd zelf peptides, door positieve en
negatieve selectie hebben we niet allemaal een auto-immuunziekte.
Na positieve selectie is er nog steeds kans dat er zelf peptides aanwezig zijn.
B cellen kunnen binden aan het antigen, T cellen hebben hiervoor MHC moleculen nodig.
Process of antigen presentation:
Pathogen uptake
Antigen processing
Antigen presentation
Antigen recognition
Macrofagen werken samen met neutrofielen. Het adaptieve immuunsysteem kan signalen
geven waardoor macrofagen beter hun werk gaan doen.
Endogenous route (komt van binnen)
Door alle cellen met een nucleus kan een MHC I molecuul gepresenteerd worden (dus
behalve rode bloedcellen). Zodat ze aan CD8 T cellen kunnen laten zien dat ze geïnfecteerd
zijn. De eiwitten zitten in het cytoplasma, namelijk het proteasome, die zorgt ervoor dat een
geheel in stukjes wordt geknipt. Het MHC I molecuul bevindt zich in het ER. Via het TAP
(Transport Associated Protein) zorgt ervoor dat de peptides naar het ER getransporteerd
worden, waardoor MHC I geladen wordt en gepresenteerd wordt.
Exogene route (komt van buiten)
Je antigen wordt eerst verwerkt tot kleine stukjes: fusie van endosoom met je lysosoom. Een
lysosoom is erg zuur, waardoor het zuurder wordt en proteases actief worden. Dendritische
cellen en macrofagen presenteren het, omdat ze kunnen fagocyteren. Ook B cellen kunnen