Inleiding Psychologie
Hoorcollege 1 - Grondslagen van de Psychologie
-Psychologie/zielkunde is de academische discipline die zich bezighoudt met het innerlijk
leven (kennen, voelen en streven) en het gedrag van mensen.
-Psychologie gaat over hoe gedrag van individuen gemotiveerd is (waarom doet deze
persoon dit?) en de direct waarneembare (bijv. omgevingsfactoren), de privaat
toegankelijke (motieven, wensen, meningen/attitudes, gedachten herinneringen etc.) en
onbewuste processen en toestanden die hierbij een rol spelen.
● Direct waarneembare aspecten: kun je waarnemen en meten (agressief gedrag,
reactietijd, omgevingsfactoren)
● Privaat toegankelijk: is alleen kenbaar voor de persoon, niet voor anderen
(boosheid, verdriet, jaloezie, motieven, wensen, meningen/attitudes, gedachten,
herinneringen etc.)
● Onbewust: is niet kenbaar voor de persoon en anderen (impliciete stereotypen,
klassiek geconditioneerde responsen)
-Grondleggers van de psychologie:
● Wilhelm Wundt (1832-1920) → onderzoek
naar elementaire processen
- Eerste universitaire psychologische
laboratorium in 1879, Leipzig (volgens
de Duitsers)
- Wundt illusie → krom lopen van lijnen
(onderzoek naar waarneming en
waarnemingsdrempels)
- Methode: introspectie (vraag
proefpersonen hun ervaring)
● William James (1842-1910)
- Onderzoek naar emoties
- Emotie = verandering in het lichaam
- Facial feedback hypothese → onderzoek naar: Voel je je sip? Probeer te
lachen → werkt echt (emotie is lichamelijke verandering)
-3 uitgangspunten in de moderne psychologie (p. 2-10):
1. Fysieke veroorzaking van gedrag → psychologie gaat toch over emoties,
gedachten, kennis etc.? → dit lijken niet-materiële fenomenen te zijn = probleem
● Tot 17e eeuw: mens bestaat uit lichaam (stoffelijk) en ziel (onstoffelijk) →
het dualisme (werd beweerd door kerk → westerse filosofie nauw verbonden
met en beperkt door religie)
● De ziel beïnvloedt het lichaam (en stuurt aan) → dit is problematisch
● René Descartes → dieren hebben geen ziel (alleen fysieke oorzaken) → dus
alles wat zowel dieren als mensen doen heeft een fysieke oorzaak.
- Dieren hebben geen gedachten, dus die komen uit de ziel
- ‘the ghost in the machne’ (Gilbert Ryle)
, - Het ziel en lichaam communiceren in
de pijnappelklier/epifyse (volgens
Descartes) → klopt niet
● Draadachtige structuren (nu
zenuwen of neuronen)
● Zintuiglijke waarneming (bijv.
vinger tegen kaars) naar brein
→ ziel interpreteert en denkt
erover na (verwerkt de
stimulus) → ziel initieert actie
en stuurt spieren aan
● Thomas Hobbes (1588-1679) → er is geen
ziel, alleen maar materie (Materialisme) → problematisch: is een gedachte
ook materie?
- Nee? → nog steeds probleem (zie Descartes)
- Ja? → dan moet je gedachten en
gevoelens dus vanuit materie
kunnen verklaren (Maar hoe dan?)
● Belangrijke ontwikkelingen in de 19e
eeuw:
- 1. Dieronderzoek: reflexen (met
bijvoorbeeld stroom) → neurale
processen
● Alle gedrag (ook
breinmechanismen) zijn
reflexen → Ivan Sechenov
- 2. Lokalisatie van functies in het
brein (delen van brein werken niet) → schade aan bepaalde delen
van het brein resulteert in selectie uitval
● Bijvoorbeeld gebieden van (Paul) Borca (motorische
spraakcentrum) en (Carl) Wernicke (motorische
spraakcentrum, begrijpen) voor taal
● Algemeen geaccepteerd
idee: gevoelens,
gedachten etc. hebben
fysieke oorzaken →
maakt mogelijk
psychologische
processen empirisch te
onderzoeken
2. Gedrag/psychische processen worden gevormd door ervaring
● Brits empirisme (o.a. Locke, Berkeley en Hume)→ baby komt leeg op de
wereld en door ervaring
● Kennis en gedachten worden gevormd door sensorische ervaring
● Locke (1632-1704): mensen komt als een onbeschreven blad (‘Tabula
Rasa’) ter wereld en worden geheel gevormd door ervaring
- Kinderen worden geboren zonder de neiging of voorkeuren om
invloed uit te oefen op de manier waarop ze leren en zich ontwikkelen
, → er is geen andere ‘human nature’, dan het vermogen om iemands
gedrag aan te passen aan de eisen van de omgeving volgens Locke
● Navitisme (tegenovergestelde empirisme): veel van bepalende menselijke
gedachten en motieven zijn aangeboren (o.a. Kant en von Leibniz)
- A priori kennis: aangeboren → in de menselijke hersenen gebouwd
(het vermogen om een taal te leren)
- A posteriori kennis: aangeleerd door ervaring uit de omgeving
(specifieke woorden en grammatica leren)
● Debat is nog steeds erg actueel: nature vs. nuture → beide een beetje waar
- Bijv. is goed kunnen voetballen aangeboren of een kwestie van veel
trainen?
3. De machinerie voor gedachten en gedrag (d.w.z. brein, lichaam) is
vormgegeven door natuurlijke selectie
● Charles Darwin → Evolutie: survival of the fittest → alles aan het lichaam
is ontwikkeld door selectief overerven (heel lang proces) → degene die de
eigenschappen overerven die goed zijn aangepast aan hun lokale omgeving
hebben de grootste kans te overleven
- Fysieke eigenschappen erf je want hebben overlevingswaarde (geldt
ook voor bepaalde gedragingen → hebben een fysieke oorzaak)
● Verdriet, lachen, boosheid hebben overlevingswaarde (en zijn
dus deel erfelijk)
- Darwin bestudeerde de functie van gedrag → de manieren, waarop
een organisme zijn gedrag helpt bij het overleven en het voortplanten
- Darwin helpte bij het overtuigen van geleerden dat mensen deel
uitmaken van de natuurlijke wereld en kunnen worden begrepen via
de methoden van de wetenschap
● 2 belangrijke bijdragen van Darwin:
1. Mensen zijn dieren
● Mensen hebben geen bijzondere eigenschappen
2. Nadruk op functie van gedrag (vgl. ecologische psychologie)
● Belang van functie: wat is het nut van boos zijn, verdriet zijn
etc.? → huilen → gebruiken als communicatie (baby’s)
● Implicatie: soms kun je gedrag begrijpen door naar de functie
ervan te kijken
● Gedrag is geërfd → verder ontwikkeld, doordat het vermogen
om te communiceren dmv emoties of intenties iemand zijn
kans om te overleven vergroot
-Iedereen is psycholoog: iedereen maakt voor het verklaren van eigen/andermans
gedrag gebruik van ideeën over mentale toestanden, motieven en hun relatie met
gedrag → gebaseerd op ervaring (met jezelf of anderen) en dingen die ‘algemeen
bekend’ worden verondersteld (belangrijk te onderscheiden van wetenschappelijke
psychologie)
● Onderscheiden ideeën die je zelf hebt bedacht door ervaring (hoe werkt alles tussen
je oren) en hoe het algemeen bekend is
● 3 potentiële valkuilen:
, 1. Folk psychology/common sense psychology: mensen verklaren gedrag
van zichzelf en anderen door bepaalde mentale kenmerken aan hen toe te
schrijven (emoties, wensen, stemmingen, pijn, gedachten)
- We hebben vaak impliciete theorieën over emoties, wensen etc. van
onszelf en anderen → bijv. verdriet moet je niet opkroppen, daar word
je somber van → als je 4x achter elkaar verliest neemt het vertrouwen
van het team af. (We hebben mini-theorieën die mede ons gedrag
beïnvloeden/verklaren)
- Soms zijn dergelijke aannames en ideeën juist, vaak ook niet (vaak
wel bruikbaar → stelt ons in staat je eigen gedrag te analyseren en
veranderen, met anderen te communiceren, gedrag te anticiperen
etc.)
2. Gebruik van hypothetische constructen (emotie, depressie, geheugen,
intelligentie, redenatie etc.) → nuttig omdat ze helpen theorieën te vormen →
verklaringen met HC’s zijn soms echter lastig (Fransien haalt een hoog cijfer,
omdat ze intelligent is (hoe weet je dat Fransien intelligent is?)
- Kun je zwaartekracht zien? → zwaartekracht is hypothetisch construct
(HC):
● niet direct waarneembaar → bezit aantal veronderstelde
eigenschappen (zwaartekracht geeft objecten gewicht) → kunt
consequenties zien van het hypothetisch ding of proces
(appels van van bomen) → gebruiken het om observeerbare
dingen mee verklaren (appels vallen van bomen door Fzw)
- Emotie is hypothetisch construct
3. Gebruik van metaforen (niet per se fout maar is goed je ervan bewust te
zijn) → veel gebruikt in wetenschap
- Maakt van een abstract, moeilijk voor te stellen idee iets concreets
(iets dat je kunt ervaren) →bijv. “Het leven is een achtbaan” → het
maakt beelden tastbaar
● Voordeel= vergemakkelijkt communicatie, maakt zaken
voorstelbaar
● Nadeel= metaforen gaan een eigen leven leiden (geloven in
eigen metaforen)
- Voorbeeld uit psychologie: Machine-metafoor voor het lichaam,
computer-metafoor voor het brein etc:
● ‘Informatie wordt opgeslagen in het langetermijngeheugen’
● ‘Onaangename ervaringen worden verdrogen’
- Model van selectieve aandacht (Broadbent, 1958):